- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-250
- Uitspraakdatum 05 juni 1992
- Publicatiedatum 12 april 2019
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Een beslissing van de Raad van Ministers heeft slechts interne werking en bezit geen enkele rechtskracht tegenover derden (Artt. 78 lid 2 en 80 lid 1 Personeelswet).
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE (Ambtenarengerecht), 5 juni 1992
(Mrs. R.E.Th. Oosterling, J.R. von Niesewand en E.S. Ombre)
[verzoeker], arbeidscontractant in de zin van artikel 15 van de Personeelswet, ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Grote Combeweg no. 25-27 ten kantore van het Advokatenkantoor Tjon Kwan Paw van wie Mr. A.L. Tjon Kwan Paw, advokaat, als zijn gemachtigde optreedt, verzoeker,
tegen
DE STAAT SURINAME (Ministerie van Binnenlandse Zaken) in rechte vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende ten Parkette te Paramaribo aan de Gravenstraat no. 3, gemachtigde, advokaat Mr. Dr. F.E.M. MITRASING, verweerder,
De President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgend vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname:
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat [verzoeker] zich bij verzoekschrift tot het Hof heeft gewend, daarbij stellende:
1. Verzoeker wenst de navolgende rechtsvordering in te stellen tegen DE STAAT SURINAME (Ministerie van Binnenlandse Zaken) in rechte vertegenwoordigd door de Edelgrootachtbare Heer Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende ten Parkette te Paramaribo aan de Gravenstraat no.3, verweerder;
2. Op 15 september 1989 heeft verzoeker zich bij schrijven van zijn procesgemachtigde, hetwelk in fotocopie wordt overgelegd met het verzoek om de inhoud ervan als hier letterlijk herhaald en geinsereerd te willen beschouwen en waarnaar verzoeker kortheidshalve verwijst (produktie I) gericht tot de Minister van Binnenlandse Zaken met het verzoek tot rektificatie van zijn inschaling in dier voege, dat hij, verzoeker, alsnog met terugwerkende kracht te rekenen van 1 juli 1984 wordt ingeschaald in schaal dertien (13) en wel als volgt: 1984 en 1985 3e periodiek; 1984-4e periodiek; 1987-5e periodiek; 1988-6e periodiek; 1989 en volgende jaren – 7e periodiek. Verzoeker had zijn verzoek gegrond op het besluit van de Raad van Ministers de dato 28 augustus 1984, als weergegeven in het schrijven van de Waarnemend Sekretaris van de Raad van Ministers aan de Minister van Binnenlandse Zaken, Distriktsbestuur en Justitie de dato [datum 1], no.[nummer 1]R.v.M./i.k., hetwelk eveneens in fotocopie wordt overgelegd met het verzoek om de inhoud daarvan als hier letterlijk herhaald en geinsereerd te willen beschouwen (produktie II).
Uit dit schrijven blijkt, dat de Raad van Ministers op eerstbedoelde datum had besloten, dat de landsdienaren, die in het bezit zijn van een H.B.O.diploma te rekenen van 1 juli 1984 dienen te worden bezoldigd volgens schaal 13.
3. Dit besluit van de Raad van Ministers differentieert niet tussen ambtenaren en arbeidscontractanten, doch spreekt slechts van ”landsdienaren” waartoe naast de ambtenaren ook de arbeidscontractanten behoren. Verzoeker is in het bezit van een H.B.O.-diploma, hetgeen moge blijken uit het hier in afschrift overgelegde diploma (produktie III).
Mitsdien had dit besluit ook ten aanzien van hem dienen te worden toegepast, hetgeen echter om aan verzoeker onbekend gebleven redenen niet is geschied.
4. Op grond van het vorenstaande heeft verzoeker belang bij het adieren van Uw Hof. Daar hij nimmer enige reactie heeft mogen ontvangen op zijn hiervoren aangehaalde schrijven, heeft hij met inachtneming van het bepaalde van de artikelen 78, lid 2, sub (b) jO 80, lid 1, sub (b) van de Personeelswet zijn vordering tijdig ingediend en dient hij daarin ontvangen te worden.
