Welke vorderingen kunnen door landsdienaren worden ingesteld bij het hof van justitie als ambtenarengerecht?
De volgende vorderingen kunnen door landsdienaren tegen de werkgever worden ingesteld bij het Hof van Justitie:
- vorderingen die strekken tot gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van een door de werkgever ten aanzien van een landsdienaar of gewezen landsdienaar genomen besluit dat in strijd is met de wet of met een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur;
- vorderingen die strekken tot de vergoeding van schade die voor een landsdienaar of gewezen landsdienaar voortvloeien uit een door de werkgever genomen besluit, of uit het niet of niet tijdig nemen van een besluit, of uit het verrichten of nalaten van een handeling die in strijd is met de Personeelswet;
- vorderingen die gericht zijn op het achterwege laten van een besluit of een handeling van de werkgever of het voortzetten of herhalen van een handeling door de werkgever die in strijd is met de Personeelswet.
Welke besluiten van de werkgever kunnen nietig worden verklaard door het hof van justitie als ambtenarengerecht?
Slechts de volgende besluiten van de werkgever zijn vatbaar voor nietigverklaring door het Hof van Justitie:
- besluiten betreffende het salaris, verlof bezoldiging, pensioenen of wachtgeld;
- besluiten tot verlaging van rang;
- besluiten betreffende vrijstelling van dienst, verlof of non-activiteit;
- besluiten waarbij een tuchtstraf, anders dan een betuiging van ontevredenheid of een berisping, is opgelegd;
- besluiten tot schorsing of ontslag.
Het Hof van Justitie zal dus niet oordelen over de buitenfunctie stelling of ontheffing van een landsdienaar, of over het wederom inzetten van een landsdienaar in een bepaalde functie. Mochten deze vorderingen worden ingesteld, dan zal het Hof zich onbevoegd moeten verklaren.
Wat kan de landsdienaar doen ten aanzien van kwesties waar het hof van justitie als ambtenarengerecht niet bevoegd is om die in behandeling te nemen?
Voor andere vorderingen dan die ingevolge de wet welke voorgebracht kunnen worden bij het Hof van Justitie als Ambtenarengerecht, bestaat de mogelijkheid voor de landsdienaar om deze voor te leggen aan de kantonrechter in een civiele procedure.
Wat moet de landsdienaar doen indien de vordering wel bij het ambtenarengerecht kan worden ingediend, doch deze een zeer spoedeisend karakter heeft?
In geval van een zeer spoedeisende zaak, bijvoorbeeld de opheffing van de blokkering van het salaris, kan de landsdienaar vooruitlopend op de behandeling door het Hof van Justitie, de kort geding rechter vragen een voorlopige voorziening te treffen.
Termijnen
Het is van groot belang dat de termijnen voor het indienen van de vordering bij het Ambtenarengerecht in acht worden genomen, aangezien overschrijding daarvan zal leiden tot niet-ontvankelijkheid van de verzoeker. De termijnen zijn opgenomen in artikel 80, lid 3 e.v. van de Personeelswet.
Op welke andere manier kan de landsdienaar opkomen tegen bepaalde besluiten van de overheidsadministratie?
De landsdienaar kan altijd trachten om eerst binnen de overheidsadministratie zijn beklag te doen omtrent een handeling of besluit waarin hij zich niet kan vinden. De procedure voor het instellen van beklag binnen de administratie, is opgenomen in artikel 78 van de Personeelswet. Indien het beklag binnen de administratie niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd voor de landsdienaar, dan kan hij alsnog een vordering instellen bij het Hof van Justitie. Het is echter niet nodig dat eerst de weg van beklag binnen de administratie wordt bewandeld, alvorens een vordering wordt ingesteld bij het Hof van Justitie.
Hoe wordt een vordering door een landsdienaar ingesteld bij het hof van justitie?
De vordering wordt ingesteld middels het indienen van een verzoekschrift bij de Griffie van het Hof van Justitie. De Griffie betekent het verzoekschrift aan het Openbaar Ministerie, aangezien die de Staat in rechte vertegenwoordigd. Het Openbaar Ministerie krijgt de gelegenheid om te reageren op het verzoekschrift middels toezending van een verweerschrift, waarna het Hof van Justitie partijen oproept voor een verhoor. De verzoeker en de vertegenwoordiger van de Staat krijgen bij dat verhoor de gelegenheid om hun standpunten nader uiteen te zetten aan de kamer van het Hof van Justitie, die bestaat uit 3 rechters. Uiteraard mag de verzoeker zich bij dit verhoor laten bijstaan door een advocaat. Het is mogelijk dat partijen voor het Ambtenarengerecht overeenkomen om de zaak in der minne te schikken. Indien er geen minnelijke schikking wordt bereikt, zal het Hof van Justitie na verhoor van partijen een datum bepalen voor het wijzen van een vonnis. Er is geen beroep mogelijk tegen de uitspraak van het Hof van Justitie.
De regels die gelden voor het procederen in ambtenarenzaken en de termijnen die daarbij in acht dienen te worden genomen, zijn vastgelegd in artikel 79 – 83 van de Personeelswet.