SRU-ATC-2020-12

  • Instantie Advocaten Tuchtcollege (ATC)
  • Zaaknummer 19/18
  • Uitspraakdatum 09 oktober 2020
  • Publicatiedatum 12 april 2021
  • Rechtsgebied Tuchtrecht
  • Inhoudsindicatie

    De klacht tegen [verweerder] wordt gegrond verklaard. Verder wordt aan [verweerder] op de maatregel van berisping gelegd.

Uitspraak

HET ADVOCATEN TUCHTCOLLEGE
no. 19/18

Beslissing van het Advocaten Tuchtcollege

naar aanleiding van de klacht van:

[klager],
klager,
procederend in persoon,

tegen

[verweerder] ,
verweerder,
advocaat tegen wie de klacht is ingediend,
procederend in persoon.

De voorzitter spreekt met betrekking tot deze klacht, in naam van de Republiek, de navolgende beslissing uit.

1. Het verloop van de procedure
1.1 Bij schrijven van 24 september 2018 heeft klager bij de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten (hierna de Deken) een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2 De Deken heeft de klacht met bijbehorende producties op 07 maart 2019 ter kennis gebracht van het Advocaten Tuchtcollege (hierna: het tuchtcollege).

1.3 De klacht is behandeld op 10 januari 2020 ter zitting van het Tuchtcollege, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.

1.4 De beslissing is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 Klager had allereerst [verweerder], advocaat, benaderd die mede namens hem een vordering had aangelegd bij de kantonrechter in een perceelkwestie. Deze vordering was bekend onder A.R. nummer [nummer 1]. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen bij vonnis d.d. [datum]. Uit dit vonnis blijkt onder meer dat de kantonrechter een deel van de vordering heeft afgewezen omdat eisers, waaronder klager, verzuimd hadden om de originele kwitanties over te leggen waaruit de betaling zou moeten blijken van de volledige koopsom van een perceel met no. [nummer 2].

2.2 [verweerder] heeft mede namens klager hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter.

2.3 Klager heeft daarna verweerder benaderd om hem rechtsbijstand te verlenen.

2.4 Klager heeft na afstemming met verweerder het hoger beroep met betrekking tot het vonnis bekend onder A.R. nummer [nummer 1] doen intrekken. Verweerder heeft hierna een nieuwe vordering ingesteld bij de kantonrechter. Deze vordering is bekend onder A.R. nummer [nummer 3].

2.5 De kantonrechter heeft op 24 november 2015 vonnis gewezen in de zaak bekend onder A.R. nummer [nummer 3], waarbij klager (toen één van de eisers) niet ontvankelijk is verklaard in zijn vordering. De kantonrechter heeft aan de beslissing ten grondslag gelegd dat – althans zo begrijpt het tuchtcollege dat – over de zaak reeds onherroepelijk is beslist met als gevolg dat het vonnis bekend onder A.R. nummer [nummer 1] gezag van gewijsde heeft.

2.6 Tegen het vonnis van de kantonrechter bekend onder A.R. nummer [nummer 3] is er geen hoger beroep aangetekend.

3. De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, een en ander als bedoeld in artikel 37 van de Advocatenwet. Klager stelt daartoe dat verweerder de belangen van klager niet zorgvuldig heeft behartigd. Zo heeft verweerder hem geadviseerd om een nieuwe zaak aan te leggen en het eerder door hem ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter bekend onder A.R. nummer [nummer 1] in te trekken alvorens hij zou starten met een nieuwe procedure bij de kantonrechter. Hij heeft op instigatie van verweerder onnodige kosten gemaakt.

4. Het verweer
Verweerder heeft verweer gevoerd. Het tuchtcollege zal – zover nodig – hierop terug komen in de beoordeling.

5. De beoordeling
5.1 Verweerder heeft als verweer aangevoerd – althans zo begrijpt het tuchtcollege – dat klager niet heeft voldaan aan artikel 40 Advocatenwet, met dien verstande dat klager in het buitenland woont en dat hij geen vertegenwoordiger heeft in Suriname. Het tuchtcollege gaat voorbij aan dit verweer, nu daarop geen sanctie is gesteld.

