SRU–2019-1

  • Instantie Advocaten Tuchtcollege (ATC)
  • Zaaknummer 19/12
  • Uitspraakdatum 21 oktober 2019
  • Publicatiedatum 02 september 2020
  • Rechtsgebied Tuchtrecht
  • Inhoudsindicatie

    Het tuchtcollege is van oordeel dat verweerster op onduidelijke wijze met klaagster heeft gecommuniceerd over de verschuldigde kosten. Het vervolgens accepteren van de overdracht van een perceel als “verrekening” van (een deel van) het honorarium is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt ongeacht of dit een aanbod was van klaagster.

Uitspraak

HET ADVOCATEN TUCHTCOLLEGE

no. 19/12

Beslissing van het Advocaten Tuchtcollege

naar aanleiding van de klacht van:

[klaagster],
klaagster,
procederend in persoon,

tegen

[verweerster],
advocaat tegen wie de klacht is ingediend,
verweerster,
procederend in persoon.

De voorzitter spreekt met betrekking tot deze klacht, in naam van de Republiek, de navolgende beslissing uit.

1. Het verloop van de procedure
1.1 Klaagster heeft op 04 juni 2018 een klacht met bijbehorende producties ingediend bij de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten (hierna: de Deken).

1.2 De Deken heeft de klacht op 04 maart 2019 ter kennis gebracht van het Advocaten Tuchtcollege (hierna: het tuchtcollege).

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van het tuchtcollege van vrijdag 14 juni 2019.
Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt, hetwelk zich onder de processtukken bevindt.

2. De feiten
2.1 In het jaar 2007 heeft verweerster juridische bijstand verleend aan klaagster.

2.2 Klaagster heeft drie kwitanties overgelegd waaruit blijkt dat verweerster de navolgende bedragen van haar heeft ontvangen:

  • kwitantie d.d. 06 juli 2007, een bedrag van SRD 1750,=;
  • kwitantie d.d. 18 juli 2007, een bedrag van SRD 600,=;
  • kwitantie d.d. 08 januari 2009, een bedrag van € 4.900,=.

2.3 Bij notariële akte d.d. 18 juli 2008, verleden ten kantore van notaris D. Alexander, heeft klaagster, handelende als enig bestuurslid van [stichting 1] het perceelland, met al hetgeen daarop staat, groot 998 m2, gelegen aan [adres] te [district], verkocht en overgedragen aan verweerster, handelende als enig bestuurslid van [stichting 2].

3. De klacht en het verweer
3.1 De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 37 Advocatenwet (AW). Klaagster stelt daartoe dat de dienstverlening van verweerster veel te wensen overliet. Volgens klaagster heeft verweerster haar misleid en gemanipuleerd. Geen enkele vordering waarin verweerster haar heeft bijgestaan zijn in haar voordeel beslecht.
Voorts stelt klaagster dat verweerster haar heeft geadviseerd om alle vermogensbestanddelen welke in eigendom toebehoorden aan haar echtgenoot [naam], met wie klaagster buiten gemeenschap van goederen is gehuwd, onder te brengen in [stichting 1]. Vervolgens stelt klaagster dat verweerster bij haar erop heeft aangedrongen dat één der percelen van [stichting 1] wordt overgedragen aan haar, verweerster, aangezien klaagster haar nog een deel van het honorarium verschuldigd was, terwijl volgens klaagster het honorarium nimmer was overeengekomen tussen hen. Volgens klaagster heeft verweerster misbruik gemaakt van de emotionele situatie waarin zij zich bevond en heeft zij via de notaris het perceel door middel van overschrijving verkregen. Klaagster vindt dat de waarde van het perceel, de werkzaamheden die verweerster voor haar heeft verricht, overtreft en dat verweerster nimmer het verzoek mocht doen aan klaagster om overdracht van een perceel aan haar in plaats van betaling. Volgens klaagster heeft zij verweerster nog driemaal betaald maar ze heeft van haar geen kwitanties ontvangen.
Klaagster stelt dat verweerster tekort geschoten is in haar dienstverlening jegens haar. Klaagster stelt verder de gelden die zij aan verweerster heeft betaald terug te willen alsook het perceel.

3.3 Verweerster heeft verweer gevoerd, waarop zover nodig in de beoordeling zal worden teruggekomen.

4. De beoordeling
4.1 Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerster verwijtbaar is ter zake enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoorde te betrachten jegens klaagster.

