SRU-ATC-2019-3

  • Instantie Advocaten Tuchtcollege (ATC)
  • Zaaknummer no. 19/04
  • Uitspraakdatum 21 oktober 2019
  • Publicatiedatum 08 november 2020
  • Rechtsgebied Tuchtrecht
  • Inhoudsindicatie

    Naar het oordeel van het tuchtcollege heeft klaagster niet kunnen onderbouwen dat verweerder zich niet correct heeft gedragen jegens haar, de overige erfgenamen en/of de boedelnotaris of dat de aanwezigheid van verweerder voor vertraging zorgt bij de boedelafwikkeling en/of verwijdering tussen de erven.

Uitspraak

HET ADVOCATEN TUCHTCOLLEGE
no. 19/04
Beslissing van het Advocaten Tuchtcollege

naar aanleiding van de klacht van:
[naam A]
klaagster,
procederend in persoon,

tegen

[naam B] ,
verweerder,
advocaat tegen wie de klacht is ingediend,
procederend in persoon,

De voorzitter spreekt met betrekking tot deze klacht, in naam van de Republiek, de navolgende beslissing uit.

1. Het verloop van de procedure
1.1 Klaagster heeft op 17 juli 2018 een klacht met bijbehorende produkties ingediend bij de Deken van de Orde van Advocaten.

2. De Deken heeft de klacht op 12 februari 2019 ter kennis gebracht van het
Advocaten Tuchtcollege.

3. De klacht is behandeld ter zitting van het Advocaten Tuchtcollege op 08 maart
2019. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt, hetwelk zich onder de processtukken bevindt.

4. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 De erven [naam 1], waaronder ook klaagster en de cliёnt van verweerder zijn betrokken in de boedelafwikkeling van de nalatenschap van hun ouders [naam 2] en [naam 3]. Als boedelnotaris trad op mr. J.A. Jadnanansing.

2.2 Verweerder is de gemachtigde van [naam 4] (hierna [naam 4]), die een broer is van klaagster.

3. De klacht en het verweer
1. De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 37 Advocatenwet (AW).
Volgens klaagster heeft verweerder zich op een niet correcte wijze gedragen naar de overige erfgenamen. Ook heeft hij schofferende uitlatingen gedaan over de positie en mening van de boedelnotaris. Klaagster meent dat de aanwezigheid van verweerder voor vertraging zorgt bij de boedelafwikkeling en ook voor verwijdering tussen de erven. Klaagster stelt verder dat verweerder haar ongevraagd en ook per mail van adviezen heeft voorzien. Volgens klaagster heeft verweerder hoge commissie afspraken gemaakt met zijn cliёnt, [naam 4]. Tenslotte stelt klaagster dat verweerder heeft gezorgd voor vertraging in de boedelafwikkeling en totale verwijdering van de erfgenamen hier en overzee.

3.2 Verweerder heeft verweer gevoerd, waarop zover nodig in de beoordeling zal worden teruggekomen.

4. De beoordeling
4.1 Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder verwijtbaar is ter zake enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij als advocaat behoorde te betrachten jegens de klaagster.

4.2 Verweerder voert zakelijk weergegeven aan dat klaagster niet zijn cliёnt is en dat hij niet in strijd met artikel 37 van de Advocatenwet heeft gehandeld. Verweerder ontkent de stelling van klaagster dat hij zich incorrect heeft gedragen jegens klaagster en de overige erfgenamen, danwel de boedenotaris. Verweerder voert tevens aan dat juist klaagster zich ernstig beledigend over hem heeft uitgelaten, hetgeen communicatie tussen hem en haar onmogelijk maakt. Verweerder heeft ter onderbouwing van het voorgaande enkele email-berichten overgelegd. Verweerder voert tenslotte aan dat klaagster misbruik maakt van het tuchtrecht om onterechte klachten in te dienen omwille van de oneigenlijke reden dat verweerder zich onttrekt als gemachtigde van [naam 4]. Verweerder legt een verklaring van [naam 4] over, onder andere inhoudende dat verweerder hem, [naam 4], niet heeft overvraagd.

4.3 Naar het oordeel van het tuchtcollege heeft klaagster niet kunnen onderbouwen dat verweerder zich niet correct heeft gedragen jegens haar, de overige erfgenamen en/of de boedelnotaris. Evenmin heeft klaagster kunnen onderbouwen dat de aanwezigheid van verweerder voor vertraging zorgt bij de boedelafwikkeling en/of verwijdering tussen de erven. Gezien het verweer van verweerder had van klaagster mogen worden verwacht dat zij concreet feiten en of omstandigheden presenteerde op grond waarvan haar verwijt naar verweerder toe kon worden getoetst. Klaagster heeft niet aannemelijk kunnen maken in welk concrete belang zij door het handelen of nalaten van verweerder als gemachtigde van [naam 4] is getroffen.

4.4 Voor wat betreft de stelling van klaagster dat verweerder hoge commissie afspraken heeft gemaakt met zijn cliënt, [naam 4], oordeelt het tuchtcollege als volgt. Het honorarium van de advocaat als (boedel)gemachtigde wordt, in tegenstelling tot de notariskosten, in overleg met de cliënt vastgesteld en valt derhalve buiten het domein van de overige erven. Niet is gesteld en evenmin is gebleken dat [naam 4], cliënt van verweerder, de mening is toegedaan dat het door verweerder vastgestelde honorarium niet evenredig is aan de door verweerder ten behoeve van hem verrichte werkzaamheden.
Het tuchtcollege komt tot de slotsom dat niet in rechte is komen vast te staan dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan de hem verweten gedragingen.
Van enig tuchtrechtelijk verwijt aan de zijde van verweerder is er dus geen sprake, zodat de klacht tegen verweerder ongegrond zal worden verklaard.

4.5 Het tuchtcollege acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.

5. De beslissing
Het Advocaten Tuchtcollege
5.1 verklaart de klacht tegen verweerder ongegrond.

Aldus gewezen door mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, plv. voorzitter, mr. S. Sheombar en
mr. J.R. Wouter, leden, en door de plv. voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 oktober 2019 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. M.S. Wesenhagen.

De secretaris,
Mr. M.S. Wesenhagen

De plv. voorzitter,
mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran

De leden,
mr. S. Sheombar
mr. J.R. Wouter