5. Verzoeker legt in fotocopie over:
a. de arbeidsovereenkomst (deeltijds) tussen verzoeker en verweerder de dato [datum 2], no. A.D. [nummer 2] (produktie IV); de arbeidsovereenkomst (voltijds) de dato [datum 3], no. A.D. [nummer 3] (produktie V);
c die van [datum 4], A.D [nummer 4] (produktie VI);
d. arbeidsovereenkomst no. V.M. [nummer 5] (ongedateerd) (produktie VII);
e arbeidsovereenkomst no. V.M. [nummer 6] (ongedateerd) (produktie VIII);
Overwegende, dat verzoeker op deze gronden heeft gevorderd: dat het afwijzende besluit, dat verweerder op grond van het bepaalde van artikel 78, lid 2 aanhef en onder (b) van de Personeelswet rechtens geacht moet worden te hebben genomen ten aanzien van verzoekers verzoek, zal worden vernietigd;
b. verweerder zal worden bevolen om verzoeker met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1984 in te schalen in schaal 13 met dien verstande dat per die datum de inschaling zal geschieden als volgt: schaal 13; derde periodiek, zulks op verbeurte van een dwangsom van Sf. 250,- (TWEEHONDERD EN VIJFTIG GULDEN) voor elke dag, waarop verweerder weigerachtig mocht blijven om aan het bevel, als verzocht, uitvoering te geven;
c.verweerder zal worden veroordeeld om aan verzoeker uit te betalen de som ad Sf. 10.932,- (TIENDUIZEND NEGENHONDERD TWEE EN DERTIG GULDEN) (6 x (1.329 – 1.190) + (12 x (1.329 – 1.190) + (12 x (1.366 – 1.224) + (12 x (1.402 – 1.279) + (12 x (1.565 – 1.379) + (12 x (1.613 – 1.424) + (4 x 1.613 – 1.424);
d. verweerder zal worden veroordeeld tot de betaling van de kosten van dit geding;
Overwegende, dat van de Staat Suriname geen verweerschrift is binnen gekomen;
Overwegende, dat ingevolge ’s Hofs beschikking van 16 juli 1990 in Raadkamer zijn verschenen, verzoeker in persoon, Mr. R.U.F. Truideman namens Mr. A.L. Tjon Kwan Paw, gemachtigde van verzoeker, de heer E. Van der San, Onder-Directeur van Binnenlandse Zaken, die hebben verklaard gelijk in daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat de gemachtigde van verzoeker vervolgens produkties heeft overgelegd; waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd;
Overwegende, dat de gemachtigde van verweerder hierna een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating heeft genomen;
Overwegende, dat partijen vervolgens vonnis hebben gevraagd, waarvan de uitspraak aanvankelijk werd bepaald op 8 mei 1992, doch nader op heden;
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat verzoeker landsdienaar is (geweest) in de zin van de Personeelswet (P.W.);
Overwegende, dat verzoeker blijkens het onderhavige verzoekschrift heeft gevorderd:
a. het afwijzende besluit, dat verweerder op grond van het bepaalde van artikel 78, lid 2 aanhef en onder (b) van de Personeelswet (P.W.) rechtens geacht moet worden te hebben genomen ten aanzien van verzoekers verzoek, te vernietigen;
b. verweerder te bevelen om verzoeker met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1984 in te schalen in schaal 13, met dien verstande dat per die datum de inschaling zal geschieden als volgt: schaal 13; derde periodiek, zulks op verbeurte van een dwangsom van Sf. 250,- (TWEEHONDERD EN VIJFTIG GULDEN) voor elke dag, waarop verweerder weigerachtig mocht blijven om aan het bevel, als verzocht, uitvoering te geven;
c. verweerder te veroordelen om aan verzoeker uit te betalen de som ad f. 10.932,- (TIENDUIZEND NEGENHONDERD TWEE EN DERTIG GULDEN) (6 x 1.329 – 1.190) + (12 x (1.329 – 1.190) + (12 x (1.366 – 1.224) + (12 x (1.402 – 1.279) + (12 x (1.565 – 1.379) + (12 x (1.613 -1.424) + (4 x (1.613 – 1.424)
d. verweerder te veroordelen tot de betaling van de kosten van dit geding;
Overwegende, dat verzoeker als grondslag van zijn vorderingen onder b en c, voormeld, heeft gesteld; dat de Raad van Ministers in zijn vergadering van 28 augustus 1984 heeft besloten, teneinde de ontstane discrepantie weg te maken dat;
a. ………………………..
b. de landsdienaren, die in het bezit zijn van een H.B.O.-diploma, voorzover zij nog niet worden bezoldigd volgens schaal 13, de bezoldiging volgens deze schaal toe te kennen, met dien verstande dat de inpassing in de nieuwe schaal zal geschieden met evenveel periodieke verhogingen als zij hadden in de oude schaal, een en ander te rekenen van 1 juli 1984;
Overwegende, dat de beslissing van de Raad van Ministers, die verzoeker tot grondslag van het onder b en c gevorderde heeft gesteld, aldus interne werking heeft en geen enkele rechtskracht tegenover verzoeker bezit;
Overwegende, dat reeds op grond van voormelde reden de vorderingen van verzoeker onder b en c dienen te worden afgewezen (cfm. Hof van Justitie 21 februari 1975, S.J. (A) – Ambtenarengerecht – No. 142);
Overwegende, dat verzoeker bij het onder a gevorderde geen belang heeft, weshalve hij daarin niet ontvangen kan worden.
RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:
Wijst de vorderingen van verzoeker onder a, b en c af.