- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-202
- Uitspraakdatum 17 juni 1988
- Publicatiedatum 03 mei 2019
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Ambtenarenzaak. Verkeerde beschikking ten grondslag gelegd aan vordering. Verzoeker is het niet eens met zijn bezoldiging en vordert nietigverklaring van overplaatsingsbeschikking, maar het besluit tot vaststelling van zijn bezoldiging is vervat in een ander besluit. Verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Uitspraak
HvJ 17 JUNI 1988
[verzoeker], wonende in [district], advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT,
verzoeker,
tegen
DE STAAT SURINAME, rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende in het distrikt Paramaribo aan de Gravenstraat no.3, advokaat Mr.H.MUNGRA.
Verweerder,
De waarnemend-President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgend vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname:
Gezien de stukken;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN :
Overwegende, dat [verzoeker] zich bij verzoekschrift tot het Hof heeft gewend, daarbij stellende:
- dat verzoeker de navolgende vordering wenst in te stellen tegen de STAAT SURINAME, rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal BIJ HET Hof van Justitie, kantoorhoudende in het distrikt Paramaribo aan de Gravenstraat no.3;
- dat verzoeker sinds de maand oktober 1977 in dienst is getreden van ‘sLandsbedrijf “SURINAM TIMBER”,gevestigd en kantoorhoudende in het distrikt Paramaribo, zijnde dit bedrijf een van landswege opgerichte rechtspersoon, die niet van de werking van de personeelswet is uitgesloten;
- dat verzoeker gelet op het sub 2 gestelde, mitsdien ambtenaar is in de zin van de personeelswet, zijnde immers de rechtspositie van het personeel van het ‘sLandsbedrijf “SURINAM TIMBER” niet bij of krachtens Wet afzonderlijk geregeld, zodat alle bepalingen bij of krachtens de personeelswet op verzoeker van toepassing zijn;
- dat verzoeler bij het ‘s Landsbosbedrijf voornoemd de functie vervulde van Hoofd Algemene Zaken, met een salaris van f.1.825,– per maand;
- dat bij beschikking van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, dd,28 juli 1987 [nummer 1], welke beschikking verzoeker op 12 augustus 1987 heeft bereik, verzoeker met ingang van 1 april 1987 is overgeplaatst naar het departement Transport Handel en Industrie, tegen een salaris van f.879,- per maand;
- dat verzoeker zich niet kan verenigen met de voormelde beschikking, althans in ieder geval voorwat zulks de vasstelling van zijn bezoldiging betreft.Immers genoot verzoeker bij het ‘s Landsbosbedrijf voornoemd, een veel hoger salaris, dan hetgeen bij de litigieuze beschikking door gedaagde is vastgesteld;
- dat voorts de voormelde beschikking in strijd is met artikel 27 van de personeelswet, houdende immers dit artikel een stringent verbod in, met betrekking tot de salarisverlaging van een ambtenaar, i.c. verzoeker, terwijl i.c. geen sprake is van een oplegging van degradatie danwel toelagen van aflopende aard of toelagen die dienen ter bestrijding van uit de uitoefening van zijn functie voortvloeiende kosten, danwel een geval als bedoeld in art.27 lid 3 en 4;
- dat voorts de voormelde beschikking waarbij verzoeker is gedegradeerd in zijn salaris, eveneens in strijd is met de in het algemeen rechtsbewustzijn levende beginselen van behoorlijk bestuur en wel in het bijzonder de beginselen van zekerheid, gelijkheid en fairplay.Voor wat de gemelde beginselen betreft, wenst verzoeker aan te halen ,dat de verweerder door de voormelde beschikking zeer onbehoorlijk heeft gehandeld en mitsdien een door het recht te bepalen grens heeft overschreden, waardoor verzoeker is benadeeld,terwijl de voormelde beschikking in strijd met verzoeker’s belangen op een zeer onzorgvuldige en oneerlijke wijze is totstand gekomen en mitsdien aan verzoeker uitgereikt;
- dat voorts de voormelde voor verzoeker zeer bezwarende beschikking, niet voldoet aan de vereiste deugdelijke motivering, althans voldoet dit besluit niet aan de wet te ontlenen motivering, zodat zulks ook niet draagkrachtig is en kan zijn, hebbende verweerder immers integendeel bij het geven van de voormelde beschiokking in strijd met de Wet gehandeld, terwijl het verweerder bovendien bekend is, dat een ambtenaar die een hogere bezoldiging geniet dan voor de algemene overheidsdienst bij eventuele overplaatsing, toch die hogere bezoldiging blijft behouden en zulks behoudens de gevallen opgesomd in artikel 27 P.W., waarvan i.c. geen sprake is.(vide Hof van Justitie in haar vonnis dd.19 januari 1979,inzake:[naam] ca.de Staat Suriname);
- dat voorts aan verzoeker, die steeds zijn werkzaamhedenheeft verricht vanaf de maand april 1987 geen salaris is uitbetaald, terwijl bovendien verweerder weigerachtig is aan verzoeker zijn salaris naar rato van bruto f.1.825,- per maand uit te betalen alsmede de verschuldigde kinderbijslag;
- dat verzoeker door de handelwijze van verweerder schade heeft geleden bestaande uit het door hem niet genoten salarisover de gemelde periode, zijnde de vermelde schade voortgevloeid uit het voormlede besluit (beschikking) die in strijd met de wet is gegeven, terwijl aan verzoeker zelf het bij de voormelde beschikking ten onrechte vastgestelde bedrag van f.879,– nimmer is uitbetaald;
