SRU-HvJ-1992-3

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-13158
  • Uitspraakdatum 09 oktober 1992
  • Publicatiedatum 12 april 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Ontruiming.
    Anders dan de Kantonrechter is het Hof van oordeel dat de zaak niet te ingewikkeld van aard is om in kort geding te worden toegelicht en voorlopig te worden beslecht. Het Hof gelast een gerechtelijke plaatsopneming ten einde de situatie ter plaatse te bezichtigen, gelet op de aanhoudende betwisting door geïntimeerde van de gestelde onrechtmatige handelingen.

Uitspraak

GR. 13158

HvJ 9 oktober 1992

1. [appellant 1],

2. [appellant 2],

3. [appellant 3],

4. [appellant 4],

5. [appellant 5],

6. [appellant 6],

7. [appellant 7] en

8. [appellant 8],

Allen wonende te [district 1], ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Mr.F.H.R. Lim A Postraat no.1, bij het Advokatenkantoor Lim A Po, van wie Mr. F. Kruisland als hun gemachtigde optreedt,

appellanten in kort geding,

tegen

[geïntimeerde], wonende in het [district 2] aan de [adres], voor wie als gemachtigde optreedt Mr. H. Matawlie, advokaat

Geïntimeerde in kort geding.

De President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname:

Gezien de stukken van het geding waaronder:

1. het in afschrift overgelegd vonnis in kort geding van de Kantonrechter in het Eerste Kanton van 27 februari 1992 tussen partijen gewezen;
2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 28 februari 1992, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advokaten;

Ten aan zien van de feiten:

Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [appellant 1] en 7 anderen als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton hebben gewend, daarbij stellende:

1. Eisers wensen de navolgende vordering in kort geding in te stellen tegen [geïntimeerde], wonende in het [district 2] aan de [adres], gedaagde.

2. Eisers zijn mede-eigenaren van de [plantage], gelegen in het [district 2]. Als zodanig zijn eisers, tezamen met de overige mede-eigenaren, ten volle gerechtigd tot het genot en de beschikking van voormelde plantage. Eisers behoeven dan ook niet te dulden, dat derden zonder enig recht of titel zich het genot van voormelde plantage, althans gedeelten daarvan toeëigenen en gebruik maken van die plantage, althans gedeelten daarvan zonder enig recht of titel. Eisers behoeven evenmin te dulden dat derden zonder enige bevoegdheid daartoe, gedeelten van voormelde plantage occuperen, althans doen occuperen en met betrekking tot de grond allerhande activiteiten ontwikkelen of doen ontwikkelen, zoals landbouw en tuinbouwactiviteiten.

3. Gedaagde heeft op onderscheidende tijdstippen in de jaren 1990 en 1991 zonder daartoe gerechtigd te zijn, aan een of meer personen gedeelten van de sub 2 vermelde plantage verhuurd en/of in gebruik afgestaan en als vergoeding daarvoor gelden van die personen ontvangen. Nog++ steeds ontvangt gedaagde voormelde gelden.

4. Op 16 maart 1991 hebben eisers als mede-eigenaren van de sub 2 vermelde plantage gedaagde doen aanzeggen de sub 3 vermelde handelingen te staken en zich verder te onthouden van handelingen, welke inbreuk maken op het (mede-) eigendomsrecht van eisers.

5. Eisers hebben echter recentelijk ontdekt, dat gedaagde ook na de sub 4 vermelde aanzegging is voortgegaan met de sub 3 vermelde handelingen in zodanige mate en op zodanige wijze, dat thans een zeer groot gedeelte van het voorland van voormelde plantage door personen is geoccupeerd, op grond van aan hen verleende toestemming zijdens gedaagde en/of op grond van door gedaagde met hen gesloten huur- of gebruiksovereenkomsten. Zoals gesteld is gedaagde tot het verrichten van voormelde handelingen in het geheel niet bevoegd en maakt met het plegen van die handelingen dan ook inbreuk op het (mede-) eigendomsrecht van eiseres.

6. Gedaagde doet zich evenwel voor als terzake bevoegd te zijn met betrekking tot de sub 3 en 5 vermelde handelingen de indruk gewekt, dat hij daartoe bevoegd is, aangezien hij ter plaatse woont en in strijd met de waarheid aan voormelde personen voorhoudt eigenaar, althans beheerder van de sub 2 vermelde plantage te zijn.

7. Ondanks aandrang zijdens eiseres weigert gedaagde aan eisers de nodige inlichtingen te verschaffen omtrent de personen met wie hij voormelde handelingen pleegt tot occupatie en exploitatie van voormelde plantage, althans gedeelten daarvan, hoewel hij van hun identiteit en verblijfplaats geheel op de hoogte is. Eiseres kunnen niet op andere wijze aan voormelde informatie komen, aangezien het voor het overgrote deel personen uit de binnenlanden van Suriname betreft, die voor hen niet naspoorbaar zijn.

