SRU–2019-2

  • Instantie Advocaten Tuchtcollege (ATC)
  • Zaaknummer 19/24
  • Uitspraakdatum 21 oktober 2019
  • Publicatiedatum 02 september 2020
  • Rechtsgebied Tuchtrecht
  • Inhoudsindicatie

    Ingevolge hoofdstuk IV onder 11a van de Ere-regelen, dient de declaratie redelijk te zijn, in aanmerking genomen de omstandigheden, de omvang en het gewicht van de zaak. Het is tevens in strijd met de integriteit van een advocaat, om het honorarium te doen overmaken op een bedrijfrekening op naam van een bedrijf.

Uitspraak

HET ADVOCATEN TUCHTCOLLEGE

no. 19/24

Beslissing van het Advocaten Tuchtcollege

naar aanleiding van de klacht van:

[klager],
klager,
gemachtigde: mr. D. Moerahoe en mr. H.S. Monorath, advocaten,

tegen

[verweerster],
advocaat tegen wie de klacht is ingediend,
verweerster,
procederend in persoon.

De voorzitter spreekt met betrekking tot deze klacht, in naam van de Republiek, de navolgende beslissing uit.

1. Het verloop van de procedure
1.1 Klager heeft op 26 april 2019 een klacht met bijbehorende producties ingediend bij de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten (hierna: de Deken).

1.2 De Deken heeft de klacht op 24 juni 2019 ter kennis gebracht van het Advocaten Tuchtcollege (hierna: het tuchtcollege).

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van het tuchtcollege van vrijdag 12 juli 2019.
Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt, hetwelk zich onder de processtukken bevindt. Op voormelde datum is tevens is gehoord de getuige [naam]

2. De feiten
2.1 Klager is ondernemer en doet met verschillende grote bedrijven zaken.

2.2 Op advies van [naam] (hierna [getuige]) waarmee klager goed bevriend is, heeft klager verweerster benaderd voor juridische bijstand, in een procedure tot opheffing van een conservatoir derdenbeslag bij het gerecht.

2.3 Op 20 februari 2019 heeft klager een bedrag van SRD5.000,= betaald aan verweerster terzake de door verweerster ten behoeve van klager te verrichten diensten. Klager heeft van deze betaling geen kwitantie ontvangen van verweerster.

2.4 Bij vonnis van de kantonrechter d.d. 7 maart 2019 bekend onder [nummer} is het beslag opgeheven. Na de uitspraak heeft klager zich met [getuige] begeven naar het kantoor van verweerster. Uit ontevredenheid heeft klager het kantoor van verweerster verlaten, [getuige] ter plekke achterlatend. [getuige] heeft op die dag op eigen risico (dus zonder afstemming met klager) besloten een bedrag van SRD50.000,= aan verweerster te betalen terzake de door haar verrichte juridische werkzaamheden ten behoeve van klager. [getuige] heeft geen kwitantie van deze betaling ontvangen.

2.5 Op 13 maart 2019 werd wederom derdenbeslag gelegd ten laste van klager. Klager heeft de bescheiden ter zake dit beslag ter hand gesteld aan [getuige], die zonder goedkeuring van klager deze bescheiden heeft gebracht naar verweerster voor advies.
Verweerster heeft daarbij aangegeven, dat eerst het saldobedrag in de zaak bekend onder [nummer],moest worden voldaan. [getuige] heeft hierop wederom op eigen risico een bedrag van US$30.000,= van klager’s rekening doen overmaken naar een rekening van [bedrijf] bij de [bank] ten behoeve van verweerster.

2.6 Nadat klager hiervan op de hoogte werd gesteld door [getuige] heeft hij de overmaking ten behoeve van verweerster, gecanceld.

2.7 Verweerster heeft hierna, conservatoir derden beslag doen leggen op alle tegoeden van klager bij derden-bedrijven met wie klager zaken doet.

