HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
G.R. nummers (KG)15889 en (KG)15889A
Civarnummers: 2019H00055 en 2019H00056
1 maart 2024
In de zaak met G.R. nummer 15889 van
A. SURINAME ALUMINIUM COMPANY LLC, rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Van’t Hogerhuysstraat 3, te Paramaribo,
B. HET SURALCO PENSIOENFONDS,
gevestigd en kantoorhoudende aan 201 Isabella Street, suite 50 Pittsburgh, PA 15212-5858, Verenigde Staten van Amerika, in deze zaak domicilie gekozen hebbend te Paramaribo ten kantore van zijn gemachtigde,
appellanten in kort geding,
hierna gezamenlijk te noemen “Suralco c.s.” en afzonderlijk aan te duiden als “Suralco” en “het fonds”,
gemachtigde: mr. H.R. Lim A Po Jr., advocaat,
tegen
- [Naam 1],
wonende te [plaats], [adres 1],
- [Naam 2],
wonende te [plaats], [adres 2],
- [Naam 3],
wonende te [plaats], [adres 3],
- [Naam 4],
wonende te [district], [adres 4],
- 392 ANDEREN,
allen wonende te [plaats],
hierna te noemen: “de gepensioneerden” (meervoud),
geïntimeerden in kort geding,
gemachtigde mr. S.M.D. Sitaram, advocaat,
en in de zaak met nummer 15889A van
- [Naam 1],
wonende te [plaats], [adres 1],
- [Naam 2],
wonende te [plaats], [adres 2],
- [Naam 3],
wonende te [plaats], [adres 3],
- [Naam 4],
wonende te [district], [adres 4],
- 392 ANDEREN,
allen wonende te Paramaribo,
hierna te noemen: “de gepensioneerden” (meervoud),
appellanten in kort geding,
gemachtigde mr. S.M.D. Sitaram, advocaat,
tegen
A. SURINAME ALUMINIUM COMPANY LLC, rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Van’t Hogerhuysstraat 3, te Paramaribo,
B. HET SURALCO PENSIOENFONDS,
gevestigd en kantoorhoudende aan 201 Isabella Street, suite 50 Pittsburgh, PA 15212-5858, Verenigde Staten van Amerika, in deze zaak domicilie gekozen hebbend te Paramaribo ten kantore van zijn gemachtigde,
geïntimeerden in kort geding,
hierna gezamenlijk te noemen “Suralco c.s.,” en afzonderlijk aan te duiden als “Suralco” en “het fonds”,
gemachtigde: mr. H.R. Lim A Po Jr., advocaat,
inzake de door partijen ingestelde hoger beroepen van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton in kort geding uitgesproken vonnis van 24 oktober 2019 bekend onder AR 17-2599, spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
- Voorvragen en beoordeling daarvan met betrekking tot de ontvankelijkheid van het fonds en van de gepensioneerden
1.1 In geen van beide zaken in hoger beroep hebben partijen gegriefd van het oordeel van de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 2.2, inhoudende dat het fonds geen rechtspersoonlijkheid heeft en dus niet zelfstandig in rechte kan worden betrokken. De kantonrechter heeft hieraan de gevolgtrekking verbonden dat de gepensioneerden niet ontvankelijk zijn in hun vordering tegen het fonds.
Tussen partijen is ook in dit hoger beroep komen vast te staan dat het fonds een Trust naar het recht van de Staat Pennsylvania is en als zodanig geen rechtspersoonlijkheid heeft.
Daaruit volgt dat in deze hoger beroepen alleen Suralco procespartij is en het door de gepensioneerden ingestelde hoger beroep tegen het fonds niet ontvankelijk moet worden verklaard. Evenzo zal het fonds in het door hem ingediend hoger beroep tegen de gepensioneerden, niet worden ontvangen.
1.2 Uit de in eerste aanleg en in hoger beroep gewisselde stukken met name uit het tussenvonnis in de zaak AR 17-2599, uitgesproken op 11 oktober 2018, is voor het Hof van Justitie kenbaar dat de zaak is aangevangen door 396 gepensioneerden als eisers. Suralco heeft telkenmale aangevoerd dat zij te weinig informatie heeft gekregen om te toetsen of al deze gepensioneerden ontvankelijk zijn en of zij allen voldoende belang hebben bij het voeren van deze procedure(s).
Ook is van de zijde van Suralco aangevoerd dat een of meerdere gepensioneerden inmiddels zijn overleden en dat daarom op de voet van artikel 185 Rv. de procedure geschorst moet worden.
1.3 Mede om proceseconomische redenen, kiest het Hof van Justitie er voor om nu niet meteen per gepensioneerde uit te zoeken of hij/zij nog leeft en of hij/zij dan persoonlijk voldoende belang heeft bij het voeren van deze gedingen in hoger beroep.
In dit kort geding in eerste aanleg en in de zaken in hoger beroep is immers ook aannemelijk geworden dat er onder de gepensioneerden nog steeds voldoende personen bevinden die belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling in kort geding van de ingestelde hoger beroepen. Daarbij komt dat de te beantwoorden rechtsvragen voor Suralco enerzijds en voor de daadwerkelijk belanghebbende gepensioneerden steeds dezelfde vragen betreffen. De daadwerkelijk belanghebbende gepensioneerden hebben dus steeds hetzelfde belang in deze procedures in hoger beroep.
Bij een afweging van het belang van Suralco om precies te weten wie van de overlevende gepensioneerden daadwerkelijk belanghebbenden zijn bij de uitkomsten van de ingestelde hoger beroepen ten opzichte van het belang van de nog levende gepensioneerden bij een inhoudelijke beoordeling van de hoger beroepen in kort geding, acht het Hof het laatstgemelde belang van de nog levende gepensioneerden zwaarder wegen en zal het Hof van Justitie de gepensioneerden voorshands ontvankelijk achten in de door hen tegen Suralco in kort geding ingestelde vordering.
1.4 Eveneens om proceseconomische redenen kiest het Hof van Justitie er in dit stadium voor om de procedure in hoger beroep niet te schorsen, ook al is voldoende aannemelijk dat er inmiddels een of meerdere eisers zijn overleden.
Ook hier weegt het belang van de overgebleven rechthebbende gepensioneerden om te weten waar zij aan toe zijn op voorhand zwaarder dan de belangen van Suralco om eerst te weten of er nog erven zijn die in de procedure de plaats van de overledene kunnen innemen.
