- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-14860
- Uitspraakdatum 20 april 2018
- Publicatiedatum 02 april 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Eindvonnis. Echtscheidingsrecht. Als er schriftelijke stukken worden overgelegd waarin verklaringen zijn opgenomen van derden met betrekking tot de duurzame ontwrichting, kunnen deze verklaringen niet voor het bewijs worden meegenomen.
Het hof is van mening dat de verklaringen niet onder ede zijn afgelegd. Het Hof is het eens dat een der partijen door het overleggen van schriftelijke verklaringen op een ongeoorloofde wijze in zijn belang is geschaad omdat deze niet in de gelegenheid is geweest de getuigen te confronteren met eventuele vragen of feiten welke hij zou willen stellen of aan hun zou willen voorhouden naar aanleiding van de verklaringen.
Uitspraak
G.R.No. 14860
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
in de zaak van
[appellant],
wonende in Aruba,
appellant, hierna aangeduid als ”de vrouw”,
gemachtigde: mr. M.G.A. Vos, advocaat,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in [district],
geïntimeerde, hierna aangeduid als ”de man”,
gemachtigde: mr. D. Moerahoe, advocaat,
De Fungerend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis van 2 oktober 2015.
1. Het verdere procesverloop
– het proces-verbaal van de zitting in appél van 3 december 2015, aangetekend op de kaft van het proces-dossier;
– het proces-verbaal van de zitting in appél van 16 december 2015, aangetekend op de kaft van het proces-dossier;
– de conclusie tot uitlating na niet gehouden enquête zijdens de man;
– de conclusie tot uitlating na niet gehouden enquête zijdens de vrouw, met producties;
– de conclusie tot uitlating producties zijdens de man.
2. De verdere beoordeling
2.1 Hier wordt overgenomen en volhard bij hetgeen hiervoor in het tussenvonnis in deze zaak gewezen en uitgesproken op 2 oktober 2015 is overwogen en beslist.
2.2 Het hof stelt het volgende voorop. Het hof constateert dat uit de in het procesdossier aangetroffen stukken, meer in het bijzonder de huwelijksakte van partijen staat dat op 5 oktober 1962 met elkaar zijn gehuwd [geïntimeerde] en [appellant]. Omdat in het proces in hoger beroep de vrouw zichzelf steeds [naam] noemt gaat het hof ervanuit dat er aan haar zijde sprake is van een schrijffout voor wat betreft de eerste voornaam met name [voornaam1] in stede van [voornaam2]. Daarnaast is de tweede voornaam van de vrouw namelijk [voornaam3] weggelaten. Het hof begrijpt dat ook deze weglating een duidelijke omissie is en dat [appellant] en [naam]dezelfde persoon betreft. In de kop van het vonnis is bereids hiermee rekening gehouden.
2.3 De vrouw is bij bovenvermeld tussenvonnis toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat de duurzame ontwrichting in overwegende mate aan de man is te wijten. Hiertoe is de zaak afgeroepen voor de zitting van 3 december 2015 en daarna wederom voor de zitting van 16 december 2015.
2.4 Op de enquête dagen is door de raadsvrouwe van de vrouw aangegeven dat zij geen getuigen heeft om te doen horen waarna de enquête is gesloten.
2.5 Bij haar conclusie na niet gehouden enquête heeft de vrouw vier schriftelijke stukken overgelegd waarin verklaringen zijn opgenomen van derden met betrekking tot de duurzame ontwrichting.
2.6 De man heeft op de verklaringen gereageerd waarbij hij aangaf dat de verklaringen vals zijn. Dat deze verklaringen niet kunnen worden meegenomen voor het bewijs omdat de getuigen niet op de zitting zijn verschenen en hij daardoor ook niet de getuigen vragen heeft kunnen stellen en de getuigen niet met hem geconfronteerd konden worden in het kader van de waarheidsvinding.
2.7 Het Hof overweegt dat de verklaringen niet onder ede zijn afgelegd waardoor het feit dat de man de verklaringen van valsheid beticht met zich meebrengt dat de verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden meegenomen. Ook is het Hof het eens met de man dat hij door het overleggen van schriftelijke verklaringen op een ongeoorloofde wijze in zijn belang is geschaad omdat hij niet in de gelegenheid is geweest de getuigen te confronteren met eventuele vragen of feiten welke hij zou willen stellen of aan hun zou willen voorhouden naar aanleiding van de verklaringen.
2.8 Nu er verder geen bewijs is geleverd zal het Hof het ervoor houden dat de vrouw het aan haar opgedragen bewijs niet heeft kunnen leveren waardoor het vonnis in eerste aanleg onder aanvulling van gronden zal worden bevestigd.
2.9 De proceskosten zullen tussen partijen warden gecompenseerd nu zij echtelieden zijn.
3. De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
3.1 Bevestigt het vonnis tussen partijen gewezen op 21 oktober 2009 in de zaak met A.R.No . 08-3921, onder aanvulling van gronden;
3.2 Compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. S.S.S. Wijnhard, Lid en mr. A.C. Johanns, Lid-Plaatsvervanger en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 20 april 2018, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen, advocaat mr. C.A.F. Meijnaar namens advocaat mr. M.G.A. Vos, gemachtigde van appellant, terwijl geïntimeerde noch in persoon noch bij gemachtigde is verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld