- Instantie Advocaten Tuchtcollege (ATC)
- Zaaknummer 19/21
- Uitspraakdatum 25 oktober 2019
- Publicatiedatum 24 november 2020
- Rechtsgebied Tuchtrecht
-
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft niet tijdig aanwezig kunnen zijn op de zitting en is in de gelegenheid gesteld om zich over het verhoor van klager uit te laten. Klager stelt dat verweerster in haar conclusies tot uitlating gebruik heeft gemaakt van onterechte stellingen c.q. uitlatingen die zeer grievend zijn alsook in strijd met de waarheid zijn gesteld.Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerster verwijtbaar is ter zake enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoorde te betrachten jegens klager.De klacht wordt tegen verweerster ongegrond verklaard.
Uitspraak
HET ADVOCATEN TUCHTCOLLEGE
no. 19/21
Beslissing van het Advocaten Tuchtcollege
naar aanleiding van de klacht van:
[naam 1],
klager,
procederend in persoon,
tegen
[naam 2],
verweerster,
advocaat tegen wie de klacht is ingediend,
gemachtigde: mr. J. Kraag, advocaat,
De voorzitter spreekt met betrekking tot deze klacht, in naam van de Republiek, de navolgende beslissing uit.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Klager heeft op 16 april 2018 een schrijven met bijbehorende producties ingediend bij de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten (hierna: de Deken).
1.2 De Deken heeft op 22 maart 2019 bovenvermeld schrijven met bijbehorende producties van klager ter kennis gebracht van het Advocaten Tuchtcollege (hierna: het Tuchtcollege).
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van het Tuchtcollege van vrijdag 26 juli 2019, waarbij klager is gehoord. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt door de secretaris, hetwelk zich onder de processtukken bevindt.
1.4 Verweerster heeft niet tijdig aanwezig kunnen zijn op de zitting en is in de gelegenheid gesteld om zich over het verhoor van klager uit te laten.De conclusie tot uitlating zijdens verweerster bevindt zich onder de processtukken.
2. De feiten
2.1 Klager is procespartij in de gedingen bekend onder AR. [no.1], AR. [no. 2] en AR.no. [no.3] tegen [naam 3] en [naam 4].
2.2 Verweester heeft als procesgemachtigde opgetreden voor [naam 3 ] en [naam 4] (hierna: gedaagden) in de gedingen genoemd onder punt 2.1. van onderhavige beslissing.
3. De klacht en het verweer
1.1 De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 37 Advocatenwet (AW).
Klager stelt – zakelijk weergegeven – dat verweerster in haar conclusies tot uitlating gebruik heeft gemaakt van onterechte stellingen c.q. uitlatingen die zeer grievend zijn alsook in strijd met de waarheid zijn gesteld. Dit blijkt met name uit de volgende passages in het rechtsproces bekend onder:
– AR. [no.1]: “Zijn rechtsvoorganger had namelijk gedaagden een blanco stuk laten tekenen en naderhand is hierop de (schriftelijke) overeenkomst getypt”;
– AR. [no. 2]: “Gedaagden zijn op een goedkope wijze het litgieuze onroerend goed kwijt geraakt aan verzoeker. Zijn rechtsvoorganger had namelijk gedaagden een blanco stuk laten tekenen en naderhand is hierop de (schriftelijke) koopovereenkomst getypt”;
– AR. [no.3]; “ zij waren -zijn nog steeds van mening – dat de rechtsvoorganger van verzoeker (erflater) op een slinkse wijze heeft getracht hen dit perceelland afhandig te maken door hen een blanco stuk te laten tekenen, waarop de koopovereenkomst is getekend”.