2 Het procesverloop in hoger beroep in beide zaken
2.1 Het procesverloop in hoger beroep in beide zaken blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:
- geen van partijen is bij de uitspraak aanwezig geweest;
- bij mededelingen van de griffie aan partijen op de voet van artikel 119 lid 3 Wetboek van Surinaamse Rechtsvordering (Rv.) van 15 november 2019 is de inhoud van het vonnis waarvan beroep aan partijen meegedeeld;
- het proces-verbaal van 1 november 2019 van de griffier der kantongerechten, waarin is vermeld dat, Suralco c.s. gebruik wensen te maken van het recht om tegen voormeld vonnis van 24 oktober 2019, bekend onder A.R. nummer 17-2599 hoger beroep in te stellen (hetgeen geleidt heeft tot onderliggende zaak in hoger beroep in kortgeding bekend onder 15889 Civarnummer 2019H00055);
- het proces-verbaal van 31 oktober 2019 van de griffier der kantongerechten, waarin is vermeld dat, de gepensioneerden gebruik wensen te maken van het recht om tegen voormeld vonnis van 24 oktober 2019, bekend onder A.R. nummer 17-2599 hoger beroep in te stellen (hetgeen geleidt heeft tot onderliggende zaak in hoger beroep in kortgeding bekend onder 15889A Civarnummer 2019H00056) ;
- de fungerend-president van het Hof van Justitie heeft in de zaak bekend onder 15889 op 29 september 2020 beschikt dat partijen tegen 15 januari 2021 moesten worden opgeroepen om voor het Hof van Justitie te verschijnen;
- het exploot van betekening van die oproep aan de gepensioneerden van donderdag 15 oktober 2020;
- de fungerend-president van het Hof van Justitie heeft in de zaak bekend onder 15889A op 29 september 2020 beschikt dat partijen tegen 15 januari 2021 moesten worden opgeroepen om voor het Hof van Justitie te verschijnen;
- het exploot van betekening van die oproep aan Suralco c.s. van donderdag 23 januari 2020;
en in de zaak bekend onder K.G. 15889 voorts:
- de memorie van grieven met producties van Suralco;
- de memorie van antwoord tevens uitlating producties van de gepensioneerden;
- de pleitnota van Suralco;
- de antwoord pleitnota van de gepensioneerden;
- de repliek pleitnota van Suralco;
- de dupliek pleitnota van de gepensioneerden;
- de conclusie tot uitlating producties van Suralco;
- de uitlating productie van de gepensioneerden;
en verder in de zaak bekend onder K.G. 15889A:
- de pleitnota van de gepensioneerden;
- de antwoord pleitnota van Suralco c.s.;
- de repliek pleitnota van de gepensioneerden;
- de dupliek pleitnota van Suralco c.s.;
- de uitlating productie van de gepensioneerden;
- de conclusie tot uitlating productie in kort geding van Suralco c.s.;
2.2 Vervolgens is uitspraak van het vonnis in hoger beroep in kort geding in de zaken K.G. 15889 en K.G. 15889A bepaald op heden.
- De procedure in eerste aanleg
3.1 Na het indienen van het verzoek en de conclusie van antwoord, heeft op 20 februari 2018 ten overstaan van de kantonrechter een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken.
Vervolgens heeft de kantonrechter de zaak voor repliek en daarna dupliek bepaald.
3.2 Daarna hebben de gepensioneerden een incident tot wijziging van eis opgeworpen.
3.3 Bij vonnis in het incident en in de hoofdzaak heeft de kantonrechter bij tussenvonnis uitgesproken op 11 oktober 2018 de wijziging van de eis en de grondslag daarvan toegestaan.
3.4 Na wijziging van eis vorderen de gepensioneerden -kort en zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang- het volgende :
– Suralco te veroordelen om ingaande 1 juni 2017 aan de gepensioneerden of hun weduwnaars /weduwen bij wege van voorschot uit te keren het equivalent in Surinaamse dollar van het pensioen dat ex-collega’s met non-resident status ontvangen in US dollars tegen de officiële aankoopkoers op het moment van betaling;
– Suralco te veroordelen om aan de gepensioneerden of hun weduwnaars/weduwen bij wijze van voorschot te betalen het verschil tussen het pensioen dat aan hen uitgekeerd diende te worden vanaf 1 november 2015 tot 1 juni 2017 en het pensioen dat daadwerkelijk aan hen is uitgekeerd in die periode;
– met veroordeling van Suralco in de proceskosten.
3.5 Bij eindvonnis van 24 oktober 2019 (hierna ook: het eindvonnis) heeft de kantonrechter de vorderingen van de gepensioneerden gedeeltelijk toegewezen en wel als volgt:
– veroordeelt Suralco aan de gepensioneerden die uit welken hoofde dan ook aanspraak hebben op een pensioenuitkering van Suralco, bij wege van voorschot te betalen, een correctie van 30% op de door hen te ontvangen pensioenuitkering te rekenen van 1 november 2015;
– verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
– veroordeelt Suralco in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van de gepensioneerden;
– verklaart de gepensioneerden niet ontvankelijk in hun vordering tegen het fonds;
– wijst af het meer of anders gevorderde.
3.6 De overwegingen van de kantonrechter in het bestreden eindvonnis luiden als volgt :
“…
Gedaagde sub. A (opmerking Hof van Justitie : het hof leest telkens Suralco) heeft als verweer aangevoerd dat eisers bij hun pensioenverklaring voor een pensioenuitkering in de Surinaamse munt hebben gekozen en dat eventuele devaluatie en inflatie voor rekening en risico van de eisers zijn.
De kantonrechter is echter van oordeel dat op grond van artikel 1360 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomsten niet alleen verbinden tot datgene dat uitdrukkelijk is overeengekomen maar ook tot datgeen dat naar de aard van de overeenkomsten, door de billijkheid, het gebruik of de wet wordt gevorderd. Uit de hierboven geciteerde correspondentie met de gepensioneerden in 1995, 1999, 2005 en 2012 blijkt dat gedaagde sub. A steeds wanneer er sprake was van een waardedaling van de Surinaamse munt ten opzichte van de Amerikaanse dollar voor alle gepensioneerden een correctie doorvoerde. Gedaagde sub. A heeft zich ten opzichte van de gepensioneerden verplicht om bij de daling van de waarde van de Surinaamse munt alle gepensioneerden van haar te compenseren voor de waardedaling. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan het verweer van gedaagde sub. A dat eisers bij hun pensioenverklaring voor een pensioenuitkering in de Surinaamse munt hebben gekozen en dat eventuele devaluatie en inflatie voor rekening en risico van de eisers zijn. De vordering tot compensatie van de waardedaling van de Surinaamse dollar zal daarom worden toegewezen.
Gedaagde sub. A heeft verweer gevoerd ten aanzien van de subjectieve cumulatie van eisers. Gedaagde sub. A concludeert dat er geen samenhang en verknochtheid is van de vorderingen in het onderhavig geval.
De kantonrechter gaat voorbij aan die conclusie van gedaagden omdat naar het oordeel van de kantonrechter er een zodanig verband bestaat tussen de verschillende vorderingen, het betreffen vorderingen tot compensatie van de waardevermindering van de pensioenrechten van alle eisers ongeacht het soort pensioen. Op deze pensioenen is een zelfde regeling van toepassing.
Gedaagde sub. A heeft verweer gevoerd ten aanzien van het spoedeisend belang van eisers. Gedaagde sub. A is van oordeel dat eisers geen spoedeisend belang hebben bij deze vordering. Eisers hebben aangevoerd dat zij voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van hun pensioenuitkering en dat de waardedaling van de Surinaamse munt ten opzichte van de Amerikaanse dollar hen in een financiële noodtoestand heeft doen verkeren.
De kantonrechter is van oordeel dat eisers een spoedeisend belang hebben gezien het feit dat zij voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van hun pensioenuitkering die vanwege de waardedaling van de Surinaamse munt ten opzichte van de Amerikaanse dollar hen in een financiële noodtoestand heeft doen verkeren.
Gedaagde sub. A zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten gevallen aan de zijde van eisers.
…”
- De standpunten van partijen in hoger beroep
In de zaak met nummer 15889
4.1 In deze zaak komt Suralco met twee grieven op tegen het eindvonnis.
Met grief I klaagt Suralco over een gebrekkige en ondeugdelijke motivering van het eindvonnis.
Dat is in strijd met artikel 136 van de Grondwet.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op de essentiële stellingen en verweren van Suralco dat de gepensioneerden volgens haar geen enkel belang hebben bij de vordering, omdat er tussen Suralco en de gepensioneerden geen contractuele relatie bestaat. De kantonrechter heeft niet gereageerd op het verweer van Suralco dat een geldvordering zoals deze niet in kort geding kan worden toegewezen.
De kantonrechter heeft de essentiële stelling dat de gepensioneerden niet hebben voldaan aan hun stelplicht van Suralco volledig genegeerd.
Met grief II stelt Suralco aan de orde dat er geen verplichting van Suralco bestaat tot compensatie bij waardedaling van de Surinaamse munt en dat een dergelijke verplichting ook niet gebaseerd kan worden op de wet, het gebruik of de billijkheid, zoals de kantonrechter lijkt te doen.
4.2 Op het verweer van de gepensioneerden in hoger beroep in deze zaak zal voor zoveel nodig hierna worden ingegaan.
In de zaak met nummer 15889A
4.3 In deze zaak hebben de gepensioneerden geen memorie van grieven genomen.
4.4 In de pleitnota hebben zij de volgende bezwaren tegen het eindvonnis geformuleerd. Volgens de gepensioneerden hebben zij voldoende aangetoond dat bij elke stijging van de waarde van de US dollar ten opzichte van Surinaamse dollar de pensioenuitkeringen zodanig werden aangepast (zij het met enige vertraging) dat aan hen het equivalent in SRD werd uitgekeerd van het pensioen in USD dat werd uitgekeerd aan de gepensioneerden met non-resident status.
De kantonrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 1360 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomsten niet alleen verbinden tot datgene wat uitdrukkelijk is overeengekomen maar ook tot datgene dat naar de aard van de overeenkomsten door de billijkheid, het gebruik of de wet wordt gevorderd. Uit de door de gepensioneerden in het geding gebrachte producties, volgt echter dat Suralco zich heeft verplicht ten opzichte van de gepensioneerden om bij daling van de waarden van de Surinaamse munt al haar gepensioneerden te compenseren voor de waarde daling.
In de veroordeling heeft de kantonrechter in kort geding onvoldoende in ogenschouw genomen dat er een groot gat is ontstaan door de waardedaling van de Surinaamse dollar in het inkomensniveau van de gepensioneerden vóór en na de pensionering. Dit gat is ontstaan als gevolg van de onrechtmatige daad die Suralco reeds jaren pleegt jegens de gepensioneerden doordat Suralco een correctie van slechts 30% op de door hen ontvangen uitkeringen met ingang van 1 november 2015 heeft toegepast. De kantonrechter heeft daarbij geen acht geslagen op de omstandigheid dat tussen november 2015 en maart 2016 de Surinaamse dollar met 40% daalde naar 5.7 SRD per US dollar, aldus de gepensioneerden.
4.5 Op de verweren van Suralco in deze zaak zal hierna voor zover nodig worden ingegaan.
- De tussen partijen in beide hoger beroep zaken vaststaande feiten
Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staan in hoger beroep in deze kort geding zaken de navolgende feiten en omstandigheden tussen partijen vast.
5.1 Suralco heeft haar werknemers in Suriname pensioentoezeggingen gedaan, die ook de mogelijkheid inhouden van een opvolgend pensioen voor nabestaanden.
5.2 Suralco betaalde de salarissen van haar werknemers in Suriname uit in Amerikaanse Dollars (USD). De inhouding van de pensioenpremie op de salarissen en de afdracht naar het fonds geschiedde eveneens in USD.
5.3 Medio 2015 heeft Suralco al haar activiteiten in Suriname gestaakt en zijn de laatste werknemers afgevloeid.
5.4 Wanneer een werknemer van Suralco in Suriname met pensioen ging werd de werknemer een zogenoemde “Acceptance Form” ter tekening voorgelegd.
Er zijn in de loop van de tijd verschillende soorten van deze acceptatie formulieren in omloop geweest. Werknemers moesten op deze formulieren steeds kiezen en aangeven of zij in Suriname bleven (residents) of naar het buitenland verhuisden (non-residents).
Residents die het formulier ondertekenden, kregen vervolgens hun pensioen in een nominaal in SRD uitgedrukt bedrag uitgekeerd en behielden hun medische voorzieningen.
Non -residents kregen hun pensioen in een nominaal in Amerikaanse Dollars USD uitgedrukt bedrag uitgekeerd en verloren hun medische voorzieningen.
5.5 Per 10 mei 2016 heeft de Surinaamse Centrale Bank de voordien steeds door haar vastgestelde wisselkoers van de SRD naar de USD vrijgelaten. Sedertdien is de waarde van de SRD ten opzichte van USD ernstig gedaald.
5.6 In een brief van 1995 april 25 werd door Suralco aan alle in Suriname geregistreerde gepensioneerden als volgt bericht:
“ zoals in onze brief van 1994 november 28 vermeld, nam Suralco de verplichting op zich om voortdurend de totale pensioenvergoeding te evalueren voor mogelijke verhogingen.
Het doet ons genoegen u te kunnen mededelen dat als resultaat van onze evaluaties het is goedgekeurd, dat u met ingang van 1995 april 01 een pensioen verhoging van 50% ontvangt.
Suralco blijft voortgaan de pensioenen op regelmatige basis te evalueren.
Hoogachtend,
SURINAME ALUMINIUM COMPANY ”
5.7 In een brief van 1999 november 17 werd door Suralco aan de in Suriname geregistreerde gepensioneerden (residents) bericht:
“ Geachte Suralco L.L.C. gepensioneerden,
Het doet ons genoegen u middels dit schrijven mede te delen dat u met ingang van 01 november 1999 een verhoging van 50% op uw pensioen tegemoet mag zien. Deze verhoging zal in de pensioenuitkering van november worden verwerkt. Suralco L.L.C. zal de pensioenen regelmatig blijven evalueren en zo nodig aanpassen.
Mogen wij hierbij uw bijzondere aandacht vragen voor het volgende:
Het is noodzakelijk voor onze administratie dat u een keer per jaar en wel in de maand van uw verjaardag een “ Attestatie De Vita” aan ons doet toekomen. U kunt onnodige stagnaties in uw uitkering en andere voorzieningen voorkomen, door deze verklaring ieder jaar op tijd aan ons te verstrekken.
Wij rekenen op uw medewerking en verblijven met hoogachting.
SURINAME ALUMINIUM COMPANY, L.L.C.”
