SRU-HvJ-1976-1

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-10520
  • Uitspraakdatum 03 december 1976
  • Publicatiedatum 19 maart 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Huurrecht. Districts-Commissaris is bevoegd maximale huur vast te stellen bij beschikking. Reeds teveel betaalde huurpenningen mogen verrekend worden met nog te verschijnen huursommen.

Uitspraak

Hof van Justitie

3 december 1976, G.R. 10520

(Mrs. O.E.G. van der Geld, mr. O.W. Abendanon en H.C.U.J. Huber)

[bedrijf], rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te [district] aan [adres], advocaat Mr. C.R. Jadnanansing, appellante in conventie en in reconventie,

tegen

de Naamloze Vennootschap De Surinaamse Luchtvaart Maatschappij, rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Domineestraat no. 11, advocaat Mr. H.R. Lim A Po, geïntimeerde in conventie en in reconventie,

De President spreekt in naam van de Republiek het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien de stukken van het geding waaronder:

1. de in afschrift overgelegde vonnissen van de Kantonrechter in het Eerste Kanton respectievelijk dd. 6 augustus 1974 en 5 augustus 1975 tussen partijen gewezen;

2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton dd. 3 september 1975 waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;

Gehoord partijen bij monde van haar respectieve advokaten;

Ten aanzien van de feiten

Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [bedrijf] als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:

1. dat eiseres de navolgende vordering wenst in te stellen tegen de Naamloze Vennootschap De Surinaamse Luchtvaart Maatschappij, rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Domineestraat no. 11, gedaagde;

2. dat eiseres per 1 juli 1972 voor de tijd van drie jaren aan gedaagde heeft verhuurd, gelijk deze van gene heeft gehuurd het gedeelte van het pand, gelegen aan de Domineestraat no. 11 rechts van de ingang en groot omstreeks 5 X 8 meter en wel voor de tussen partijen overeengekomen huurprijs van ƒ 500,– per maand;

3. dat gedaagde reeds van 1 augustus 1972 geen huur heeft betaald, zodat zij thans aan eiseres verschuldigd is een bedrag van 5 X ƒ 500,– dat is gelijk aan ƒ 2.500,– (Tweeduizend vijfhonderd gulden);

4. dat gedaagde ondanks herhaaldelijk daartoe te zijn aangemaand, geweigerd heeft, althans in gebreke is gebleven om de achterstallige huurtermijnen te voldoen, zodat eiseres zich genoopt ziet tot het nemen van rechtsmaatregelen over te gaan;

5. dat eiseres op grond van de door gedaagde gepleegde wanprestatie gerechtigd is ontruiming en schadeloosstelling in rechte van gedaagde te vorderen;

Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:

dat bij vonnis, voorzover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:

a. gedaagde zal worden veroordeeld om tegen behoorlijke kwijting aan eiseres terzake voormeld te betalen de som van ƒ 2.500,– (Tweeduizend vijfhonderd gulden) met de wettelijke interessen hierover ad 6% ‘s jaars vanaf de dag van rechtsingang – dd. 29 december 1973 – tot aan die der voldoening;

b. de hiervoor sub 2 vermelde huurovereenkomst, wegens wanprestatie zijdens gedaagde ontbonden zal worden verklaard, alsmede gedaagde zal worden veroordeeld om binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn met alle zich daarin van harentwege bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en ter algehele en vrije beschikking van eiseres te stellen, met machtiging van eiseres om indien gedaagde in gebreke mocht blijven om binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn het verhuurde te ontruimen, de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de Sterke Macht;

c. gedaagde zal worden veroordeeld om te rekenen van 1 januari 1974 als schadeloosstelling maandelijks aan eiseres te betalen de som van ƒ 500,– (Vijfhonderd gulden) en wel zolang gedaagde in gebreke blijft het verhuurde te ontruimen; Kosten rechtens;