8. Eiseres lijden door het handelen van gedaagde als voormeld grote schade doordat zij zelf geen nut kunnen trekken van voormelde plantage, althans de geoccupeerde gedeelten daarvan en evenmin daarop vrijelijk activiteiten kunnen ontplooien. Bovendien gaat voormelde plantage, althans de vanwege gedaagde geoccupeerde gedeelten daarvan, sterk in waarde achteruit, aangezien vorenbedoelde personen alle bomen en andere plantengroei verwijderen. Het voorgaande is geheel aan gedaagde bekend en wordt bewust door hem toegelaten, althans geïnspireerd.

9. Gedaagde handelt dan ook vooreerst in strijd met het (mede-) eigendomsrecht van eiseres, doch voorts ook op ernstige wijze in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van eiseres en de hen in eigendom toebehorende goederen.

10. Eiseres zijn dan ook gerechtigd te vorderen, dat gedaagde zijn onrechtmatige handelingen als vorenomschreven staakt en de aan eiseres toebehorende plantage als sub 2 vermeld, althans de door derden geoccupeerde gedeelten daarvan wederom in de vorige toestand brengt, althans doet brengen.

11. Eiseres’ belang terzake vordert een onverwijlde voorziening bij voorraad;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:

– dat bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

a. gedaagde zal worden bevolen zorg te dragen, althans te bewerkstelligen, dat alle personen, welke zich op de [plantage] in het [district 2] of gedeelten daarvan vanwege gedaagde zonder recht of titel bevinden, deze ontruimen, verlaten en ter vrije beschikking van eiseres en de andere (mede-) eigenaren stellen, zulks binnen 3 (Drie) dagen na het in deze te wijzen vonnis,althans binnen een door de rechter te bepalen termijn, met machtiging op eiseres om indien gedaagde daarmede in gebreke mocht blijven, de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de Sterke Macht;

b. gedaagde zal worden bevolen zich te onthouden van handelingen, welke inbreuk maken op het (mede-) eigendomsrecht van eiseres, zoals het onder meer verhuren of in gebruik afstaan van gedeelten van voormelde [plantage] in het [district 2];

c. gedaagde zal worden veroordeeld om aan eiseres ten titel van dwangsom te betalen het bedrag van Sf. 10.000,– (Tienduizend Gulden) voor elke dag of elke keer, dat hij de sub a en b bedoelde bevelen niet nakomt, kosten rechtens;

Overwegende, dat [geïntimeerde] als gedaagde partij in eerste aanleg bij conclusie van antwoord – welke geacht moet worden te dezer plaatse te zijn ingelast- de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd;

– dat eiseres in hun vordering niet zal worden ontvangen, althans hen deze zal worden ontzegd als zijnde ongegrond en onbewezen;

Overwegende, dat partijen vervolgens bij conclusies van repliek en dupliek haar stellingen nader hebben toegelicht en verdedigd, – onder overlegging van produkties;

Overwegende, dat ten dage voor uitlating produktie zijdens eiseres bepaald, Mr.BA Halfhide namens de gemachtigde van eiseres heeft doen zeggen:

“de overgelegde produktie levert geen enkel bewijs met betrekking tot de medeëigendom van gedaagde. Het stuk is niet authentiek, bovendien komt de naam van de gedaagde er niet eens op voor”;

Overwegende, dat de Kantonrechter hierna bij vonnis van 27 februari 1992 op de daarin opgenomen gronden:

– eiseres niet ontvankelijk heeft verklaard in hun vordering;

– eiseres heeft veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Nihill;

Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal [appellant 1] e.a. in hoger beroep zijn gekomen van voormeld eindvonnis in kort geding van 27 februari 1992;

Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder Sh. Kandhai van 23 maart 1992 aan geïntimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;

Overwegende, dat de advokaten van partijen te dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna vonnis is gevraagd, waarvan de uitspraak werd bepaald op heden.

Ten aanzien van het recht:

Overwegende, dat het appel tegen het vonnis d.d. 27 februari 1992, in kort geding tussen partijen gewezen en uitgesproken door de Kantonrechter, tijdig is ingesteld;

Overwegende, dat appellanten tegen het beroepen vonnis een grief hebben aangevoerd, luidende:

Ten onrechte heeft de Kantonrechter overwogen, dat op grond van de stellingen van partijen en uit de inhoud van de overgelegde produkties blijkt, dat deze zaak te ingewikkeld van aard is om in kort geding te worden toegelicht en voorlopig te worden beslecht. In de eerste plaats geeft de kantonrechter niet aan op welke stellingen van partijen en op welke produkties hij het oog heeft, zodat het vonnis naar het oordeel van appelanten niet naar eis der wet met gronden is omkleed. In de tweede plaats staat het volgende als erkend, althans niet weersproken, rechtens tussen partijen vast:

a. Appellanten zijn mede-eigenaren van de [plantage]. Als zodanig behoeven zij niet te dulden, dat derden inbreuk maken op hun eigendomsrecht zonder daartoe enig recht te hebben. Ter staving van hun eigendomsrechten hebben appellanten een verklaring van erfrecht overgelegd, welke in het geding in geen enkel opzicht van valsheid is beticht. Die verklaring levert in elk geval a prima facie volledig bewijs op van het eigendomsrecht van appellanten.