5.8 In een brief van 06 mei 2005 werd door Suralco in Suriname geregistreerde gepensioneerden (residents) bericht:
“ Geachte gepensioneerde,
Zoals u wellicht heeft opgemerkt, zijn de pensioenuitkeringen aan lokaal gepensioneerden met ingang van de maand november 2004 aangepast als gevolg van de devaluatie van de Surinaamse munt. Deze aanpassing wordt beschouwd als een additionele aanvulling op uw basispensioen.
Uw pensioenuitkering wordt periodiek aan een beoordeling onderworpen op basis van inflatie en zakelijke overwegingen, teneinde vast te stellen of er al dan niet bijstelling ervan dient plaats te vinden.
Mocht u over het bovenstaande vragen hebben, dan kunt u, zoals gebruikelijk, contact opnemen met de helpdesk van Ernst & Young.
SURINAME ALUMINUM COMPANY, L.L.C.”
5.9 In een brief van 06 februari 2012 werd door Suralco aan de in Suriname geregistreerde gepensioneerden bericht:
“ Geachte gepensioneerde,
Hierbij delen wij namens de Retirement Board van Suralco, gevestigd te Pittsburgh, het volgende mede:
Met ingang van 1 februari 2011 is uw maandelijkse pensioenuitkering met 20% verhoogd. De aangepaste uitkering is reeds in december 2011 uitbetaald, alsook de twk-uitbetaling over de periode februari tot november 2011.”
5.10 Als productie 1 bij de akte in eerste aanleg van Suralco van 18 juli 2019, heeft Suralco een brief overgelegd geschreven door [NAAM 5].
De inhoud van deze brief luidt als volgt:
“…
Dear Sir or Madam:
This letter is intended to address how currency devaluation impacts the Suralco Plan Il and its sponsor, Suriname Aluminum Company L.L.C., from a financial perspective. The Suralco Plan Il fellows accounting and funding rules under U.S. standards and regulations.
Pension plans are generally revalued annually to reflect changes between plan assumptions and actual plan results. In the case of the Suralco Plan Il, one of the changes in the valuation includes the recent weakening of the SRD compared to the USD. This change reduces the plan liabilities for projected payments to participants who chose to be paid in SRD, but those participants also benefit from Company provided retiree healthcare coverage.
While the currency devaluation decreases the plan liability, the plan’s financial health also must consider the sufficiency of the plan assets and the company’s strategy for pension plans. Even after reflecting the currency devaluation, plan liabilities still exceed plan assets, meaning that the plan is underfunded and still requires future contributions from Alcoa to reach full funding.
The following presents the accounting information as of January 1, 2016 through 2019
for unname Plan Il (the 2019 liability is estimated since final results will not be available untill March):
January 1, January 1, January 1, January 1,
2016 2017 2018 2019
Accounting liability $117,450,887 $93,830,258 $96,522,878 $87,400,000
|
Any decision to grant currency devaluation benefit increases to plan participants is made at the sole discretion of the company and is not required under the terms of the plan. At the time prior increases were provided to plan participants, the Suriname pension plan was overfunded (plan assets exceeded plan liabilities) and sufficient plan assets were expected to cover the corresponding increase in plan liabilities.
lf a currency devaluation adjustment were to be granted at this time, the liabilities and cash requirements under the plan would increase further. For accounting purposes, this increase in liability is recognized in expense over the life expectancy of participants in the plan. For Suriname Plan Il, the life expectancy is currently 17 years. Assuming an increase in liability of $10,000,000 due to an increase in pension benefits, the expense increase would be about $588,235 ($10,000,000 / 17) and would impact expense for the next 17 years.
There are different rules that are used to determine the amount of cash the Company is required to contribute to the plan assets each year. These rules are generally referred to as the funding rules. Under the funding rules, any increase in liability is amortized or spread out over a 7-year period. Assuming an increase in liability of $10,000,000 due to an increase in pension benefits, the cash funding requirement would increase about $1,428,571 ($10,000,000 / 7) and would impact cash contributions for the next 7 years.
Future actuarial measurements may differ significantly from current measurements due to plan experience differing from that anticipated by the economic and demographic assumptions, changes expected as part of the natural operation of the methodology used for these measurements, and changes in plan provisions, applicable law or regulations. An analysis of the potential range of such future differences is beyond the scope of this analysis. The data, assumptions, methods, and plan provisions used for this analysis can be found in the Actuarial Valuation Reports provided by Buck. I am the Enrolled Actuary for these plans and this information was prepared under my supervision. I am a Member of the American Academy of Actuaries, who has met the Qualification Standards of the American Academy of Actuaries to render the actuarial opinion contained herein. I am available to answer any questions on the content of this information.
Sincerely,…”
- De beoordeling in hoger beroep in beide zaken
6.1 De zaken in hoger beroep met de nummers K.G.15889 en K.G. 15889A hangen nauw met elkaar samen en zijn gericht tegen hetzelfde eindvonnis met nummer A.R.17-2599. Daarom wordt in hoger beroep één vonnis in deze zaken gewezen.
6.2 Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter in het eindvonnis dat aan de Surinaamse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
6.3 Wat betreft het toepasselijke recht hebben partijen geen uitdrukkelijke rechtskeuze gemaakt; niet in de procestukken en ook niet in de overgelegde producties. Als productie 2 bij de conclusie van dupliek heeft Suralco de pensioenregeling van de Suriname Aluminium Company ten behoeve van de werknemers in Suriname overgelegd, zoals gewijzigd en aangepast met als datum van inwerkingtreding 1 januari 2010. Ook daaruit blijkt geen uitdrukkelijke rechtskeuze.
Nu beide partijen argumenteren en procederen op basis van het Surinaamse recht, vat het Hof van Justitie dit op als een gemeenschappelijke stilzwijgende rechtskeuze. Het Hof van Justitie ziet geen reden om van deze stilzwijgende rechtskeuze af te wijken en zal in deze zaak dus Surinaams recht toepassen. Het betreft immers de pensioenrechten van Surinaamse ingezetenen opgebouwd in de periode dat zij in Suriname voor Suralco, gevestigd in Suriname, werkten.
6.4.1 Bij tussenvonnis van 11 oktober 2018 heeft de kantonrechter de door de gepensioneerden gevraagde wijziging van eis toegestaan.
In geen van beide hoger beroepszaken is tegen die beslissing een afzonderlijke grief ingediend.
In de antwoordpleitnota in de zaak met nummer 15889A heeft Suralco tegen die toewijzing bezwaar gemaakt, omdat het een vermeerdering van eis zou betreffen en een eisvermeerdering naar Surinaams recht niet zou zijn toegestaan.
6.4.2 Op zichzelf voert Suralco terecht aan dat het Hof van Justitie ook ambtshalve op de voet van artikel 269 van het Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) moet oordelen over de aan de eindbeslissing voorafgaande beslissingen van de kantonrechter.
6.4.3 Het door haar naar voren gebrachte bezwaar kan Suralco echter niet baten.
Ingevolge artikel 109 Rv. is het de eiser niet toegestaan de eis te veranderen indien het onderwerp van de eis wordt veranderd en is het evenmin toegestaan de eis te vermeerderen.