Volgens klager zou uit de voornoemde passages geconcludeerd kunnen worden dat zijn thans overleden vader niet te goeder trouw heeft gehandeld, althans een oplichter zou zijn geweest. Om het tegendeel te bewijzen heeft klager de originele koopovereenkomst met betalingskwitanties aan het Tuchtcollege getoond. Voorts stelt klager dat verweerster de Ere-regelen voor de Advocaten in Suriname (hierna de Ere-regelen) heeft geschonden en wel Ere-regel nummer 13 en 25. Verder stelt klager dat hij en zijn advocaat geen reactie meer hebben kunnen geven op de stelling van verweerster, daar de gewraakte passages pas bij conclusie van dupliek zijn gesteld.
3.3 Verweerster heeft verweer gevoerd, waarop zover nodig in de beoordeling zal worden teruggekomen.
4. De beoordeling
4.1 Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerster verwijtbaar is ter zake enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoorde te betrachten jegens klager.
4.2 Verweerster voert – zakelijk weergegeven – het volgende verweer.
De door verweerster namens haar cliënten ingediende conclusies bevat de zienswijze /het gevoel van hen en is geen uitdrukking van haar mening.Verweerster betwist dat zij de Ere-regelen heeft geschonden en ontkent op enige wijze de rechter of de tegenpartij te hebben misleid door de stellingen alsmede ongepaste uitlatingen te hebben gedaan ter motivatie hiervan. Volgens verweerster verwart klager haar positie met de positie van haar cliënten en wordt zij onterecht aansprakelijk gesteld door klager voor de door haar gedane uitlatingen in de gedingstukken.Voorts voert verweerster aan dat het niet juist is dat klager geen reactie meer kon geven op de uitlatingen zijdens haar cliënten, aangezien deze bij conclusie van dupliek zijn gesteld. In de zaak bekend onder AR. [no.3] is dit bij conclusie van antwoord gedaan en had klager de gelegenheid om bij conclusie van repliek daarop te reageren.
4.3 Het Tuchtcollege is van oordeel dat de rechter aan wie het geschil tussen de procespartjen is voorgelegd het bewijs van de door verweerster gedane stellingen in haar conclusies moet beoordelen en dat zulks niet ter beoordeling is van het Tuchtcollege.Het Tuchtcollege merkt op dat verweerster bij conclusie van antwoord in de zaak bekend onder AR. [no.3] de gedane stellingen heeft geponeerd en dat klager de gelegenheid heeft gehad om bij conclusie van repliek zich uit te laten hierover. Het Tuchtcollege is van oordeel dat de advocaat de belangen van zijn/haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat de cliënt hem verschaft en dat de advocaat in beginsel mag afgaan op de juistheid daarvan. De advocaat behoeft in beginsel niet af te wegen of het voordeel dat hij/zij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij/zij zich van bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Uiteraard dient de advocaat zich daarbij niet onnodig grievend casu quo krenkend uit te laten en dienen de Ere-regelen in acht te worden genomen. Voorts huldigt het Tuchtcollege het standpunt dat stellingen en weren die door de advocaat van de tegenpartij in een concreet gedingstuk worden aangevoerd in beginsel in dat geding dienen te worden beslecht voor zover dat relevant is voor de te nemen beslissing.Het Tuchtcollege komt tot de slotsom dat niet in rechte is komen vast te staan dat verweerster door de gebezigde stellingen niet correct heeft gehandeld jegens klager.Van enig tuchtrechtelijk verwijt aan de zijde van verweerster is er dus geen sprake, zodat de klacht tegen verweerster ongegrond zal worden verklaard.
4.4 Het Tuchtcollege acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig daar die voor de beslissing niet relevant zijn gebleken.
5. De beslissing
Het Advocaten Tuchtcollege:
1.1 verklaart de klacht tegen verweerster ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A. Charan, voorzitter, mr. G. Ramai-Badal en mr. J.R. Wouter, leden, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 25 oktober 2019 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. M.S. Wesenhagen.
De secretaris,De voorzitter,
Mr. M.S. Wesenhagenmr. A.Charan
De leden,
mr. G. Ramai-Badal
mr. J.R. Wouter