Overwegende, dat de Naamloze Vennootschap De Surinaamse Luchtvaart Maatschappij als gedaagde partij in eerste aanleg voor antwoord in conventie heeft gezegd:

dat gedaagde ontkent en betwist al hetgeen niet woordelijk en uitdrukkelijk door haar wordt erkend, met beroep op de onsplitsbaarheid van haar aveu en onder aanbod van bewijs van haar stellingen door alle middelen rechtens, meer speciaal door getuigen, zij het onder protest tegen de gehoudenheid daartoe;

dat gedaagde kan erkennen van eiseres in huur te hebben het bij inleidend rekest aangeduid gedeelte van het pand aan de Domineestraat no. 11;

dat van 1 januari 1972 tot en met 30 juni 1972 de huurprijs uit kracht van een mondelinge overeenkomst tussen partijen bedroeg ƒ 300,– per maand en daarna ƒ 500,– uit kracht van een in augustus 1973 opgemaakte schriftelijke overeenkomst;

dat gedaagde de overeengekomen huurpenningen tot en met juli 1973 en derhalve belopende een bedrag van ƒ 8.300,– heeft betaald;

dat evenwel, blijkens de hierbij in fotocopie overgelegde beschikking van de Distrikts-Commissaris van Paramaribo dd. 3 augustus 1973, de wettelijke maximaal toelaatbare huurprijs voor het verhuurde ƒ 200,– per maand bedraagt, weshalve gedaagde tot en met februari 1974 aan eiseres had moeten betalen een bedrag van ƒ 5.200,–, hebbende gedaagde aldus een bedrag van ƒ 3.100,– aan eiseres teveel betaald, waarvan ƒ 1.400,– moet worden geacht te zijn gecompenseerd met de huurpenningen verschuldigd over de periode van augustus 1973 tot en met februari 1974;

dat de vordering van eiseres danook ongegrond is;

en voor eis in reconventie heeft gesteld:

dat eiseres de navolgende vorderingen tegen gedaagde wenst in te stellen:

1. Eiseres heeft terzake bij antwoord in conventie omschreven, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd, van gedaagde per 1 maart 1974 als onverschuldigd betaald te vorderen een bedrag van ƒ 3.100,–;

2. Eiseres heeft, blijkens de hierbij overgelegde copieën van de desbetreffende facturen, in de periode van juni tot en met oktober 1973 aan gedaagde verkocht, gelijk gedaagde van eiseres heeft gekocht, vliegbiljetten tot een bedrag van ƒ 4.773,76, welk bedrag onbetaald is gebleven;

dat eiseres op grond van het voorgaande totaal van gedaagde te vorderen heeft een bedrag van ƒ 7.873,76 waarvan zij in der minne geen betaling kan bekomen, weshalve zij belang heeft dit in rechte te vorderen;

Overwegende, dat op deze gronden is geconcludeerd:

voor antwoord in conventie:

dat eiseres in haar vordering niet zal worden ontvangen, althans deze haar zal worden ontzegd als ongegrond en onbewezen; Kosten rechtens;

en voor eis in reconventie:

dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde zal worden veroordeeld om terzake voorschreven aan eiseres te betalen het bedrag ƒ 7.873,76, vermeerderd met de wettelijke interessen daarover ad 6% ‘s jaars vanaf de dag van rechtsingang – dd. 19 februari 1974 – tot aan de voldoening; Kosten rechtens;

hebbende zij daarbij producties overgelegd;

Overwegende, dat de eisende partij in conventie een als ingelast te beschouwen conclusie van repliek heeft doen nemen en als gedaagde partij in reconventie voor antwoord heeft gezegd;

dat zij al hetgeen hierboven in conclusie is gesteld als hier woordelijk herhaald en geïnsereerd wenst te zien beschouwd;

dat zij op de hiervoor in conventie genoemde gronden ontkent dat eiseres een bedrag van ƒ 3.100,– onverschuldigd aan haar zou hebben betaald;

dat gedaagde erkent van eiseres vliegtickets tot een bedrag van ƒ 4.773,76 gekocht te hebben, doch dat dit bedrag nog niet opeisbaar is, daar tussen partijen een rekening-courant verhouding bestaat;

Overwegende , dat op deze gronden voor antwoord in reconventie is geconcludeerd, dat eiseres niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, althans dat deze haar zal worden ontzegd als ongegrond en onbewezen; Kosten rechtens;

en voor repliek in conventie heeft gepersisteerd;

Overwegende, dat partijen vervolgens bij conclusies van dupliek in conventie en van repliek en dupliek in reconventie, welke geacht moeten worden te dezer plaatse te zijn ingevoegd, haar stellingen nader hebben toegelicht en verdedigd;

Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis dd. 6 augustus 1974 een comparitie van partijen heeft bevolen en de griffier heeft opgedragen, het dossier bekend onder A.R. No. 3200/1973, aangehaald in het 4e “dat” van de conclusie van repliek in conventie, bij het onderhavig geding te voegen;

Overwegende, dat nadat de comparitie geen voortgang had gehad, de gemachtigden van partijen schriftelijke conclusies na comparitie hebben genomen, waarvan de inhoud als hier geïnsereerd moet worden beschouwd, waarna de kantonrechter bij vonnis dd. 5 augustus 1975 heeft overwogen:

In conventie en in reconventie:

Voor zover thans van belang is tussen partijen als in confesso, rechtens komen vast te staan:

1. de gestelde huurovereenkomst met betrekking tot het litigieuze pand aan de Domineestraat no. 11 te Paramaribo, tegen een aanvankelijke huur van ƒ 300,– per maand, nader tegen een huur van ƒ 500,– per maand;

2. dat bij beschikking van de Districts-Commissaris van Paramaribo dd. 3 augustus 1973 no. 711 de maximale huur voor het pand is vastgesteld op ƒ 200,– per maand;

3. dat partij Surinaamse Luchtvaart Maatschappij mitsdien tot en met februari 1974 een bedrag van ƒ 3.100,– aan huur aan partij [bedrijf] teveel heeft betaald;

4. dat partij Surinaamse Luchtvaart Maatschappij vliegbiljetten aan partij [bedrijf] heeft verkocht tot een bedrag van ƒ 4.773,76;

5. partij [bedrijf] beroept zich op een tussen partijen in dit kantongerecht gevoerd geding, bekend onder A.R. 3200 van 1973, strekkende tot vernietiging van vorenbedoelde, hierboven onder 2 aangehaalde beschikking van de Distrikts-Commissaris van Paramaribo;

Ons is bij ambtshalve inzage van gemeld procesdossier (A.R. 3200/1973) gebleken, dat op verzoek van partijen voormeld is geroyeerd op 18 juni 1974,

Op grond hiervan is de beschikking van voornoemde Distrikts-Commissaris van kracht gebleven en inmiddels onaantastbaar geworden,

De vorderingen van partij [bedrijf] dienen haar mitsdien als ongegrond te worden ontzegd, terwijl de vorderingen van partij Surinaamse Luchtvaart Maatschappij dienen te worden toegewezen;

Overwegende, dat de Kantonrechter op deze gronden:

In conventie:

eiseres haar vorderingen heeft ontzegd;

haar heeft veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op ƒ 1,– (Een gulden);

en in reconventie:

gedaagde heeft veroordeeld om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van ƒ 7.873,76 (Zeven duizend achthonderd drie en zeventig 76/100 gulden), met de rente hierover ad 6% ‘s jaars, vanaf 19 februari 1974 tot aan de dag der voldoening;

dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard;

gedaagde heeft veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op ƒ 1,– (Een gulden);

Overwegende, dat blijkens hogervermeld procesverbaal [bedrijf] zowel in conventie als in rereconventie in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis dd. 5 augustus 1975;

Overwegend, dat bij exploit van deurwaarder A.Ch.Chr. Slaterus dd. 3 november 1975 aan geïntimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;

Overwegende, dat de advokaten van partijen ten dienende dag recht op stukken hebben gevraagd, waarna de uitspraak werd bepaald op heden;

Ten aanzien van het recht

In conventie en in reconventie:

Overwegende, dat nu de appellante in hoger beroep geen grieven tegen de vonnissen a quo heeft aangevoerd en het Hof zich met de beslissingen van de kantonrechter en de overwegingen, die tot deze beslissingen hebben geleid geheel kan verenigen, de vonnissen waarvan beroep behoren te worden bevestigd;

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;

Rechtdoende in hoger beroep:

In conventie en in reconventie:

Bevestigt de vonnissen door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 5 augustus 1975 tussen partijen gewezen waarvan beroep;

Veroordeelt de appellante in de kosten van het hoger beroep aan zijde van geïntimeerde gevallen en begroot op ƒ nihil.