- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-12885
- Uitspraakdatum 10 augustus 1990
- Publicatiedatum 08 april 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het is vaste rechtspraak van het Hof dat, indien in eerste aanleg geen verweer is gevoerd – hetgeen hier het geval is – in hoger beroep, dat verweer slechts bij memorie van grieven kan en mag worden aangevraagd. Nu dit in casu door de appellant nagelaten is, zal het Hof geen acht slaan op dat verweer, omdat dat bij pleidooi naar voren is gebracht.
Uitspraak
Hof van Justitie
10 augustus 1990, G.R. 12885
(Mrs. S. Gangaram Panday, E.S. Ombre, A.I. Ramnewash)
[appellant], handelende onder de naam [bedrijf], wonende aan [adres 1] in [district], advocaat mr. R.H. Komproe, appellant,
tegen
[geïntimeerde], wonende in [gebied 1] in [district] , advocaat mr. G. Gangaram-Panday, geïntimeerde.
De fungerend-President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgend vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding waaronder:
1 het in afschrift overgelegd vonnis van de Kantonrechter in het Derde Kanton, van 14 december 1987 tussen partijen gewezen;
2 het proces-verbaal van de Griffier van het Derde Kanton van 11 januari 1988, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advocaten;
Ten aanzien van de feiten
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [geïntimeerde] als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Derde Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
1 dat eiser hierbij de navolgende vordering wenst in te stellen tegen [appellant], handelende onder de naam [bedrijf], wonende aan [adres 1] in [district];
2 dat gedaagde onder andere het beroep van padie opkoper uitoefent in [district];
3 dat eiser in de maand april 1987 aan de gedaagde heeft verkocht, gelijk gedaagde van de eiser heeft gekocht de gehele partij padie gelegen op de landbouw percelen in [gebied 2] in [district], groot in totaal ongeveer 16 ha;
4 dat tussen partijen was afgesproken dat eiser voormelde padie zelf zou oogsten waarna gedaagde deze van eiser ter plaatse zou kopen tegen de prijs van Sf. 19,50 per zak padie van 80 kg;
5 dat eiser conform de afspraak met de gedaagde de gehele partij padie had afgeoogst doch dat gedaagde slechts 408 zakken padie heeft afgehaald terwijl hij geweigerd heeft de resterende partij van 340 zakken padie af te halen, ondanks herhaalde en dringende aanmaningen in der minne van eiser;
6 dat gedaagde zich derhalve jegens eiser heeft schuldig gemaakt aan wanprestatie tengevolge waarvan eiser schade heeft geleden, welke schade Sf. 5.801,25 bedraagt hetgeen moge blijken uit de hierbij in fotokopie overgelegde rapport van het Ministerie van L.V.V.;
7 dat gedaagde gehouden is de geleden schade aan de eiser te vergoeden;
8 dat gedaagde voorts geweigerd heeft aan de eiser de koopsom van de reeds ontvangen partij padie van 408 zakken, zijnde een bedrag van Sf. 6.961,50 te betalen;
9 dat eiser derhalve van gedaagde in totaal te vorderen heeft Sf. 5.801,25 + Sf. 6.961,50 zijnde een bedrag van Sf. 12.762,75;
10 dat gedaagde ondanks herhaalde en dringende aanmaningen in der minne geweigerd heeft voormeld bedrag aan eiser te betalen, waardoor eiser thans gerechtigd is dit bedrag in rechte van de gedaagde te vorderen;
11 dat eiser na daartoe bekomen verlof van de Rechter bij exploit van deurwaarder M. Sitaram d.d. 26 juni 1987 conservatoir derden beslag onder de Surinaamsche Bank, de Hakrinbank en de Landbouwbank N.V. heeft doen leggen en dat deze beslagen thans van waarde verklaard dienen te worden;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:
dat gedaagde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hoger beroep, zal worden veroordeeld om terzake voorschreven tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen een bedrag van Sf. 12.762,75 vermeerderd met de wettelijke rente hierover ad 6% ‘s jaars vanaf de dag der rechtsingang tot de algehele voldoening alsmede de proceskosten en met van waarde verklaring van het ten deze gelegde beslagen, kosten rechtens;