De kantonrechter heeft in dit tussenvonnis geen regels van openbare orde of de goede zeden geschonden. Terecht en op goede gronden heeft de kantonrechter de gevraagde wijziging van eis en de grondslag daarvan als incident opgevat en dat incident vervolgens als zodanig behandeld en beoordeeld.
De kantonrechter heeft daarbij hoor en wederhoor toegepast, waardoor Suralco in geen enkel rechtens relevant procesbelang is geschaad. Suralco heeft bij dupliek volledig kunnen ingaan op de toegestane gewijzigde eis.
Voorts valt niet in te zien waarom het hier een vermeerdering van eis of vermeerdering van de grondslag van de eis zou betreffen. Vergeleken met de oorspronkelijke eis en de grondslag daarvan, betreft het kennelijk slechts een verduidelijking en een aanpassing aan het feit dat het hier een zaak in kort geding betreft. Zoals de kantonrechter heeft overwogen, blijven de procespartijen dezelfde en slechts de soort van het ontvangen pensioen verandert bij sommigen in weduwenpensioen of weduwnaarspensioen, in het geval dat de oorspronkelijke pensioendeelnemer is overleden. Daar wordt door het Hof van Justitie nog aan toegevoegd dat een weduwen of weduwnaarspensioen ook door Suralco is toegezegd aan de oorspronkelijk deelnemer in het pensioenfonds. In het normale spraakgebruik wordt het woord pensioen gebruikt zowel voor het eigen opgebouwde pensioen van de ex-werknemer zelf, als voor een aan die werknemer toegezegde nabestaandenpensioen, dat voor de nabestaande ingaat na het overlijden van de ex-werknemer. Zo bezien betreft het geschil tussen partijen steeds de nakoming van de rechtsbetrekking tussen Suralco en de (inmiddels overleden) pensioendeelnemer, ontstaan door de pensioentoezegging aan de werknemer, die Suralco heeft gedaan.
6.4.4 Op grond van hetgeen onder 6.4.3 is overwogen zal ook het Hof van Justitie dus recht doen op de gewijzigde eis.
6.5. Grief I van Suralco in de zaak met nummer 15889 slaagt.
Het Hof van Justitie constateert dat de kantonrechter het eindvonnis onvoldoende duidelijk heeft gemotiveerd en niet heeft gerespondeerd op een aantal essentiële standpunten van Suralco. Dan gaat het met name over de geschiktheid van dit geschil voor een kort geding, het restitutierisico dat Suralco bij toewijzing van een geldvordering loopt, het niet voldoen door de gepensioneerden aan hun stelplicht en de onbepaaldheid van de persoonlijke gegevens van een aantal eisers en de onbepaaldheid van het aantal eisers dat daadwerkelijk belang heeft bij de vordering in kort geding.
6.6 Het Hof van Justitie zal de zaak daarom opnieuw en in volle omvang moeten beoordelen.
Het Hof van Justitie zal daarbij meteen ook ingaan op de overige grieven en bezwaren van partijen in hoger beroep tegen het eindvonnis, want die lenen zich voor een gezamenlijk behandeling.
6.7.1 In eerste aanleg heeft Suralco aangevoerd dat de zaak zich om een aantal redenen niet leent voor een behandeling in kort geding en dat de gepensioneerden daarom niet ontvankelijk moeten worden verklaard.
Suralco heeft daartoe het volgende aangevoerd en in hoger beroep herhaald.
De gepensioneerden zouden een beslissing in bodemprocedure kunnen afwachten, ook al omdat in dit geschil bewijslevering nodig zal zijn en een kort geding zich daarvoor niet leent.
De berekening van de pensioenen van de oud-werknemers van Suralco betreft een complexe en ingewikkelde materie en dient te geschieden door deskundigen. De zaak is derhalve te complex om te worden behandeld in kort geding.
De gepensioneerden hebben geen spoedeisend belang, nu zij stellen al sinds 2015 te kort te komen maar gewacht hebben tot 8 juni 2017 met het instellen van een kort geding. Ook blijft onduidelijk om welke eisers het precies gaat en of zij wel kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden.
Daarbij heeft de vordering een definitief karakter en is daarmee per definitie niet toewijsbaar in kort geding.
Ten slotte voert Suralco aan dat zij een onaanvaardbaar restitutierisico loopt in het geval de vordering in kort geding wordt toegewezen maar in een bodemgeding alsnog wordt afgewezen. Daarbij wijst Suralco er op dat de gepensioneerden nog niet eens een bodemgeding hebben aangespannen.
Op al deze punten heeft de kantonrechter, aldus Suralco, niet of onvoldoende gerespondeerd.
6.7.2 In weerwil van deze argumenten van Suralco, acht het Hof van Justitie de gepensioneerden wel ontvankelijk in kort geding.
Het is voldoende aannemelijk geworden dat de gepensioneerden voor hun levensonderhoud (vrijwel) geheel afhankelijk zijn van hun pensioen. Daarmee is de spoedeisendheid van de vordering in kort geding, net als bij salarisvorderingen, reeds gegeven. Het feit dat de gepensioneerden bijna twee jaar hebben gewacht met het instellen van dit kort geding, doet niet af aan deze afhankelijkheid en daarmee aan de spoedeisendheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat bodemprocedures langer duren dan korte gedingen, zodat van de gepensioneerden in deze zaak in redelijkheid ook niet gevergd kan worden om de uitslag van een bodemprocedure af te wachten.
Omtrent de onduidelijkheid wat betreft het precieze aantal gepensioneerden en de gevolgen daarvan voor deze procedure in kort geding heeft het Hof van Justitie hiervoor onder 1.3. al een voorlopig oordeel gegeven.
Nu het Hof van Justitie op de gewijzigde eis recht zal doen en in die gewijzigde eis alleen om toewijzing van voorschotten wordt gevraagd, heeft de gewijzigde vordering geen definitief karakter meer.
Dat het een op zichzelf ingewikkelde materie betreft, maakt een vordering niet per definitie ongeschikt voor een behandeling in kort geding. De rechter in kort geding kan daarmee voldoende rekening houden bij de inhoudelijke behandeling, met name bij de beantwoording van de vraag in hoeverre het verantwoord is om vooruit te lopen op een eventuele beslissing in een bodemprocedure en bij de beantwoording van de vraag of er nader onderzoek nodig is en of het desbetreffende kort geding zich dan voor dat onderzoek leent, bijvoorbeeld vanwege een zeer groot en zeer spoedeisend belang.
De behandeling van een eventueel restitutierisico komt pas aan de orde wanneer er sprake is van een concrete mogelijkheid van toewijzing van een geldvordering in kort geding maar snijdt niet bij voorbaat iedere geldvordering in kort geding de pas af.
6.8. Omtrent de vraag of het geding in hoger beroep geschorst moet worden, heeft het Hof van Justitie eveneens hiervoor onder 1.4. al een voorlopig oordeel gegeven. In eerste aanleg had Suralco wel aangevoerd dat een aantal eisers zouden zijn overleden maar had zij geen concrete namen genoemd. Daarom is het begrijpelijk dat de kantonrechter daar in eerste aanleg in het bestreden eindvonnis verder geen aandacht aan heeft besteed. Suralco heeft eerst in hoger beroep onder randnummer 4 en 5 van haar antwoordpleidooi in de zaak met nummer K.G. 15889 concrete namen genoemd.