4.2 Verweerster voert zakelijk weergegeven het volgende verweer.
In de periode 2007 tot 2010 heeft zij juridische bijstand verleend aan klaagster, waarbij zij in het kader van voornoemde werkzaamheden de onder 2.2 omschreven bedragen heeft ontvangen van klaagster. Verweerster ontkent bedragen te hebben ontvangen van klaagster waarvoor zij geen kwitanties aan haar heeft verstrekt. Verweerster ontkent ook dat zij aan klaagster het verzoek heeft gedaan inzake de overdracht van het perceel aan haar.
Volgens verweerster verkeerde klaagster in financiele problemen, waardoor zij het honorarium niet kon voldoen. Zij, klaagster, deed toen zelf het verzoek aan verweerster om een perceel bij [stichting 1] te kopen en het honorarium deels met de koopsom te verrekenen. Volgens verweerster vertegenwoordigen de werkzaamheden die zij ten behoeve van klaagster heeft verricht een belang van bijkans €500.000,=. Zij meent dat een honorarium percentage van 10%-15% van dat bedrag niet onredelijk is. Verweerster voert verder aan dat zij rekening heeft gehouden met de situatie van klaagster en haar honorarium heeft beperkt tot SRD20.000,=. Een deel van het honorarium is als koopsom verrekend en het ander deel is door klaagster in contanten voldaan. Uit de notariële akte d.d. 18 juli 2008 blijkt dat zij, verweerster, het perceel voor SRD10.000,= heeft aangekocht. Verweerster voert tenslotte aan dat zij geen behoefte had aan het perceel en heeft [stichting 2] die het beheer had over het perceel dit overgedragen middels bestuurswijziging.

4.3 Voorop gesteld wordt dat op de advocaten, en dus ook op verweerster, van toepassing is de Ere-regelen voor de Advocaten in Suriname (hierna de Ere-regelen).
Ingevolge de Ere-regelen is een der eerste verplichtingen van de advocaat, de uiterste nauwgezetheid en zorgvuldigheid in geldelijke aangelegenheden. Een advocaat moet ervoor zorgen dat hij bij het aanvaarden van een opdracht duidelijke afspraken maakt over het verschuldigde honorarium. Het tuchtcollege is van oordeel dat verweerster op onduidelijke wijze met klaagster heeft gecommuniceerd over de verschuldigde kosten.
Uit het onderzoek is niet gebleken dat de afspraken tussen klaagster en verweerster met betrekking tot het verschuldigde honorarium, schriftelijk zijn vastgelegd. Klaagster heeft dit in ieder geval ontkend en verweerster heeft ook geen stukken overgelegd waaruit het voorgaande mocht blijken. Hierdoor was er geen duidelijkheid voor klaagster over het honorarium, en van klaagster hoefde niet te worden verwacht dat zij de achteraf door verweerster gedeclareerde bedragen accepteerde.
Verweerster heeft dus onzorgvuldig gehandeld jegens klaagster. Het vervolgens accepteren van de overdracht van een perceel als “verrekening” van (een deel van) het honorarium is naar het oordeel van het tuchtcollege in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt ongeacht of dit een aanbod was van klaagster. Dit laatste wordt overigens ontkend door klaagster. Klaagster heeft immers gesteld dat deze overdracht is geweest op verzoek van verweerster.
Op grond van het voorgaande acht het tuchtcollege de klacht dan ook gegrond. Het tuchtcollege acht de maatregel van berisping passend.

4.4 Met betrekking tot de teruggave van de betaalde bedragen en het perceel aan klaagster is het tuchtcollege van oordeel dat klaagster daartoe desgewenst een civiele vordering aanhangig dient te maken, nu dit verzoek zich niet leent voor behandeling in de onderhavige procedure.

4.5 Door klaagster zijn er geen feiten of omstandigheden aangedragen op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat de dienstverlening van verweerster veel te wensen overliet, en evenmin dat verweerster haar heeft misleid en gemanipuleerd. Het tuchtcollege gaat dan ook voorbij aan deze stellingen van klaagster.

4.6 Het Tuchtcollege acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig daar die voor de beslissing niet relevant zijn gebleken.

5. De beslissing
Het Advocaten Tuchtcollege:

5.1 verklaart de klacht tegen verweerster gegrond.

5.2 legt aan verweerster de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, voorzitter, mr. S. Sheombar en J.R. Wouter, leden, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 oktober 2019 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de secretaris, M.S. Wesenhagen.

De secretaris,
Mr. M.S. Wesenhagen

De voorzitter,
mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran

De leden,
S. Sheombar
J.R. Wouter