Overwegende, dat ten dage voor antwoord peremptoir bepaald, geen conclusie is genomen, waarna de Kantonrechter bij vonnis van 14 december 1987 op de daarin opgenomen gronden:
eisers vordering heeft toegewezen;
gedaagde heeft veroordeeld aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van Sf. 12.762,75 (twaalfduizend zevenhonderd twee en zestig 75/100 gulden) met de wettelijke interessen hierover ad 6% per jaar vanaf 2 juli 1987 tot aan die der algehele voldoening;
dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard,
voorts van waarde heeft verklaard de bij exploit van de deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname, M. Sitaram, de dato 26 juni 1987 no. 310, gelegde conservatoir derden beslagen;
gedaagde heeft verwezen in kosten van dit proces, waaronder begrepen die der beslagleggingen, aan eisers zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Sf. 235,– (tweehonderd vijf en dertig gulden);
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal [appellant] in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis van 14 december 1987;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder G.O. Niekoop van 29 februari 1988 aan geïntimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat de advocaten van partijen ten dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna vonnis is gevraagd, waarvan de uitspraak werd bepaald op heden.
Ten aanzien van het recht
Overwegende, dat appellant tijdig in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen door de Kantonrechter in het Derde Kanton op 14 december 1987 gewezen en uitgesproken vonnis;
Overwegende, dat uit de gedingstukken uit de eerste aanleg blijkt, dat de appellant aldaar, ook na super peremptoir stelling, geen verweer tegen de vordering van geïntimeerde heeft gevoerd en de eerste rechter die dan ook terecht, met rente en kosten, als onweersproken heeft toegewezen;
Overwegende, dat het vaste rechtspraak van het Hof is, dat indien in eerste aanleg geen verweer is gevoerd – hetgeen hier het geval is – in hoger beroep dat verweer slechts bij memorie van grieven kan en mag worden aangedragen en nu dit in casu door de appellant nagelaten is, het Hof geen acht zal slaan op dat verweer, omdat dat bij pleidooi naar voren is gebracht;
Overwegende, dat de geïntimeerde bij antwoord-pleidooi zijn vordering op de appellant heeft verminderd tot het bedrag van Sf. 3.961,50 (drieduizend negenhonderd een en zestig 50/100 gulden), hetgeen met zich mede brengt dat het vonnis van de eerste rechter zal worden vernietigd en voorts recht zal worden gedaan als na te melden, met veroordeling overigens van de appellant in de kosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van de geïntimeerde gevallen, omdat niet het door hem ingesteld appèl de aanleiding is van de vernietiging van het voormeld vonnis;
Rechtdoende in hoger beroep
Vernietigt het vonnis van de Kantonrechter in het Derde Kanton tussen partijen gewezen en uitgesproken op 14 december 1987, waarvan beroep;
En opnieuw rechtdoende
Veroordeelt de appellant om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de geïntimeerde te betalen de som van Sf. 3.961,50 (drieduizend negenhonderd een en zestig 50/100 gulden) met de wettelijke interessen hierover ad 6% per jaar vanaf 2 juli 1987 tot aan de dag der algehele voldoening;
Verklaart van waarde de exploit van de deurwaarder bij het Hof van Justitie, M. Sitaram, d.d. 26 juni 1987 no. 310, gelegde conservatoire derden beslagen;
Veroordeelt appellant in de kosten van het geding in beide instanties, waaronder begrepen die der beslagleggingen, aan de zijde van geïntimeerde gevallen;
in eerste aanleg begroot op Sf. 235,–;
in hoger beroep begroot op Sf. Nihil;