SRU-HvJ-1974-2

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-10116
  • Uitspraakdatum 06 december 1974
  • Publicatiedatum 19 maart 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Beroep op huurbescherming gaat niet op, nu het rechtens vaststaat dat geïntimeerde de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik en appellant een huurachterstand heeft. Ontruiming toegestaan.

Uitspraak

Hof van Justitie

6 december 1974, G.R. 10116

(Mrs. O.E.G. van der Geld, O.W. Abendanon en Dr. L.Th. Waaldijk)

[appellant], wonende te [district 1] aan [adres], advokaat Mr. H.R. Komproe, appellant,

tegen

[geïntimeerde] , wonende in het [district 2], advokaat Mr. C.R. Jadnanansing, geïntimeerde;

De President spreekt in deze zaak in naam der Koningin het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien ‘s Hofs Interlocutoir vonnis op 21 Juni 1974 tussen partijen gewezen;

Ten aanzien van de feiten

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ‘s Hofs voormeld vonnis is overwogen en beslist en voorts:

Overwegende, dat ter voldoening aan voormeld vonnis partijen in persoon ter terechtzitting zijn verschenen en hebben verklaard gelijk in de daarvan opgemaakte -als hier ingevoegd te beschouwen- afzonderlijke processen-verbaal staat gerelateerd; Overwegende, dat nadat geïntimeerde een als hier geïnsereerd aan te merken schriftelijke conclusie na comparitie had genomen, vonnis is gevraagd, waarvan de uitspraak werd bepaald op heden;

Ten aanzien van het recht

Overwegende, dat het Hof volhardt bij zijn interlocutoir vonnis van 21 juni 1974 en hetgeen dienaangaande is overwogen;

Overwegende, dat nu de appellant ter gelegenheid van de gehouden comparitie van partijen heeft erkend dat hij de litigieuze woning dringend voor eigen gebruik nodig had, in verband met plaatsing van zijn kinderen op scholen in [district 1], die niet in [district 2] waren, deze feiten rechtens vaststaan tussen partijen;

Overwegende, dat nu eveneens als onbetwist rechtens is komen vast te staan, dat de appellant de huurachterstand over de maanden oktober tot en met december 1973 en vijf huurtermijnen over 1974 niet aan de geïntimeerde heeft voldaan;

Overwegende, dat mitsdien de vordering van de geïntimeerde jegens de appellant tot ontruiming van de litigieuze woning als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is;

Overwegende, dat het vonnis waarvan beroep op grond van het hiervorenoverwogene met aanvulling der rechtsgronden behoort te worden bevestigd met dien verstande dat de datum van ontruiming wordt gesteld op 15 december 1974;

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;

Rechtdoende in Hoger Beroep:

Bevestigt met aanvulling der rechtsgronden het vonnis door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 11 december 1973 met dien verstane dat de datum van ontruiming wordt bepaald op 6 januari 1975;

Veroordeelt de appellant in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van geïntimeerde gevallen en begroot op ƒ 25,– met inbegrip van het door het Hof aan zijn advocaat voor het door hem gehouden, pleidooi toegekende salaris van ƒ 25,– bepalende het Hof het salaris van de advokaat van de appellant eveneens op ƒ25.–.