- Instantie Advocaten Tuchtcollege (ATC)
- Zaaknummer no. 20/04
- Uitspraakdatum 24 juli 2020
- Publicatiedatum 01 november 2020
- Rechtsgebied Tuchtrecht
-
Inhoudsindicatie
Uit de feiten is niet gebleken dat klager in privé is aan te merken als een (voormalige) cliënt van verweerster of dat verweerster kennis droeg van de financiële gegevens van klager. De grondslag van de klacht zal derhalve worden verworpen.
Uitspraak
HET ADVOCATEN TUCHTCOLLEGE
no. 20/04
Beslissing van het Advocaten Tuchtcollege
naar aanleiding van de klacht van:
[naam A],
klager,
procederend in persoon,
tegen
[naam B],
verweerster,
advocaat tegen wie de klacht is ingediend,
gemachtigde: mr. J. Kraag, advocaat,
De voorzitter spreekt met betrekking tot deze klacht, in naam van de Republiek, de navolgende beslissing uit.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Bij brief door het Advocaten Tuchtcollege (hierna: het Tuchtcollege) ontvangen op
07 februari 2020 heeft de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten (hierna: de Deken) de klacht ter kennis van het Tuchtcollege gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zitting van het Tuchtcollege van vrijdag 22 mei 2020.
Klager heeft producties overgelegd ter onderbouwing van zijn stellingen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt door de secretaris, hetwelk zich onder de processtukken bevindt.
1.3. De rechtsdag voor de uitspraak van de beslissing was hierna aanvankelijk bepaald
op 26 juni 2020 doch nader op heden.
2. De feiten
2.1. Klager is de CEO van de [Stichting].
2.2. Verweerster heeft [Stichting] juridisch bijgestaan in rechtsprocessen.
2.3. Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager, mw [naam], juridisch bijgestaan in een rechtszaak inzake scheiding en deling na ontbinding van het huwelijk tussen klager en mw. [naam] voornoemd.
3. De klacht en het verweer
3.1. De klacht houdt -zakelijk weergegeven – in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 37 Advocatenwet (AW).
3.2. Klager stelt -zakelijk weergegeven- dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling aangezien zij zaken heeft gedaan voor de [Stichting], waarvan klager en zijn ex-vrouw de enige aandeelhouders waren en tegelijkertijd heeft verweerster ook de zaak betreffende scheiding en deling voor zijn ex-vrouw gedaan. Volgens klager heeft verweerster kennis gedragen van de financiën van zowel klager als zijn ex-vrouw en die informatie gebruikt in de zaak betreffende scheiding en deling hetwelk door verweerster namens zijn ex-vrouw aanhangig was gemaakt.
Voorts stelt klager dat verweerster zich op een zeer onfatsoenlijke en afkeurenswaardige wijze heeft gedragen naar hem toe bij het opvragen van zijn dossier. Volgens klager heeft hij sinds 2010 en wederom op 28 maart 2019 het dossier opgevraagd bij verweerster en uiteindelijk mocht hij het dossier op 21 juni 2019 bij verweerster ophalen, waarbij hij op een stuk voor ontvangst moest tekenen voor de aan hem afgegeven documenten. Volgens klager heeft verweerster in voornoemd stuk vermeld: “Ik heb nimmer als (proces)gemachtigde van u, [klager], opgetreden in een zaak.” Klager die het niet eens is met deze zinsnede heeft toen onder het stuk geschreven: “Ik persisteer niet eens te zijn met deze zinsnede en teken alleen voor ontvangst van de overeengekomen en vermelde stukken.” Volgens klager blijkt achteraf dat hij een incompleet dossier heeft ontvangen van verweerster.
Verder stelt klager dat hij tijdens een telefoongesprek d.d. 14 mei 2019 met de volgende denigrerende woorden door verweerster werd bejegend: “Iemand zoals jij” en “Ik heb meer verstand dan u.”
Volgens klager heeft verweerster in deze haar beroepsethiek veronachtzaamd en inbreuk gepleegd op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid.
3.3. Klager verzoekt derhalve dat verweerster:
– schriftelijk haar verontschuldigingen aanbiedt aan klager en een dwangsom van SRD 50.000,= (Vijftig Duizend Surinaamse Dollar) wordt opgelegd voor iedere dag, uur en minuut indien verweerster zou weigeren zulks te doen;
– de nodige berisping en tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd.
3.4. Verweerster heeft verweer gevoerd, waarop voor zover nodig, in de beoordeling zal worden teruggekomen.
4. De beoordeling
4.1.Ter beoordeling ligt de vraag of verweerster verwijtbaar is ter zake enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
4.2.Verweerster voert -zakelijk weergegeven – het volgende verweer.
