SRU-HvJ-1993-3

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-300
  • Uitspraakdatum 13 augustus 1993
  • Publicatiedatum 11 april 2019
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    De vordering van verzoeker om alsnog met terugwerkende kracht te worden bevorderd, is gebasseerd op een concept-resolutie van oktober 1990, welke niet is geëffectueerd voordat hij te rekenen van 1 maart 1992, met pensioen ging (resolutie van 20 september 1992).
    De concept-resolutie betreft vooralsnog een intern stuk, waaraan verzoeker geen enkel recht kan ontlenen, weshalve verzoekers vordering als ongegrond wordt afgewezen. (Art. 79 Personeelswet)
    SJ 1993

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE (Ambtenarengerecht), 13 augustus 1993
(Mrs. R.E.Th. Oosterling, A.C. Veldema en E.S. Ombre).

[verzoeker], wonende in [district], ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Wagenwegstraat no. 41, ten kantore van Mr. A.R. BAARH, advokaat door verzoeker tot gemachtigde wordt gesteld, verzoeker,

tegen

DE STAAT SURINAME, (Ministerie van Transport, Communicatie en Toerisme) in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende te Paramaribo, advokaat Mr. Dr. C.D. OOFT, verweerder.

De President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, bet navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien de stukken;

Gehoord partijen;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Overwegende, dat [verzoeker] zich bij verzoekschrift tot het Hof heeft gewend, waarin hij heeft gesteld:

1. Verzoeker wenst de volgende vordering in te stellen tegen DE STAAT SURINAME, (Ministerie van Transport, Communicatie en Toerisme) in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende te Paramaribo aan de Tourtonnelaan hoek Gravenstraat;

2. Verzoeker is ambtenaar in de zin van artikel 1 van de Personeelswet (geweest), zijnde hem bij resolutie d.d. 20 september I992 Bureau [nummers 1] te rekenen van 1 maart 1992 wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd eervol ontslag uit Staatsdienst verleend. Vermelde resolutie heeft verzoeker ontvangen op 15 oktober 1992;

3. Verzoeker is bij resolutie d.d. 7 mei 1990 Bureau [nummers 2] op grond van het rapport van het Centraal Staforgaan Formatiezaken en Efficiëncy van november 1987 te rekenen van 1 januari 1987 te ingedeeld in schaal 14 onder toekenning van de rang van Stafambtenaar A 3e klasse en een bezoldiging van Sf. 1.637,– per maand en de funktie van Airport Operations Officer;

4. Uit de considerans van vermelde resolutie blijkt, dat verzoeker benoemd had moeten worden tot Stafambtenaar A 2e klasse instede van Stafambtenaar A 3e klasse;

5. Verzoeker is ettelijke jaren belast geweest met het beheer van het vliegveld Zorg en Hoop en op grond van zijn dienstijver, plichtsbetrachting, de kwaliteit en het gehalte der werkzaamheden heeft de Minister van Economische Zaken in 1990 (Minister Grep) een resolutie voorbereid om verzoeker te bevorderen tot Stafambtenaar A 1e klasse schaal 15 in de funktie van Beheerder vliegveld Zorg en Hoop.

In verband met de machtsovername in 1990 heeft de President de resolutie terug gezonden naar de Minister van Economische Zaken om haar te ondertekenen. De toenmalige Minister van Economische Zaken bekrachtigde de resolutie ook met zijn handtekening in 1991;

Weer was het de machtsovergang die als spelbreker optrad en moest de resolutie terug naar de huidige Minister belast met transportzaken met name de Minister van Transport, Communicatie en Toerisme, ter contrasignering.

De betreffende bescheiden worden hierbij in fotocopie overgelegd waarvan de inhoud hier als geïnsereerd wordt beschouwd;

6. De terugzending van de resolutie had slechts tot doel de aanpassing van de namen van de funcktionarissen aan destijds vigerende en huidige omstandigheden;

7. Als gevolg van administratieve indolentie zijn de administratiefrechte-. lijke bescheiden blijven liggen op het Ministerie van Economische Zaken en na de instelling van het Ministerie van Transport, Commmunicatie en Toerisme heeft verzoeker via zijn gemachtigde en persoonlijk aangedrongen om met voortvarendheid de vermelde bescheiden (alsnog) via de gebruikelijke kanalen te zenden naar de President, helaas zonder resultaat;