- dat verzoeker recht en belang heeft om nietig verklaringvan de voormelde beschikking te vorderen, alsmede de uitbetaling van de niet genoten salaris en kinderbijslag;
Overwegende, dat verzoeker op deze gronden heeft gevorderd:
a. dat de ten rekeste aangehaalde beschikking dd.28 juli 1987, [nummer 1] nietig zal worden verklaard, althans zal worden vernietigd in ieder geval voor wat de vaststelling c.q.bepaling van verzoeker’s salaris betreft;
b. dat een termijn zal worden vastgesteld waar binnen door verweerder een nieuw besluit, overeenkomstig het in deze te wijzen vonnis moet worden genomen en zulks onder verbeurte van een dwangsom van f.500,- per dag voor iedere dag, dat verweerder het sub bb genoemde besluit achterwege mocht laten;
c. dat verweerder zal worden veroordeeld, aan verzoeker te betalen, zijn salaris ad f.1.825,- per maand, vermeerderd met de verschuldigde kinderbijslag ,van en met de maand april 1987 tot aan de dag waarop het sub b bedoelde besluit is genomen en zulks onder aftrek van de uit de dienstbetrekking voortvloeiende inhoudingen zoals loonbelasting,S.Z.F.etc., kosten rechtens;
Overwegende, dat de Staat Suriname binnen de door de Wet gestelde Termijn van zes weken geen verweerschrift heeft ingediend en ook geen verlenging van die termijn heeft gevraagd, waarna het Hof bij beschikking van 14 oktober 1987, het verhoor van partijen heeft bepaald;
Overwegende, dat partijen, verzoeker in persoon en de heer Ch.Steinberg, onder-Direkteur Administratieve Diensten van het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, vergezeld van hun respektieve advokaten, ter terechtzitting zijn verschenen en hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte hier als geinsereerd te beschouwen proces-verbaal staat gerelateerd, waarna het Hof de verdere behandeling der zaak heeft aangehouden, vooroverlegging zijdens de Staat Suriname van produkties met toelichting;
Overwegende, dat ten dage daarvoor bepaald de Staat Suriname een schriftelijke conclusie vergezeld van produkties heeft overgelegd, wordende de inhoud van deze conclusie en de produkties geacht hier te zijn opgenomen;
Overwegende, dat nadat de gemachtigde van verzoeker een schriftelijke conclusie tot uitlating produkties had genomen het Hof vonnis in de zaak had bepaald aanvankelijk op 6 mei 1988 doch nader op heden;
TEN AANZIEN VAN HET RECHT :
Overwegende, dat verzoeker ambtenaar is in de zin van de Personeelswet(P.W.)
Overwegende, dat verzoeker nietigverklaring vordert van de overplaatsingsbeschikking van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen en Energie dd. 28 juli 1987 [nummer 1], zijnde naar ’s H‘ven oordeel niet een beschikking waarin zijn bezoldiging is vastgesteld;
Overwegende, dat zo’n beschikking, waarbij de bezoldiging van verzoeker is vastgesteld (ten onrechte wordt gesproken van “met behoud”) is die van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen en Energie van 28 april 1987 [nummer 2];
Overwegende, dat verzoeker volgens deze beschikking, nasinds 16 juli 1976 geen werkzaamheden te hebben verricht(en hij ook niet bij beschikking blijkt te zijn ontslagen),(verzoeker heeft elders te weten bij Surinam Timber en wel op arbeidsovereenkomst gewerkt en aldaar inkomsten genoten) op 1 april 1987 zijn werkzaamheden heeft hervat en wel in de rang van ambtenaar A 1e klasse “met behoud” (bedoeld wordt onder vaststelling) van zijn bezoldiging van f.879,- per maand;
Overwegende, dat op grond van de door verweerder overgelegde en door verzoeker niet betwiste “Toelichting” rechtens is komen vast te staan, dat verzoeker zijn werkzaamheden heeft hervat in de rang die hij in 1976 had tegen een bezoldiging,welke in verband met de bverschillende C.L.O.verhogingen is aangepast;
Overwegende, dat hoewel de beschikking van 28 april 1987 spreekt van “behoud van zijn bezoldiging van f.879,- per maand”,uit het voorgaande volgt, dat verzoeker deze bezoldiging niet heeft genoten en van “behoud” derhalve geen sprake is, doch wel van vaststelling van zijn bezoldiging na zijn werkhervatting”;
Overwegende, dat nu blijkens het verzoekschrift, verzoeker zich gegriefd voelt door de vaststelling van zijn bezoldiging op f.879,- per maand, hij dat besluit, waarbij zijn bezoldiging op gemeld bedrag werd bepaald,had moeten aanvechten;
Overwegende, dat dit besluit is vervat in de bescchikking van de Minister van N.H.E. van 28 april 1987 [nummer 2] en niet in die van 28 juli 1987, van welk laatste hij nietigverklaring vordert;(deze beschikking is een “overplaatsingsbeschikking”)
Overwegende, dat verzoeker’s vordering dan ook niet voor toewijzing in aanmerking komt, zullende het Hof hem daarin niet-ontvankelijk verklaren;
RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN :
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door de heren:Mr.R.E.TH.OOSTERLING, waarnemend-President,Mr.E.S.OMBRE en Mr.F.F.P.TRUIDEMAN,Leden en door de waarnemend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 17 JUNI 1988,in tegewoordigheid van K.PULTOO,Substituut-Griffier.
Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advokaat Mr.R.H.KOMPROE namens zijn gemachtigde advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT en verweerder vertegewoordigd door advokaat Mr.S.H.BRAAFHEID namens zijn gemachtigde advokaat Mr.H.MUNGRA zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.