3. De klacht en het verweer
3.1 De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 37 Advocatenwet (AW).
Klager stelt daartoe dat hij met verweerster een honorarium van SRD5.000,= was overeengekomen. Toen hij zich na de uitspraak met [getuige] begaf naar het kantoor van verweerster, kreeg hij aldaar van laatstgenoemde te horen dat hij nog een saldo bedrag aan haar moest voldoen terzake haar honorarium. Het ging om een saldo van US$68.000,=, SRD443.000,= en €8.900,=. Hij verzette zich hiertegen omdat hij nimmer deze bedragen met verweerster was overeengekomen. Uit boosheid is hij weggelopen, [getuige] achterlatend met verweerster. Naderhand begreep hij van [getuige] dat die met verweerster heeft onderhandeld over het saldo honorarium waarbij deze is aangepast tot een bedrag van SRD60.000,= en US$30.000,=. Dit alles is gebeurd buiten zijn aanwezigheid en zonder zijn toestemming. Van [getuige] begreep hij dat die SRD50.000,= uit diens eigen middelen aan verweerster had betaald. Van deze betaling heeft [getuige] geen kwitantie ontvangen van verweerster. Ondanks het feit dat dit zonder zijn, klager’s, toestemming is gebeurd, heeft hij toch besloten het bedrag van SRD50.000,= terug te betalen aan [getuige].
Toen er wederom conservatoir derden beslag werd gelegd op zijn rekeningen, heeft hij de stukken terzake afgestaan aan [getuige]. Laatstgenoemde is zonder zijn medeweten en toestemming wederom naar verweerster geweest, die hem voorhield dat eerst het saldohonorarium van SRD10.000,= en US$30.000,= diende te worden betaald voordat zij aan die zaak zou werken. Om deze reden heeft [getuige] US$30.000,= van klager’s rekening doen overmaken op een rekening van [bedrijf] bij [bank] ten behoeve verweerster. Deze wijze van betaling is geschied op verzoek van verweerster. Volgens klager was hij het totaal niet eens met de betaling, en heeft hij daarom de overmaking ongedaan gemaakt. Als reactie hierop heeft verweerster conservatoir derden beslag gelegd op al zijn tegoeden bij derden. Deze derden zijn bedrijven waarmee klager jaren zaken doet. Het gevolg hiervan was dat zijn werkkapitaal in gedrang kwam en dat hij zijn leveranciers niet kon betalen. Volgens klager hebben enkele leveranciers om voormelde reden de samenwerking met hem stopgezet. Hij, klager, lijdt enorme schade door de handelingen van verweerster.

3.2 Verweerster heeft verweer gevoerd, waarop zover nodig in de beoordeling zal worden teruggekomen.

4. De beoordeling
4.1 Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerster verwijtbaar is ter zake enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoorde te betrachten jegens klager.

4.2 Verweerster voert zakelijk weergegeven het volgende verweer.

Zij heeft vanaf het moment dat klager en [getuige] haar hebben benaderd voor juridische bijstand bij de vordering tot opheffing van het beslag aan klager voorgehouden dat het honorarium bedraagt SRD60.000,= en US$30.000,=. Zij heeft klager ook voorgehouden dat hij vrij was om naar een andere advocaat te gaan indien hij zich niet kon terugvinden in het door haar gevraagde honorarium. Klager ging akkoord en gaf aan niet naar een andere advocaat te zullen gaan omdat hij het honorarium redelijk vond. Verweerster geeft toe tekort te zijn geschoten in het schriftelijk vastleggen van de overeenkomst. Zij heeft haar honorarium gekoppeld aan het belang.

4.3 Voorop gesteld wordt dat op de advocaten, en dus ook op verweerster, van toepassing is de Ere-regelen voor de Advocaten in Suriname (hierna de Ere-regelen).
Ingevolge de Ere-regelen is een der eerste verplichtingen van de advocaat, de uiterste nauwgezetheid en zorgvuldigheid in geldelijke aangelegenheden. Een advocaat moet ervoor zorgen dat hij bij het aanvaarden van een opdracht duidelijke afspraken maakt over het verschuldigde honorarium. Verweerster erkent tekort te zijn geschoten in het vastleggen van de overeenkomst met klager, dus ook met betrekking tot het verschuldigde honorarium. Verweerster heeft dus onzorgvuldig gehandeld jegens klager.

4.4 Naar het oordeel van het tuchtcollege is het niet in rechte komen vast te staan dat verweerster afspraken had met betrekking tot een honorarium van en SRD5.000,= en SRD60.000,= en US$30.000,= – zoals zij heeft aangevoerd – met klager heeft gemaakt. Dit wordt immers niet alleen ontkend door klager, maar ook door [getuige] die steeds aanwezig was met klager ten tijde van gesprekken met verweerster. Aannemelijk is verder de stelling van klager, die ook wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] die ter zitting is gehoord als getuige, dat verweerster buiten zijn aanwezigheid, afspraken met [getuige] heeft gemaakt danwel heeft onderhandeld met [getuige] met betrekking tot het door klager verschuldigde honorarium.

Het vaststellen van een honorarium buiten aanwezigheid van klager en klager ook nog eraan houden om dit te voldoen, is naar het oordeel van het tuchtcollege in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Daar komt ook nog bij dat verweerster tot twee keren toe heeft nagelaten om kwitanties uit te schrijven van de door haar ontvangen bedragen groot SRD5.000,= en SRD50.000,= welke bedragen respectievelijk betaald zijn door klager en [getuige]. Aan het voorgaande doet niet af het verweer van verweerster dat klager de kwitantie in alle haast niet heeft meegenomen, hetgeen overigens wordt ontkend door klager. Immers is niet gesteld of gebleken dat verweerster op enig moment klager op de hoogte heeft gesteld dat hij zijn kwitantie(s) moet ophalen.