Verweerster voert aan dat zij de [Stichting] juridisch heeft bijgestaan in rechtsprocessen en niet klager in privé. Verweerster voert verder aan dat zij niet wist of kon weten dat klager en zijn ex-vrouw aandeelhouders waren van de [Stichting]. Volgens verweerster staat in het uittreksel van de Kamer van Koophandel en Fabrieken niets vermeld over aandeelhouderschap en heeft zij nimmer inzage gehad in de privé-rekening van klager.
Verweerster weerspreekt dat er sprake is van belangenverstrengeling door het verlenen van juridische bijstand aan de ex-echtgenote van klager, aangezien zij klager niet in persoon heeft bijgestaan in de rechtszaken. Verweerster voert aan dat zij de ex-echtgenote van klager heeft bijgestaan in een scheiding en deling na ontbinding van het huwelijk tussen haar en klager en dat zij nimmer betrokken is geweest als gemachtigde in de echtscheidingszaak.
Volgens verweerster heeft zij nimmer geweigerd om klager zijn dossier terug te geven en heeft de afgifte van het dossier aan verweerder langer geduurd, aangezien het om een lijvig dossier gaat en de administratieve verwerking van de stukken veel tijd in beslag heeft genomen. Volgens verweerster heeft zij bij de afgifte van het dossier klager laten tekenen voor ontvangst en heeft klager toen nimmer aangegeven dat bepaalde stukken ontbreken, terwijl hij het dossier wel minutieus heeft geïnventariseerd.
Verweerster ontkent niet dat zij in conversaties met klager scherpe woorden heeft gebruikt. Volgens verweerster benadert klager haar op een bepaalde manier waarvan zij niet gediend is.
4.3. Het Tuchtcollege stelt bij de beoordeling voorop dat ingevolge de Ere-regelen voor de Advocaten in Suriname de advocaat verplicht is in de uitoefening van het beroep de hem toevertrouwde belangen te verdedigen naar eer en geweten en zoals de eisen ener goede rechtsbedeling hem dat voorschrijven en daarbij steeds de goede trouw in acht te nemen.
Naar het oordeel van het Tuchtcollege is het de advocaat in beginsel niet toegestaan om tegen een cliënt of een voormalige cliënt van hem/haar in rechte op te treden. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven waardoor hij/zij in een belangenconflict met zijn (voormalige) cliënt geraakt, terwijl voorts de (voormalige) cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie toevertrouwd aan zijn advocaat niet tegen hem kan worden gebruikt in een opvolgende procedure.
4.4. Het Tuchtcollege is van oordeel dat uit de aan haar gepresenteerde feiten in deze zaak niet is gebleken dat klager in privé is aan te merken als een (voormalige) cliënt van verweerster. Nu klager in privé niet kan worden aangemerkt als een (voormalige) cliënt van verweerster is van belangenverstrengeling ook geen sprake. Klager heeft evenmin bewijs aangedragen waaruit zou moeten blijken dat verweerster kennis droeg van de financiële gegevens van klager in privé en daarvan gebruik gemaakt in de zaak van de ex-vrouw van klager. Verder dan het uitspreken van vermoedens is klager in de visie van het Tuchtcollege niet gekomen. De daartoe strekkende grondslag van de klacht zal derhalve worden verworpen.
4.5. Het Tuchtcollege komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat uit de inhoud van de overgelegde stukken en het gehouden verhoor niet in rechte is komen vast te staan dat verweerster onbetamelijk heeft gehandeld jegens klager. Dat er scherpe bewoordingen zijn gebezigd tijdens conversaties door verweerster jegens klager doen aan voorgaande vaststelling niet af, aangezien verweerster de context daarvan bij de behandeling van de klacht heeft geschetst. Van het verzaken van haar plichtethiek zoals klager heeft aangevoerd is daarbij niet gebleken.
Van enig gegrond tuchtrechtelijk verwijt aan de zijde van verweerster is dus niet gebleken, zodat de klacht tegen verweerster ongegrond zal worden verklaard.
4.6. Het Tuchtcollege acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig daar die voor de beslissing niet relevant zijn gebleken.
5. De beslissing
Het Advocaten Tuchtcollege verklaart de klacht tegen verweerster ongegrond.
Aldus gewezen door mr.A. Charan, voorzitter, mr. R.M.F. Oemar en mr. G. Ramai-Badal, leden, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 24 juli 2020 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. M.S. Wesenhagen.
De secretaris,
w.g.
mr. M.S. Wesenhagen
De voorzitter,
w.g.
mr. A. Charan
De leden,
mr. R.M.F. Oemar
w.g.
mr. G. Ramai-Badal
w.g.