SRU-ATC-2020-10

  • Instantie Advocaten Tuchtcollege (ATC)
  • Zaaknummer 19/30
  • Uitspraakdatum 09 oktober 2020
  • Publicatiedatum 22 maart 2021
  • Rechtsgebied Tuchtrecht
  • Inhoudsindicatie

    Klager meent dat verweerder, niet zijn belangen als cliënt heeft gediend, maar juist die van de tegenpartij en stelt hij dat de verrichtingen van verweerder het door hem gevraagde honorarium niet rechtvaardigen.

    Het tuchtcollege acht de klacht tegen verweerder ongegrond.

Uitspraak

HET ADVOCATEN TUCHTCOLLEGE
no. 19/30

Beslissing van het Advocatentuchtcollege
Naar aanleiding van de klacht van:

[klager],
klager,
procederend in persoon,

tegen

[verweerder],
advocaat tegen wie de klacht is ingediend,
verweerder,

1. Het verloop van de procedure
1.1 Bij schrijven van 8 augustus 2019 heeft klager bij de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten (hierna de Deken) een klacht ingediend tegen verweerder;
1.2 De Deken heeft de klacht met bijbehorende producties op 28 november 2019 ter kennis gebracht van het Advocaten Tuchtcollege (hierna: het tuchtcollege);
1.3 De klacht is behandeld op 13 maart 2020 ter zitting van het tuchtcollege, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.4 De beslissing is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 Klager heeft verweerder benaderd voor rechtsbijstand. In dat kader heeft verweerder op verzoek van klager conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van [naam] en Wood Source International N.V.
Verweerder heeft op 10 mei 2019 de vanwaardeverklaring van die gelegde beslagen verzocht.

2.2 Verweerder heeft voorts namens klager verweer gevoerd in een kortgedingzaak aangelegd door [naam] en Wood Source International N.V. (hierna [naam] e.a.) tegen klager ter opheffing van de gelegde beslagen. De vordering van [naam] e.a. voornoemd is afgewezen en de beslagen zijn in stand gebleven.

2.3 Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek van de advocaat van [naam]e.a., mr. C. Algoe, en de bereidwilligheid van klager eveneens bemiddeld om tot een oplossing te geraken. Op grond hiervan is er een dadingsovereenkomst opgesteld met overwegingen, bedingen en voorwaarden. Deze dadingsovereenkomst is op 29 mei 2019 door de betrokken partijen, klager en [naam] in persoon en in de hoedanigheid van Direkteur van Wood Source International N.V. getekend, waarbij de handtekeningen zijn gelegaliseerd door notaris mr. J.A. Jadnanansing residerende te Paramaribo.

3. De klacht en het verweer
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 37 van de Advocatenwet door zijn belangen niet zorgvuldig te hebben behartigd.
Klager meent dat verweerder, bij het opstellen van de dadingsovereenkomst niet zijn belangen als cliënt heeft gediend, maar juist die van de tegenpartij.
Tevens stelt klager dat verweerder hem heeft gedwongen de dadingsovereenkomst te ondertekenen. Tenslotte stelt klager dat de verrichtingen van verweerder het door hem gevraagde honorarium niet rechtvaardigen.

3.2 Verweerder heeft verweer gevoerd. Het tuchtcollege komt zover nodig hierop terug in de beoordeling.

4. De beoordeling
4.1 Verweerder stelt dat hij niet in strijd heeft gehandeld met de zorgplicht genoemd in artikel 37 van de Advocatenwet.
Volgens verweerder heeft klager zelf aangegeven dat hij wenst mee te werken aan een permanente oplossing, omdat hij niet zijn hele leven lang in onmin wil leven met [naam], die zijn schoonzoon is, en zijn dochter. Dit is de reden waarom er een dading tot stand is gekomen tussen partijen.
Verweerder ontkent dat hij klager heeft gedwongen om de dadingsovereenkomst te ondertekenen. Verweerder voert voorts aan dat verweerder op de hoogte was van de inhoud van de dadingsovereenkomst en dat deze is ondertekend ten overstaan van de notaris. mr. J.A. Jadnanansingh, die de handtekeningen heeft gelegaliseerd.
Ten aanzien van het gevraagde honorarium, heeft verweerder verklaard dat hij aan klager heeft voorgehouden dat zijn honorarium bedraagt USD 10.000,=.

