- Instantie Advocaten Tuchtcollege (ATC)
- Zaaknummer no. 19/ 27
- Uitspraakdatum 26 februari 2021
- Publicatiedatum 03 maart 2021
- Rechtsgebied Tuchtrecht
-
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft de op haar rustende Zorgplicht jegens klager geschonden. Aan de klager is er een kwitantie verstrekt waarop als omschrijving was genoteerd “rechtsbijstand”, in plaats van “aflossing deelbetaling”. Klager werd op verdenking van oplichting, in verzekering gesteld. Verweerster heeft niet kordaat opgetreden om de verschrijving op de kwitantie te corrigeren.
Uitspraak
HET ADVOCATEN TUCHTCOLLEGE
no. 19/ 27
Beslissing van het Advocaten Tuchtcollege
naar aanleiding van de klacht van:
[naam 1],
wonende in het district Wanica
klager,
gemachtigde: mr. H.S. Monorath, advocaat
tegen
[naam 2],
advocaat tegen wie de klacht is ingediend,
verweerster,
procederend in persoon,
De voorzitter spreekt met betrekking tot deze klacht, in naam van de Republiek, de navolgende beslissing uit.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Bij brief door het Advocaten Tuchtcollege (hierna: het Tuchtcollege) ontvangen op 28 oktober 2019, heeft de Deken van de Orde van Advocaten (hierna: de Deken) de klacht ter kennis van het Tuchtcollege gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zittingen van het Tuchtcollege van 24 juli 2020 en 22 januari 2021. Klager heeft daarbij zijn klacht mondeling toegelicht. Van de behandeling zijn processen-verbaal opgemaakt door de secretaris, welke zich onder de processtukken bevinden.
1.3. Op 24 juli 2020 is een minnelijke regeling getroffen tussen partijen. Klager wenste een verontschuldigingsbrief van verweerster. Deze brief is op 27 juli 2020 door verweerster verzonden. Bij schrijven van 30 november 2020 heeft de gemachtigde van klager aangegeven dat klager zich niet kan terug vinden in de inhoud van de verontschuldigingsbrief.
1.4. Op de zitting van 22 januari 2021 heeft klager aangegeven dat de verontschuldigingsbrief voor hem geen zin meer heeft, aangezien [persoon 1] reeds is overleden en die verontschuldigingsbrief moest dienen om de waarheid boven water te brengen in dier voege erop neerkomend, dat klager geen gelden van [persoon 1] had verduisterd. Te dienende dage heeft klager bij monde van zijn gemachtigde aangegeven belang te hebben bij een beslissing van het Tuchtcollege.
1.5. De rechtsdag voor de uitspraak van de beslissing is hierna bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Op 20 mei 2019 is klager op verzoek van een familie vriend, [persoon], bij verweerster geweest voor een zaak omtrent Stichting Sekrepatoe, voor wie verweerster als gemachtigde heeft opgetreden.
2.2. Klager heeft conform afspraak met Stichting Sekrepatoe de achterstand in de huurbetaling aangezuiverd t.b.v. [persoon 1], huurder, middels een deelbetaling van Euro 500,-. Echter is op de kwitantie aangegeven “rechtsbijstand inzake Woning Sekrepatoe/ [persoon 1].”, terwijl klager de betaling heeft gedaan als “aflossing deelbetaling” van de huurachterstand. Klager heeft daags daarna gebeld naar het kantoor van verweerster om de kwitantie te corrigeren. Hij kreeg de boodschap dat hij nog terug gebeld zou worden, hetgeen niet is gebeurd.
2.3. [persoon 1] kreeg de boodschap dat klager niets had betaald van de huurachterstand. Op 3 juni 2017 moest klager zich aanmelden bij de Politie van het Bureau Kwatta. Klager werd op verdenking van oplichting na een klacht gedaan door [persoon 1], in verzekering gesteld.
2.4. Klager heeft tijdens de inverzekeringstelling geprobeerd met verweerster in contact te treden hetgeen niet is gelukt daar verweerster niet bereikbaar was.
3. De klacht en het verweer
3.1. De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld jegens klager. Ten onrechte stond op de kwitantie “rechtsbijstand inzake Woning stichting Sekrepatoe/[persoon 1] instede van “aflossing deelbetaling”. Klager vraagt het Tuchtcollege dat verweerster wordt gestraft voor het leed welke hij heeft moeten ondergaan en dat zijn naam wordt gezuiverd bij [persoon 1], Stichting Sekrepatoe en bij de Politie.
3.2. Bij verweerschrift d.d. 24 oktober 2019, heeft verweerster verweer gevoerd tegen de klacht, welk verweer voor zover van belang hierna kort en zakelijk is weergegeven.