Het tuchtcollege neemt verder ook mee dat verweerster conservatoir derdenbeslag heeft doen leggen ten laste van klager waardoor klager niet over zijn financiën kan beschikken met als gevolg dat leveranciers de samenwerking met klager hebben stopgezet, en klager grote schade lijdt. Vanwege de werkzaamheden die verweerster heeft verricht ten behoeve van klager, had verweerster gevoelige informatie van het [bedrijf] van klager en wist zij hoe belangrijk het was dat hij over zijn financiële middelen kon beschikken voor de voortzetting van zijn [bedrijf]. Verweerster heeft deze informatie gebruikt door derden beslag te leggen ten laste van klager en ten behoeve van haarzelf, wetende dat er een verschil van mening was tussen klager en haar over de hoogte van het honorarium. Het betaamt een behoorlijke advocaat niet om ten behoeve van zichzelf of van enige derde gebruik te maken van de gegevens of inlichtingen, welke hem in zijn verhouding tot zijn cliënt bekend zijn geworden. Dit handelen van verweerster is in strijd met hoofdstuk IV onder 8 van de Ere-regelen.

4.5 Ten aanzien van de hoogte van het door verweerster opgegeven honorarium overweegt het tuchtcollege als volgt. Zoals eerder overwogen betrof de vordering waarin verweerster juridische bijstand verleende aan klager, de opheffing van een conservatoir derden beslag. Naar het tuchtcollege begrijpt beroept klager zich erop dat initieel een honorarium van SRD5.000,= was overeengekomen met verweerster doch na de uitspraak heeft verweerster aangegeven dat het saldo honorarium bedroeg US$68.000,=, SRD443.000,= en €8.900,=. Verweerster daarentegen heeft aangevoerd dat zij reeds vanaf de aanvang heeft afgesproken dat haar honorarium bedraagt SRD60.000,= en US$30.000,=.
Het tuchtcollege laat in midden of de door klager genoemde bedragen wel of niet door verweerster zijn opgegeven. Het tuchtcollege is echter van oordeel dat ook de door verweerster genoemde bedragen voor het honorarium onredelijk zijn. Hierbij wordt in aanmerking genomen de omstandigheden, de omvang en het gewicht van de zaak. In casu betrof het de opheffing van een door de echtgenote van klager, die met klager verwikkeld was in een echtscheidingsproces, gelegde conservatoir beslag. Verweerster heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat de omstandigheden, de omvang en het gewicht van de zaak het door haar verlangde honorarium rechtvaardigde.
Ingevolge hoofdstuk IV onder 11a van de Ere-regelen, dient de declaratie redelijk te zijn, in aanmerking genomen de omstandigheden, de omvang en het gewicht van de zaak. Het verweer van verweerster dat zij haar honorarium heeft gekoppeld aan het belang in de zaak is dus in strijd met het hiervoor omschreven artikel van de Ere-regelen.

4.6 Op grond van al het voorgaande acht het tuchtcollege de klacht dan ook gegrond. Het tuchtcollege acht de handelingen van verweerster zo ernstig dat niet met een andere maatregel kan worden volstaan dan een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van haar praktijk voor de duur van 3 maanden. Het tuchtcollege overweegt dat de hiervoor genoemde maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd indien verweerster binnen een week na de uitspraak het bedrag van SRD50.000,= (vijftigduizend Surinaamse Dollar) teruggeeft aan klager, en voorts alle ten laste van klager en ten behoeve van verweerster gelegde beslagen opheft binnen 1 x 24 uur (voor zover die nog niet zijn opgeheven).Het tuchtcollege neemt verder ook mee dat aan verweerster eerder ook een tuchtmaatregel is opgelegd, en wel in de zaak bekend onder nummer 19/12. Niet op de laatste plaats neemt het college ook mee dat verweerster een constructie heeft bedacht dat de gelden die betrekking hadden op haar honorarium niet op haar eigen rekening werden gestort maar op een rekening van een importbedrijf [bedrijf]. Naar het oordeel van het tuchtcollege is dit niet ethisch. Het is in strijd met de integriteit van een advocaat, om het honorarium te doen overmaken op een bedriijfrekening op naam van een importbedrijf. Het verweer van verweerster dat zij op verzoek van klager danwel [getuige], deze rekening heeft opgegeven om de betaling te vergemakkelijken, hetgeen overigens ook wordt ontkend door klager en [getuige], doet aan het voorgaande niets af.

4.5 Het Tuchtcollege acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig daar die voor de beslissing niet relevant zijn gebleken.

5. De beslissing
Het Advocaten Tuchtcollege:

5.1 verklaart de klacht tegen verweerster gegrond.

5.2 legt aan verweerster de maatregel van schorsing op voor een periode van drie (3) maanden.

5.3 bepaalt dat de hiervoor vermelde maatregel van schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, onder de voorwaarde dat verweerster:

  • binnen een week na de uitspraak het bedrag van SRD50.000,= (vijftigduizend Surinaamse Dollar) teruggeeft aan klager en voorts
  • alle ten laste van klager en ten behoeve van verweerster gelegde beslagen opheft binnen 1 x 24 uur na de uitspraak (voor zover die nog niet zijn opgeheven).

Aldus gewezen door mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, voorzitter, mr. S. Sheombar en J.R. Wouter, leden, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 oktober 2019 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de secretaris, M.S. Wesenhagen.

De secretaris,
Mr. M.S. Wesenhagen

De voorzitter,
mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran

De leden,
S. Sheombar
J.R. Wouter