4.2 Klager heeft niet weersproken dat hij wenste mee te werken aan een permanente oplossing omdat hij niet zijn hele leven lang in onmin wilde leven met [naam], die zijn schoonzoon is, en zijn dochter. Ook heeft hij niet weersproken dat dit de reden is waarom een dadingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. Klager heeft evenmin weersproken dat hij kennis droeg van de inhoud van de dadingsovereenkomst en dat deze is ondertekend ten overstaan van de notaris die de handtekeningen heeft gelegaliseerd.
Indien klager het niet eens was met de inhoud van de dadingsovereenkomst had hij die niet moeten ondertekenen. Klager heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop duiden dat hij de dadingsovereenkomst onder druk heeft moeten ondertekenen.
De stelling van klager dat verweerder, bij het opstellen van de dadingsovereenkomst niet zijn belangen als cliënt heeft gediend, maar juist die van de tegenpartij, is daarom niet aannemelijk.
Het tuchtcollege komt daarom niet tot enige verwijtbaarheid aan de zijde van verweerder. Verweerder heeft dus niet gehandeld in strijd met zijn zorgplicht jegens klager.

4.3 Voor wat betreft de hoogte van het honorarium van verweerder oordeelt het tuchtcollege als volgt.
Gebleken is dat partijen thans verwikkeld zijn in een rechtsproces met betrekking tot de hoogte van het door klager aan verweerder te betalen honorarium.
Op grond van de door verweerder verrichtte werkzaamheden acht het tuchtcollege het door verweerder gevraagde honorarium vooralsnog niet bovenmatig. Het tuchtcollege komt tot deze vaststelling na het marginaal onderzoek in de onderhavige zaak. In het rechtsproces waarin partijen thans verwikkeld zijn, zal uiteindelijk over de rechtmatigheid van de hoogte van het honorarium worden beslist.
In ieder geval komt het tuchtcollege niet tot de slotsom dat verweerder ten aanzien van het honorarium, heeft gehandeld in strijd met zijn zorgplicht jegens klager.

4.4 Het tuchtcollege komt op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat de klacht van klager ongegrond is, en zal dienovereenkomstig beslissen.

4.5 Het tuchtcollege acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.

5. De beslissing

Het tuchtcollege:
Verklaart de klacht tegen [verweerder] ongegrond.

Aldus gewezen door mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, plv. voorzitter, mr. S. Sheombar en mr. J.R. Wouter, leden, en door de plv. voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 09 oktober 2020 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. M.S. Wesenhagen.

De secretaris, De plv. voorzitter,

w.g.mr. M.S. Wesenhagen w.g.mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran

De leden,

w.g. mr. S. Sheombar
w.g. mr. J.R. Wouter

Voor eensluitend afschrift

De secretaris van het ATC,

mr. M.S. Wesenhagen

Ingevolge artikel 56 van de Advocatenwet kan van de beslissingen van het Tuchtcollege gedurende dertig dagen na de ontvangst van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie aan de daarbij door:
de klager die de klacht die tot de beslissing heeft geleid, heeft ingediend, indien:
de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard; bij gegrondbevinding van de klacht, het verzoek in artikel 45 lid 6 bedoeld wordt afgewezen;
de Deken, welke de klacht die tot de beslissing heeft geleid, ter kennis van het Tuchtcollege heeft gebracht, indien de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard;
de advocaat jegens wie de beslissing is genomen.

Het beroep wordt ingesteld bij een met redenen omklede memorie, in drievoud in te dienen bij de griffie van het Hof van Justitie en vergezeld van drie afschriften van de beslissing waartegen beroep is ingesteld.