6.9.1 De kern van het geschil in beide hoger beroepen betreft het antwoord op de vraag of op Suralco een verplichting rust of is komen te rusten om de in Suriname verblijvende gepensioneerden (residents) elke maand een pensioenbedrag in SRD te betalen dat omgerekend naar de koersen van die maand overeenkomt met het bedrag dat de gepensioneerden in het buitenland verblijvende gepensioneerden (non-residents) diezelfde maand in US dollars krijgen uitbetaald.
6.9.2 De gepensioneerden hebben hun vordering op drie pijlers/ feitelijke grondslagen laten rusten.
– Ten eerste op de tekst van de cao tussen Suralco en Paranam Werknemers Bond die heeft gegolden van januari 2007 tot en met december 2009, waarin in punt 1.31 het begrip denomination als volgt is gedefinieerd: “het administreren van lonen en secundaire voorzieningen in US Dollars (US$), terwijl de uitbetaling hiervan in Surinaams courant plaats vindt tegen officiële wisselkoers per 15e van de maand waarin de betaling plaatsvindt.”
– De pensioenuitkeringen van de gepensioneerden, althans van hen die vóór 18 november 2015 met (vervroegd) pensioen zijn gegaan zijn ook steeds – zij het met enige vertraging – aangepast aan het bedrag dat de gepensioneerden met non-resident status in US dollars kregen uitgekeerd. Hiervoor verwijzen de gepensioneerden naar de inhoud van de hiervoor onder 5.6 tot en met 5.9 weergegeven correspondentie.
-Ten slotte hebben de gepensioneerden vooral tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg nog aangevoerd dat zij ter zake ook een mondelinge toezegging hebben gekregen van mevrouw T. Haaloo van de afdeling PZ van Suralco en van de heer F. Welzijn, de cao onderhandelaar van Suralco.
6.9.3 Suralco heeft ten aanzien van deze drie grondslagen zich op het standpunt gesteld dat zij niet toereikend zijn voor toewijzing van de vordering in kort geding.
Suralco voert aan dat alle in Suriname verblijvende gepensioneerden (residents) bij hun (vervroegde) pensionering een zogenoemde “ Acceptance Form” hebben moeten invullen en dat zij daarin hebben getekend voor het daarin genoemde in Surinaamse Dollars nominaal uit te keren pensioen. Daarnaast bleven zij in tegenstelling tot de non-residents hun medische voorzieningen behouden.
Uit de door de gepensioneerden overgelegde correspondentie, als hiervoor onder 5.6 tot en met 5.9 weergegeven, valt volgens Suralco slechts af te leiden dat zij gehouden is de pensioenuitkeringen van de gepensioneerden in Suriname regelmatig te evalueren.
Uit de door haar in verband met van dit kort geding uitgevoerde evaluatie komt naar voren dat het fonds – voor zover het gaat om het Suralco Pension Plan II – geen ruimte heeft voor verhoging van de toegezegde pensioenen, omdat het onder-gefinancierd is. Suralco beroept zich hierbij op de hiervoor onder 5.10. weergeven brief van de heer [NAAM 5].
Het Hof van Justitie begrijpt hieruit dat Suralco zich er op beroept dat Suralco Pension Plan II een onvoldoende dekkingsgraad heeft, zodat de door Suralco gedane evaluatie ten opzichte van de vraag om verhoging van gepensioneerden negatief is uitgevallen.
Wat betreft de gestelde mondelinge toezegging ontkent Suralco dat deze is gedaan. Daarbij komt dat de heer Welzijn namens Suralco niet gemandateerd was om zodanige toezeggingen te doen.
6.9.4 De derde grond waarop de gepensioneerden hun vordering hebben gegrond, te weten een mondelinge toezegging gedaan door mevrouw T. Haaloo van de afdeling PZ van Suralco en door de heer F. Welzijn, de cao onderhandelaar van Suralco, kan de gepensioneerden in kort geding niet baten. Suralco heeft dit immers gemotiveerd weersproken, hetgeen zou moeten leiden tot bewijslevering door getuigen.
Daarvoor is in dit kort geding geen plaats. Een dergelijk getuigenverhoor hoort thuis in een bodemprocedure.
6.9.5 Voor wat betreft de overige twee aangevoerde grondslagen dient het volgende. Voldoende aannemelijk is geworden dat Suralco haar werknemers bij pensionering een “acceptance form” liet invullen en ondertekenen, waarin de wijze van uitkering van de pensioenen tussen die werknemer en Suralco nader werd vastgelegd.
De gepensioneerden [naam 1] en [naam 4] hebben ontkend dat in het door hen ondertekende formulier staat dat hun pensioen in Surinaamse Dollars niet is geïndexeerd. Daarmee is het bestaan en het gebruik van die formulieren op de manier die Suralco stelt, niet (voldoende) gemotiveerd weersproken.
Daarbij komt dat het begrip indexering op zichzelf bezien te onbepaald is, nu indexering op zeer verschillende wijzen kan plaatsvinden.
Weliswaar zijn er klaarblijkelijk formulieren met verschillende teksten in omloop maar uit het formulier dat Suralco als productie 4 bij de conclusie van dupliek in eerste aanleg heeft overgelegd en dat is ondertekend door gepensioneerde eisers sub 1 en sub 4 de heren [naam 1] en [naam 2] blijkt dat zij een kruisje hebben gezet bij de keuze voor uitkering in Surinaamse Dollars en daarbij is letterlijk vermeld : “…
Het pensioen in Surinaamse Dollars (SRD) is NIET geïndexeerd, welke er op neerkomt dat bij eventuele koersaanpassingen van de SRD t.o.v. de US Dollar, het pensioenbedrag niet automatisch wijzigt.”
6.9.6 Het Hof van Justitie van Justitie is – in tegenstelling tot de kantonrechter – van oordeel dat uit de hiervoor overgelegde correspondentie kan worden afgeleid dat Suralco bij brief van 28 november 1994 de verplichting op zich heeft genomen om voortdurend de totale pensioenvergoeding te evalueren voor mogelijke verhoging, welke verplichting hierna meermalen is herhaald.
Vaststaat dat deze evaluaties hebben geleid tot aanpassing van het aan de gepensioneerden c.q. hun nabestaanden uit te keren pensioenen naar aanleiding van de devaluaties van de Surinaamse munt. In zoverre kunnen deze aanpassingen derhalve beschouwd worden als correcties.
Voorts staat vast dat dergelijke evaluaties hebben plaatsgevonden in 1995, in 1999, in 2005 en voor het laatst in 2011. Gesteld en evenmin is gebleken dat de door Suralco gedane toezegging met betrekking tot evaluatie, indachtig het daarvoor gestelde doel, namelijk mogelijke correctie van het pensioen, is nagekomen, terwijl er wel verwachtingen bij de gepensioneerden ter zake waren opgewekt.