5.2 Naar het tuchtcollege begrijpt heeft de klacht betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Het tuchtcollege stelt voorop dat zij mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Evenwel heeft het tuchtcollege rekening te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Echter, de vrijheid van de advocaat is niet onbeperkt maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat hij zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. Het tuchtcollege zal aan de hand van deze maatstaven de klacht beoordelen.

5.3 Uit het door partijen over en weer gestelde staat vast dat klager op advies van verweerder het ingestelde hoger beroep tegen het vonnis d.d. 01 november 2011 bekend onder A.R. nummer [nummer 1] heeft doen intrekken. Ongeacht of dit na afstemming met klager is geweest, is het tuchtcollege van oordeel dat door de intrekking van het hoger beroep, klager de kans heeft gemist om fouten die in eerste aanleg zijn gemaakt, zoals het niet overleggen van de gevraagde originele kwitantie, alsnog te herstellen in hoger beroep. Van verweerder als professional mocht worden verwacht dat hij de inschatting had moeten maken dat indien de nieuwe door hem ingestelde vordering bakzeil zou halen – hetgeen ook is gebeurd, nu eisers in die vordering niet ontvankelijk zijn verklaard – alsnog de zaak in hoger beroep had kunnen slagen.

5.4 Wat verweerder ook kan worden aangerekend is dat hij ook in de nieuwe zaak bekend onder A.R. nummer [nummer 3], geen hoger beroep heeft aangetekend, wetende dat ook dat vonnis gezag van gewijsde zou hebben daardoor. Dit terwijl klager wel wilde dat er hoger beroep moest worden aangetekend tegen het vonnis in die zaak. Het verweer van verweerder dat hij heeft geweigerd om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis op basis van no cure no pay, zoals door klager verzocht gaat niet op. De belangen van klager in acht nemende had verweerder wel hoger beroep moeten aantekenen en aan klager moeten voorhouden dat hij niet als zijn advocaat zou optreden in hoger beroep omdat hij niet kon instemmen met de voorwaarde “no cure no pay”. Het tuchtcollege komt dan ook tot de slotsom dat verweerder tekort is geschoten in zijn dienstverlening aan klager en derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarnaast is het tuchtcollege van oordeel dat verweerder – terecht zoals klager stelt – klager onnodig in de kosten heeft gejaagd.

5.5 Op grond van het hiervoor overwogene, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het tuchtcollege de klacht tegen verweerder gegrond. Aan verweerder zal daarom worden opgelegd de maatregel van berisping.

5.6 Het Tuchtcollege acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.

6. De beslissing
Het tuchtcollege:

Verklaart de klacht tegen [verweerder] gegrond.

Legt aan [verweerder] op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, plv. voorzitter, mr. S. Sheombar en mr. J.R. Wouter, leden, en door de plv. voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 09 oktober 2020 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. M.S. Wesenhagen.

De secretaris, De plv. voorzitter,
w.g. w.g.
mr. M.S. Wesenhagen mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran

De leden,
mr. S. Sheombar
w.g.
mr. J.R. Wouter
w.g.

Voor een sluitend afschrift
De secretaris van ATC,
mr. M.S. Wesenhagen

Ingevolge artikel 56 van de Advocatenwet kan van de beslissingen van het Tuchtcollege gedurende dertig dagen na de ontvangst van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie aan de daarbij door:

de klager die de klacht die tot de beslissing heeft geleid, heeft ingediend, indien:

a. de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard; bij gegrondbevinding van de klacht, het verzoek in artikel 45 lid 6 bedoeld wordt afgewezen;
b. de Deken, welke de klacht die tot de beslissing heeft geleid, ter kennis van het Tuchtcollege heeft gebracht, indien de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard;
c. de advocaat jegens wie de beslissing is genomen.
Het beroep wordt ingesteld bij een met redenen omklede memorie, in drievoud in te dienen bij de griffie van het Hof van Justitie en vergezeld van drie afschriften van de beslissing waartegen beroep is ingesteld.