3.2.1. Verweerster erkent met klager te hebben gesproken over de huurachterstand van [persoon 1] en de deelbetaling door klager van Euro 500,= ten hare kantore. Verweerster stelt “per abuis heeft de administratie op de kwitantie die aan [klager] is afgegeven vermeld, dat het een betaling voor rechtsbijstand betreft in plaats van een betaling van de achterstallige huur van de huurder”. Huurbetalingen door huurders worden volgens verweerster maandelijks afgedragen aan de verhuurder. De betaling van [klager] is op 5 juli 2019 afgedragen aan haar cliënte, samen met alle overige ten hoeve van haar cliënte ontvangen betalingen.
3.2.2. Verweerster stelt verder, dat zij op 4 juni 2019 werd gebeld door de kleindochter van [persoon 1] en begrepen heeft, dat [klager] ruim Euro 2820,- had ontvangen van [persoon 1] ter betaling aan de verhuurder, maar dat slechts Euro 500,- is betaald. [klager] kon geen verantwoording afleggen omtrent de besteding van de rest van het geld. Op grond hiervan is tegen [klager] aangifte gedaan. Verweerster ontkent dat de wijze waarop zij rechtsbijstand heeft verleend aan haar cliënte erin heeft geresulteerd, dat [klager] in verzekering is gesteld.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Tijdens de eerste zitting van het Tuchtcollege in deze zaak waren partijen het er over eens, dat verweerster bij wege van schikking een verontschuldigingsbrief zou sturen naar klager, de politie en naar de heer [persoon 1], zodat de naam van klager kon worden gezuiverd.
Verweerster heeft op 27 juli 2020 een concept van de verontschuldigingsbrief verzonden naar de gemachtigde van klager, mr. H. Monorath. Na ruim 4 maanden, bij schrijven van 30 november 2020, is namens klager het concept van de hand gewezen. Op de zitting van 22 januari 2021 heeft klager aangegeven dat de verontschuldigingsbrief voor hem geen zin meer heeft, omdat de [persoon 1] reeds is overleden en de naam van klager niet meer kan worden ontlast van beschuldigingen. Het Tuchtcollege stelt vast dat klager en/of zijn gemachtigde mogelijk tekort zijn geschoten en de verontschuldigingsbrief van verweerster niet tijdig hebben beoordeeld. In de tussentijd is [persoon 1] overleden, waardoor een verontschuldigingsbrief voor klager geen zoden aan de dijk legt. Het Tuchtcollege neemt als uitgangspunt dat geen der partijen in een proces kunnen worden gedwongen om een schikking aan te gaan. Verder was er geen termijn afgesproken, waarbinnen de verontschuldigingsbrief moest worden verzonden. Verweerster zelf heeft pas na ruim 4 maanden aan de bel getrokken middels haar schrijven naar het Tuchtcollege d.d. 18 december 2020, stellende dat er geen reactie van klager en/ of zijn procesgemachtigde over het concept van de verontschuldigingsbrief is gekomen. Partijen hebben aldus over en weer de zaak op hun beloop gelaten, waardoor er geen schikking is bereikt. Er zijn voor partijen verder hieraan geen gevolgen verbonden en het Tuchtcollege zal zich thans inhoudelijk buigen over de klacht.
4.2. Klager heeft daags na de betaling gebeld naar het kantoor van verweerster met het verzoek om de omschrijving van de kwitantie te veranderen, echter zonder resultaat. Klager stelt dat de foutieve omschrijving op de kwitantie voor de nodige problemen heeft gezorgd. Tijdens de inverzekeringstelling heeft klager getracht met verweerster in contact te treden om de zaak bij de politie op te helderen met betrekking tot de omschrijving op de kwitantie. Verweerster was echter niet bereikbaar.
Verweerster verweert zich onder aanvoering dat klager niet was ingesloten als gevolg van de omschrijving op de kwitantie maar wegens andere gelden welke hij niet kon verantwoorden, hierbij steunend op bijlage 3 overgelegd bij het verweer, zijnde een verklaring van [naam 3] gedateerd 24 oktober 2019, zijnde een kleindochter van [persoon 1]. De verklaring is op geen enkele wijze onderbouwd met andere bescheiden of informatie waarop de inhoud kan steunen. Ook is het geen verklaring van [persoon 1] zelf in wiens opdracht klager heeft gehandeld. Verder is het niet bekend hoe en op welke wijze [naam 3] aan de informatie is gekomen of op enigerlei wijze betrokken is geweest in de onderhavige kwestie. Het had op de weg van verweerster gelegen om die informatie te geven zodat de inhoud van die verklaring op objectieve gronden, op juistheid kon worden getoetst. Verweerster is derhalve tekort geschoten casu quo niet geslaagd de stelling van klager te weerleggen. Dit brengt in de visie van het Tuchtcollege met zich mee dat terughoudendheid en grote behoedzaamheid ten aanzien van de verklaring moet worden betracht.