Voldoende duidelijk is voorts dat deze verplichting tot evaluatie een inspanningsverplichting behelst.
Door genoemde verplichting na te laten is het Hof van Justitie van oordeel dat Suralco in de nakoming van deze verplichting te kort is geschoten gezien het tijdsverloop tussen de verschillende eerdere evaluaties van om en bij vijf jaar en het tijdsverloop tussen de laatste evaluaties in 2011 en in 2019. Voor wat de laatste evaluatie betreft heeft die pas na de aanvang van dit kort geding op 9 juni 2017 plaatsgevonden.
Niet aannemelijk is geworden dat Suralco zich aldus heeft gehouden aan deze op haar rustende verplichting ten opzichte van de gepensioneerden. Suralco heeft onvoldoende onderbouwd dat zij op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan het begrip “voortdurend” in deze toezegging.
Daarmee is in kort geding aannemelijk geworden dat Suralco onvoldoende gevolg heeft gegeven aan deze door haar toegezegde verplichting.
Immers Suralco heeft pas onder druk van dit kort geding opnieuw een evaluatie uitgevoerd en als bewijs daarvan de brief van de heer [NAAM 5] van 7 februari 2019 (hiervoor vermeld onder 5.10.) in het geding gebracht. Het tijdverloop tussen 2011 en 2019 is veel te groot om nog te kunnen waarmaken dat Suralco voortdurend heeft geëvalueerd, zoals zij wel had moeten doen conform deze verplichting.
De gepensioneerden hadden gelet op de koersontwikkeling van de SRD ten opzichte van de USD niet kunnen voorzien dat na 2015 die zo’n buiteling zou maken. Deze duizelingwekkende buiteling van de SRD ten opzichte van de USD sinds 2015 tot heden vergde van een redelijke en billijk handelende partij, in casu Suralco, dat die intensiever en frequenter de zogenoemde evaluaties diende te plegen van de aan de gepensioneerden c.q. nabestaanden uit te keren pensioen in SRD. Hierin is Suralco schromelijk te kort geschoten. Door vast te houden aan een veel lagere koers voor de SRD ten opzichte van de USD handelt Suralco niet redelijk en billijk en lijden de gepensioneerden relatief heel veel schade.
Hieronder zal worden weergeven hoe de koersontwikkeling is geweest. Gelet op deze voor de gepensioneerden onvoorzienbare negatieve ontwikkeling van de SRD ten opzichte van de USD komt deze voor rekening van de Suralco. Immers zal Suralco geen verlies lijden, daar het ten laste van Suralco uit te keren pensioenbedrag in USD niet verhoogd worden. Slechts de in SRD uit keren bedragen dienen te geschieden aan de hand van de toen geldende en thans actuele aankoopkoers van de USD van de Centrale Bank van Suriname.
6.9.7 Met de enkele overlegging van de brief van de heer [NAAM 5] heeft Suralco onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het fonds in Suralco II pension plan geen enkele ruimte heeft om de pensioenen van de in Suriname wonende gepensioneerden (residents) te verhogen op de voet van de hiervoor onder 6.16. weergegeven toezegging van Suralco. Daarvoor is het volgende redengevend.
Alle premieafdrachten zijn door de gepensioneerden destijds in USD gedaan. Op het punt van de kapitaalvorming van het Suralco II pension plan is er daarmee geen enkel verschil tussen residents en non- residents. Het hele kapitaal wordt klaarblijkelijk in de Verenigde Staten aangehouden in USD.
Zeker na het algehele vertrek van Suralco in 2015, waarbij de laatste werknemers van Suralco in Suriname met vervroegd pensioen zijn gegaan, is niet aannemelijk geworden dat er nog nieuwe gepensioneerden onder het plan Suralco II pension plan zijn komen te vallen. Het aantal gepensioneerden en nabestaanden zal dus in de loop der jaren door sterfte van gerechtigden in dat fonds alleen maar afnemen, in tegenstelling tot normale pensioenplannen waar ieder jaar nieuwe gepensioneerden toetreden.
Dat blijkt ook uit de door de heer [NAAM 5] geprognotiseerde afname van de zogenaamde accounting liability van op 1 januari 2016 USD 117.450.887,00 naar USD 87.400.00,00 per 1 januari 2019.
Verder volgt dit ook uit de afname van de unfunded liablity van USD 28.772 761,00 per 1 januari 2016 naar USD 21.320.109,00 per 1 januari 2019.
De marktwaarde van de activa van Suralco II pension plan was per 1 januari 2018 US 75.761.940,00 en is per 1 januari 2019 volgens [NAAM 5] afgenomen naar US 66.079.891,00.
Een dergelijke grote afname van nominaal USD 9.682049,00 (meer dan 10%) in één jaar vraagt om een nadere toelichting, die echter niet wordt gegeven.
Evenmin wordt een verklaring gegeven van een eerdere grote afname van de marktwaarde van de activa van het Suralco II pension plan tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2017 met totaal USD 8.884.451,00.
Aldus heeft Suralco onvoldoende verantwoord wat de oorzaak is van de door haar gestelde te lage dekkingsgraad en waaraan dat is toe te rekenen alsook of dit door haar of het fonds op enigerlei wijze voorkomen had kunnen worden.
In het kader van dit kort geding en gelet op de door Suralco in 1994 gedane toezegging dat Suralco voortdurend de totale pensioenvergoeding zou evalueren voor mogelijke verhoging aan welke toezegging niet op de juiste wijze invulling is gegeven, moet deze onverklaarde afname van het kapitaal in het Suralco II pension plan voor rekening en risico van Suralco blijven.
6.9.8 Vooruitlopend op een mogelijke uitkomst van een nog aan te spannen bodemprocedure, acht ook het Hof van Justitie toewijzing van enig voorschot aan die gepensioneerden, dan wel die nabestaanden van de gepensioneerden die volgens de pensioenadministratie van Suralco daarvoor in aanmerking komen toewijsbaar. Aldus heeft Suralco het zelf in de hand om alleen uit te keren aan de volgens haar gerechtigde gepensioneerden, dan wel diens nabestaanden en heeft zij geen belang meer bij verdere vaststelling in kort geding welke personen het precies betreft.
Zo heeft Suralco ook geen belang meer bij schorsing van de procedure, omdat Suralco zelf in haar administratie kan nagaan welke pensioengerechtigde wanneer is overleden en of diens nabestaande nog in aanmerking komt voor enig nabestaandenpensioen.
6.9.9 Het hof zal bij de nadere vaststelling rekening houden met de (aan de USD gekoppelde) koersontwikkeling sindsdien, zoals gepubliceerd op de website van de Centrale Bank van Suriname te weten https://www.cbvs.sr/en/statistics/financial-market-statistics/daily-publications.
Aan de hand van deze gepubliceerde cijfers van de wisselkoersen zal het Hof een gemiddelde aankoopkoers van de USD periodiek bepalen vanaf 1 november 2015 tot heden om aan de hand daarvan te komen tot een schatting per periode tegen welke koers Suralco over die periode de pensioenen zal dienen uit te keren.