b. Geïntimeerde is geen eigenaar of mede-eigenaar van voormelde plantage, hetgeen blijkt uit de sub a bedoelde verklaring van erfrecht. Weliswaar heeft geïntimeerde als enig relevant verweer, gepoogd aan te tonen, dat hij mede-erfgenaam is omdat hij dezelfde naam zou dragen als enkele der mede-eigenaren, doch zulks snijdt uiteraard geen hout. Nu het dragen van dezelfde naam bepaaldelijk niet inhoudt dat dan burgerrechtelijke betrekkingen bestaan tussen de naamgenoten, welke erfrechtelijke gevolgen zouden hebben en uit dien hoofde geïntimeerde mede-eigenaar zou zijn.

c. Geïntimeerde heeft niet, althans niet behoorlijk weersproken, dat hij zich zou hebben gedragen jegens appellanten zoals daartoe gerechtigd te zijn derden gedeelten van de [plantage] heeft doen occuperen en hen het genot daarvan heeft toebedeeld;

Overwegende, gemelde grief gegrond moet worden geacht, zijnde immers geen sprake van dat de zaak te ingewikkeld van aard is om in kort geding te worden toegelicht en voorlopig te worden beslecht;

– dat de ingestelde vordering dan ook ten onrechte met een niet-ontvankelijk verklaring werd begroet;

– dat op grond van: 1. de verklaring van erfrecht d.d. 24 februari 1987 en 2. het hypothecair-uittreksel d.d 15 mei 1990, alles in fotocopie, in onderling verband en samenhang, welke bescheiden geïntimeerde niet heeft betwist of van valsheid beticht noch de inhoud dezer bescheiden op enigerlei wijze heeft kunnen weerleggen, wordt bewezen geacht en staat mitsdien tussen partijen vast, dat appellanten gezamenlijk eigenaren zijn van:

– Het deel, groot 500 akkers, gelijkstaande aan ongeveer 240,5 ha van de [Grond 1] , grenzende aan de [Grond 2], op de kaart van de landmeter A.E. Calor d.d. 2 december 1954 aangeduid met de letters BCDE met uitzondering van:

1) het 3/20ste aandeel onverdeeld, verkocht en geleverd door mevrouw [naam 1] , weduwe van de heer [naam 2] aan [appellant 4], echtgenote van de heer[naam 3];

2) het 7/45ste aandeel onverdeeld, verkocht en geleverd door de heer [naam 4], in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [naam 5] aan [appellant 4], echtgenote van de heer [naam 3];

Overwegende, dat geïntimeerde dan ook ten onrechte heeft gesteld mede-rechthebbende te zijn op vorenomschreven onroerend goed;

– dat appellanten dan ook geen handelingen van geïntimeerde hoeven te dulden die inbreuk maken op hun eigendomsrecht op vorenomschreven goed;

Overwegende, dat appellanten in het 5e “sustenu” van het verzoekschrift een motivering hebben gegeven waarom de zaak nog steeds spoedeisend is;

– dat geïntimeerde dan ook ten onrechte heeft aangevoerd, dat het spoedeisend belang van de onderhavige vordering is komen weg te vallen nu appellantenpas in 1992 geïntimeerde in rechte aanspreken, terwijl appellanten stellen dat geïntimeerde sinds 1990 bezig is met onrechtmatige handelingen;

Overwegende, dat het Hof alvorens de overige stellingen van appellanten te bespreken, een gerechtelijke plaatsopneming ten einde de situatie ter plaatse te bezichtigen gewenst acht en die dan ook zal gelasten, nu geïntimeerde de in het 3e en 5e “sustenu” van het verzoekschrift gestelde handelingen heeft betwist en is blijven betwisten;

Rechtdoende in hoger beroep in Kort Geding:

Alvorens definitief te beslissen:

Bepaalt, dat het Hof zich vergezeld van de Griffier op …………………….des voormiddags te … uur zal begeven naar het perceel, zoals omschreven in het 2de “sustenu” van het inleidend rekest en gelegen in het [district 2], bekend als [plantage], teneinde die te bezichtigen, ter gelegenheid waarvan partijen in persoon, desverlangd vergezeld van hare advokaten, aanwezig dienen te zijn voor het verstrekken van inlichtingen i.v.m. het slot van de laatste rechtsoverweging;

Houdt iedere verdere uitspraak aan;

Aldus gewezen door de heren Mr.R.E.TH. Oosterling, President, Mr.J.R.Von Niesenwand, Lid en Mr. O.W. Abandonon, Lidplaatsvervanger en door de President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag 9 oktober 1992 in tegenwoordigheid van Mr ENRanchor, Substituut-Griffier.

w.g. E.M. Ranchor R.E.TH. Oosterling.

Partijen, appellanten vertegenwoordigd door advokaat Mr.H. Lim A Po namens hun gemachtigde, advokaat Mr.F. Kruisland en geïntimeerde vertegenwoordigd door advokaat Mr.T. Gangaram Panday namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.H. Matawlie, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.