4.3. Het Tuchtcollege stelt vast dat verweerster na 20 mei 2019 geen contact met klager heeft gehad, dit terwijl klager daags na de betaling contact had opgenomen met het kantoor van verweerster om de omschrijving op de kwitantie te veranderen. Hij zou nog worden terug gebeld. Voor klager was het naar het oordeel van het Tuchtcollege dus wel van belang dat de omschrijving op de kwitantie veranderd moest worden in “deelbetaling huurachterstand”. Dit is naar het oordeel van het Tuchtcollege een terechte doch onvruchtbare poging geweest zijdens klager. Immers, verweerster heeft in haar verweer aangegeven, dat er een administratieve fout is gemaakt. Verweerster is dus tekort geschoten om die administratieve fout te corrigeren. Immers, een omschrijving “rechtsbijstand inzake Woningstichting Sekrepatoe” / [persoon 1] C.E. wijkt helemaal af van de werkelijkheid waarvoor daadwerkelijk is betaald. De berekening van de achterstand en de afspraak van de deelbetaling hebben klager en verweerster ten kantore op 22 mei 2019 samen gemaakt, waarna de betaling is gedaan. Het belang voor klager om een correcte omschrijving op de kwitantie was genoegzaam aanwezig. Verder heeft verweerster op geen enkele andere wijze aannemelijk gemaakt, dat klager wegens andere reden dan de foutieve omschrijving op de kwitantie was ingesloten. Het Tuchtcollege is van oordeel dat er voldoende verband bestaat tussen de foutieve omschrijving op de kwitantie en de insluiting van klager door de politie aangezien de omschrijving op de kwitantie een vertekend beeld van de gang van zaken heeft teweeggebracht.
4.4. Aan een professionele rechtsbijstandverlener worden hoge eisen gesteld voor wat betreft de financiële huishouding. Immers, de ereregelen voor de Advocaten in Suriname stellen nadrukkelijk onder punt 9a, dat de advocaat de uiterste nauwgezetheid en zorgvuldigheid in geldelijke aangelegenheden moet betrachten. Deze verplichting geldt zeker ook in de relatie klager en verweerster. Zoals verweerster stelt heeft de administratie van verweerster fouten gemaakt, echter pleit dat de advocaat/verweerster in de visie van het Tuchtcollege niet vrij, aangezien verweerster verantwoordelijk is voor het handelen van personen die voor of namens haar handelingen verrichten. Daarom had het ook op de weg van de verweerster gelegen om de kwitantie te corrigeren. Verweerster heeft niet kordaat opgetreden en is schromelijk tekort geschoten om de naar haar zeggen foute omschrijving te corrigeren. Dit wist zij al daags nadat de kwitantie was uitgeschreven. Klager had gebeld om de correctie te plegen. Verweerster heeft een zorgplicht jegens klager als betaler namens [persoon 1]. Deze zorgplicht heeft zij in de visie van het Tuchtcollege verwaarloosd en geschonden.
4.5. De schending van de zorgplicht blijkt te meer uit het navolgende. Ervan uitgaande, dat het verweerster niet eerder dan op 4 juli 2019, zijnde de dag van het telefonisch onderhoud met [naam 3], ter ore is gekomen dat klager was ingesloten, heeft zij ondanks die wetenschap jegens de klager geen enkele handeling of actie gepleegd om de kwitantie te corrigeren of op enige manier berouw te tonen voor het leed welke klager heeft ondervonden. Ook na de aanhouding niet. Verweerster heeft gewoon de zaak aan zich voorbij laten gaan, naar het oordeel van het Tuchtcollege, zelfs genegeerd. Deze houding is zeker niet bevorderlijk voor het vertrouwen in de advocatuur. Het vertrouwen in de advocatuur is geschaad alsook de eer en goede naam van klager. Zaken kunnen met [persoon 1] vanwege zijn overlijden niet meer worden bijgelegd. De integriteit van klager is door de insluiting aangetast.
4.6. Op grond van al het voorgaande komt het Tuchtcollege tot het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Zij heeft onzorgvuldig en derhalve onbetamelijk gehandeld jegens klager en wordt de klacht gegrond geacht.
4.7. Met betrekking tot de op te leggen maatregel is het Tuchtcollege van oordeel dat alhoewel verweerster “first offender” is, gezien de ernst van de zaak en de gevolgen daarvan voor klager, een berisping in casu een passende maatregel oplevert.
4.8. Het Tuchtcollege acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen niet relevant en zal dat achterwege laten.
5. De beslissing
Het Tuchtcollege:
Verklaart de klacht tegen verweerster gegrond.
Legt aan de verweerster de tuchtmaatregel van berisping op.
Aldus gewezen door mr. A. Charan, voorzitter, mr. R.M.F. Oemar en mr. G. Ramai-Badal, leden, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 26 februari 2021 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. M.S. Wesenhagen.
De secretaris, De voorzitter,
w.g. w.g.
mr. M.S. Wesenhagen mr. A. Charan
Voor afschrift De leden
De secretaris van ATC, mr. R.M.F. Oemar
w.g.
mr. G. Ramai-Badal
w.g.
mr. M.S. Wesenhagen