De aankoopkoers van de Centrale Bank van Suriname bedroeg alsvolgt:
vanaf 1 november 2015 tot en met 18 november 2015 SRD.3,25 voor USD.1,-
Vanaf 19 november 2015 tot en met 31 december SRD.3,96 voor USD.1,-
De gemiddelde aankoopkoers voor de USD over de periode 1 november 2015 tot en met 31 december 2015 is SRD.3,60 afgerond op SRD.3,-.
Vervolgens zal vanaf 2016 per jaar de gemiddelde maandkoers voor de USD worden bepaald aan de hand van de door de Centrale Bank van Suriname gepubliceerde cijfers op hun website Gemiddelde maandkoersen – Centrale Bank van Suriname (cbvs.sr) Gemiddelde_mndkrsn_1994-2019_NL.pdf (cbvs.sr).
Aangezien het gaat om toewijzing van een voorschot zullen de hierna te bepalen jaarlijkse gemiddelde koersen naar beneden in hele SRD’s worden afgerond.
Dit komt neer op een te hanteren koers voor de USD als volgt:
over het jaar 2016 vanaf januari tot en met december SRD. 7,21 afgerond op SRD.7,-;
over het jaar 2017 januari tot en met december SRD. 7,43 afgerond op SRD.7,-;
over het jaar 2018 januari tot en met december SRD. 7,40 afgerond op SRD.7,-;
over het jaar 2019 januari tot en met december SRD.7,40 afgerond op SRD.7,-;
over het jaar 2020 januari tot en met december SRD.9,23 afgerond op SRD.9,-;
over het jaar 2021 januari tot en met december SRD. 18,21 afgerond op SRD.18,-;
over het jaar 2022 januari tot en met december SRD. 24,12 afgerond op SRD.24,-;
over het jaar 2023 januari tot en met december SRD. 36,34 afgerond op SRD.36,-;
Voor de uit keren maandelijkse pensioenen vanaf 1 januari 2024 zal gelden, de op de eerste werkdag van de betreffende maand bepaalde aankoopkoers voor de USD bij de Centrale Bank van Suriname en wel na afronding naar beneden in hele SRD bedragen uitgedrukt.
Het reeds per maand uitgekeerde pensioenbedrag over bovenvermelde perioden zal vanzelfsprekend in mindering te worden gebracht op het te betalen bedrag over genoemde periode.
6.10. Het valt niet te ontkennen dat Suralco met deze beslissing in kort geding enig restitutierisico loopt. Dit risico is echter niet zodanig dat dit moet leiden tot afwijzing van de gehele vordering in kort geding, gezien het aanwezige kapitaal in Suralco II pension plan bij het fonds. Gelet op het feit dat de aanmerking komende gerechtigde gepensioneerden voor hun levensbehoeften geheel dan wel in grote mate afhankelijk zijn van hun pensioen, dient Suralco in de omstandigheden van dit geval dit restitutierisico te dragen. Daarbij slaat het Hof van Justitie ook acht op het feit dat het kapitaal van Suralco II pension plan door de afdrachten van gepensioneerden zelf in USD is opgebouwd en het kapitaal ook geheel in USD wordt aangehouden. Suralco heeft dus in het fonds in het geheel geen last gehad van de waardedaling van de SRD ten opzichte van de USD.
6.11. De overige stellingen en weren van partijen behoeven geen afzonderlijke behandeling, want zij kunnen niet leiden tot een andere beslissing.
6.12. Het Hof van Justitie zal dus het eindvonnis van 24 oktober 2019 onder nummer AR 17-2599 vernietigen en in hoger beroep de vordering van de gepensioneerden toewijzen, als in de beslissing vermeldt.
6.13. Suralco moet in eerste aanleg en in hoger beroep aangemerkt worden als de in het ongelijk gestelde partij en dient daarom de proceskosten van de gepensioneerden te betalen.
- De beslissing in hoger beroep in de zaken G.R. nummer 15889 (Civar-nummer 2019H00055) en G.R. nummer 15889A (Civar-nummer 2019H00056)
Het Hof:
7.1 verklaart het fonds niet ontvankelijk in het door hem ingesteld hoger beroep tegen de gepensioneerden;
7.2 verklaart de gepensioneerden niet ontvankelijk in hun vordering ingesteld tegen het fonds;
7.3 vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van de kantonrechter in het eerste kanton bekend onder nummer A.R. No. 17-2599 en uitgesproken op 24 oktober 2019;
en opnieuw rechtdoende:
7.4 veroordeelt Suralco om aan die als eisende partij gepensioneerde werknemers dan wel hun nabestaanden die volgens de pensioenadministratie van Suralco daarvoor in aanmerking komen, bij wijze van voorschot, te betalen het hen respectievelijk verschuldigde maandelijkse pensioen in USD (Amerikaanse Dollars) uitgedrukt en uit te keren in SRD (Surinaamse Dollars) tegen de hierna weergeven gemiddelde koersen per USD.1,- en wel als volgt:
over de periode 1 november 2015 tot en met 31 december 2015 een koers van SRD.3,-;
over het jaar 2016 vanaf januari tot en met december een koers van SRD. 7,-;
over het jaar 2017 januari tot en met december een koers van SRD. 7,-;
over het jaar 2018 januari tot en met december een koers van SRD. 7,-;
over het jaar 2019 januari tot en met december een koers van SRD.7,-;
over het jaar 2020 januari tot en met december een koers van SRD.9,-;
over het jaar 2021 januari tot en met december een koers van SRD. 18,-;
over het jaar 2022 januari tot en met december een koers van SRD. 24,-;
over het jaar 2023 januari tot en met december een koers van SRD. 36,-;
7.5 veroordeelt Suralco om ingaande 1 januari 2024 aan die als eisende partij gepensioneerde werknemers dan wel hun nabestaanden, die volgens de pensioenadministratie van Suralco daarvoor in aanmerking komen, bij wijze van voorschot, te betalen het hen respectievelijk verschuldigde maandelijkse pensioen in USD (Amerikaanse Dollars) uitgedrukt en uit te keren in SRD (Surinaamse Dollars) tegen de op de eerste werkdag van de betreffende maand bepaalde aankoopkoers voor de USD bij de Centrale Bank van Suriname en wel na afronding naar beneden in hele SRD bedragen uitgedrukt.
7.6 verklaart de veroordeling onder 7.4 en 7.5 uitvoerbaar bij voorraad;
7.7 veroordeelt Suralco in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep gevallen aan de zijde van de gepensioneerden en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 1720,- (éénduizendzevenhonderdtwintig Surinaamse dollars)
7.8 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. S.S.S. Wijnhard en mr. M.V. Kuldip Singh leden,
w.g. D.D. Sewratan
en door de Fungerend-President mr. S.S.S. Wijnhard uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 1 maart 2024, in tegenwoordigheid van de Griffier, mr. M.E. van Genderen – Relyveld.
w.g. M.E. van Genderen – Relyveld w.g. S.S.S. Wijnhard
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. A.A.N. Codrington namens advocaat mr. H.R. Lim A Po Jr., gemachtigde van appellanten, terwijl geïntimeerden noch in persoon noch bij gemachtigde zijn verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
M.E. van Genderen-Relyveld