Op 16 december 2022 is tijdens de behandeling van de december strafzaak in hoger beroep het lid van de hoger beroepskamer kolonel D. Kamperveen gewraakt.
Ingevolge artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering kan een rechter door een verdachte of de vervolgingsambtenaar gewraakt worden in het geval dat er ten aanzien van die rechter feiten of omstandigheden bestaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid ernstig schade zou kunnen lijden, anders gezegd, wanneer feiten of omstandigheden bestaan die ertoe leiden dat de rechter niet meer als onpartijdig wordt ervaren. Indien een verdachte of vervolgingsambtenaar van mening is dat daarvan sprake is mag die de rechter wraken tijdens de zitting.
De advocaat van de verdachten heeft op voornoemde zitting namens de verdachten de wraking voorgedragen. Hij beriep zich op drie gronden voor de wraking namelijk, dat het lid en het slachtoffer Andre Kamperveen dezelfde grootvader hebben en daardoor volle neven zijn, voorts dat het lid tijdens de descente slechts vragen stelde met betrekking tot het slachtoffer Andre Kamperveen en dat het lid informatie verkregen zou hebben van de familie van bedoeld slachtoffer. Deze feiten zouden, zo stelde de advocaat, ertoe leiden dat het lid Kamperveen niet meer onbevangen en onpartijdig over de zaken zou kunnen oordelen.
Ingevolge artikel 441 van het Wetboek van Strafvordering wordt over de wraking beslist door de hofkamer (de wrakingskamer) die de zaak behandelt, met dien verstande dat de gewraakte rechter voor de behandeling van de wraking geen deel uitmaakt van de kamer en waarbij door de President van het Hof een andere rechter in diens plaats wordt aangewezen.
Op 5 januari 2023 is door de wrakingskamer van het Hof, bestaande uit mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, en de leden mr. A. Charan en mr. I.S. Lachitjaran, beslist op de wraking. Op de zitting waren aanwezig de verdachten Bouterse, Dendoe, Dijksteel en Gefferie. De verdachte Brondenstein was afwezig vanwege gezondheidsredenen. De verdachten werden bijgestaan door hun advocaat I.D. Kanhai BSc. Namens de vervolging was aanwezig de waarnemend Procureur-Generaal mr. C. Rasam.
Het Hof heeft beslist dat de wraking ongegrond is. Het Hof kwam tot dit oordeel omdat het is gebleken dat het gewraakte lid en het genoemde slachtoffer niet dezelfde grootvader hebben doch aan elkaar gerelateerd zijn in de zesde graad. Voorts omdat is gebleken dat het niet juist is dat het lid slechts vragen stelde over het genoemde slachtoffer en dat het niet aannemelijk is gemaakt door verdachten dat het lid informatie zou hebben ontvangen van de familie van het genoemde slachtoffer.
Bij de uitspraak is tevens beslist dat de behandeling van de zaken moet worden hervat in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de wraking. Hierna heeft de hofkamer, bestaande uit Sewratan als kamerpresident en de leden Charan en kolonel Kamperveen, de behandeling van de zaken hervat. De verklaringen van de getuigen P. van Haperen en H. Venoaks, die eerder zijn verhoord, zijn voorgelezen. Na het voorlezen van de getuigenverklaringen zijn nog nadere vragen beantwoord door de verdachte Bouterse, gesteld door de leden van de Hofkamer, de waarnemend Procureur-Generaal en de raadsman. Hierna werd desgevraagd door de verdachten aangegeven dat zij niets meer naar voren hadden te brengen. Het verdachtenverhoor is vervolgens door de kamerpresident gesloten.
De zaak is uitgesteld naar dinsdag 31 januari 2023 om 09:00 uur. Op die dag zal de waarnemend Procureur-Generaal het requisitoir houden.
Lees ook het vorige bericht: https://rechtspraak.sr/actualiteiten/behandeling-december-strafzaak-in-hoger-beroep-van-16-december-2022/
Paramaribo, 6 januari 2023
Communicatie Unit Hof van Justitie