8. Alsgevolg van deze nalatigheid zijdens verweerder, die een onrechtmatige daad jegens verzoeker oplevert en in strijd is met de beginselen van be-

hoorlijk bestuur is verzoeker niet op tijd dus voor zijn pensionering bevorderd/benoemd in de rang van Stafambtenaar A 1e klasse onder toekenning van de aan die rang verbonden bezoldiging volgens de overeenkomstige schaal;

9. Deze onrechtmatige daad en het handelen in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur zijdens verweerder heeft ertoe geleid dat de pensioengrondslag van verzoeker is vastgesteld overeenkomstig de rang van Stafambtenaar A 2e klasse en dito schaal en bezoldiging terwijl verzoeker aanspraak maakt op een pensioengrondslag conform de rang van Stafambtenaar A 1e klasse en dito schaal en bezoldiging;

10. Verzoeker heeft er belang bij dat hij alsnog ingedeeld wordt in de rang van Stafambtenaar A 1e klasse vanaf de resolutie de eerste keer onder Minister GREP ter vaststelling was aangeboden aan de President;

Overwegende, dat verzoeker op deze gronden heeft gevorderd;

dat verweerder zal worden veroordeeld die administratiefrechtelijke maatregelen te nemen waardoor verzoeker alsnog met terugwerkende kracht wordt bevorderd/ benoemd in de rang van Stafambtenaar A 1e klasse en dienovereenkomstig bezoldiging en ingeschaald onder vaststelling van zijn pensioengrondslag met dien verstande dat de ingangsdatum van vermelde bevordering/ benoeming blijvend het uit te keren pensioen aan verzoeker in overeenstemming zal doen zijn met de bovenvermelde schaal en bezoldiging e.e.a. verhoogd met de voor alle ambtenaren geldende aanpassingen van de bezoldiging met veroordeling van verweerder tot het betalen van een boete van Sf. 10.000,- voor elke dag of keer dat hij in gebreke mocht blijven met de uitvoering van het te deze te wijzen vonnis.

Tenslotte met veroordeling van verweerder in de kosten van het geding;

Overwegende, dat de gemachtigde van verzoeker bij pleidooi wijziging van het petitum heeft gevraagd in dier voege dat in het petitum in regel 2 na veroordelen een dubbele punt wordt geplaatst gevolgd door:

Primair:

Voor de laatste zin wordt opgenomen.

Subsidiair:

Tot het betalen aan verzoeker van een bedrag ad Sf. 100.000,-(EENHONDERD DUIZEND GULDEN) ter zake schade vergoeding, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, met de wettelijke rente daarover ad 6% per jaar vanaf de dag van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening;

Overwegende, dat van de Staat Suriname binnen de wettelijke gestelde termijn een verweerschrift is binnen gekomen, waarin het navolgende als verweer wordt aangevoerd:

1. Verweerder ontkent en betwist al het geen niet woordelijk en uitdrukkelijk door hem wordt erkend, met beroep op de onsplitsbaarheid van zijn stellingen en biedt bewijs aan door alle middelen rechtens, in het bijzonder door getuigen;

2. Verweerder kan erkennen dat verzoeker gewezen ambtenaar is, die op 01 maart 1992 eervol met ontslag de dienst heeft verlaten. (Resolutie van 20 september 1992 [nummers 1 – variant]);

3. Verweerder bevestigt ook, dat bij resolutie van 07 mei 1990 Bureau [nummers 2], de gewezen ambtenaar [verzoeker], is ingedeeld in schaal 14 onder toekenning van de rang van Stafambtenaar A 3e klasse met een bezoldiging van f 1.637.– (EENDUIZEND ZESHONDERD EN ZEVEN EN DERTIG GULDEN) per maand. De benoeming vond plaats met terugwerkende kracht vanaf 01 januari 1986. De resolutie is tijdig ter kennisneming aan verzoeker gebracht en ten volle uitgevoerd overeenkomstig het Besluit dat daarin is vervat;

Thans, ruim 1½ jaar later, stelt verzoeker, zich met dit besluit niet te kunnen verenigen, althans bestrijdt hij de rechtsgeldigheid daarvan, zonder dat verzoeker eerder en tijdig, gebruik heeft gemaakt van één der rechtsmiddelen, welke te zijner beschikking staan in het Zesde Hoofdstuk van de Personeelswet, t.w. artikelen 79 tot 83.

Om deze reden is verzoeker te laat, met zijn proces bij de Ambtenarenrechter, omdat hij in strijd handeld met de voorgeschreven termijnen voor het aanleggen van een zodanige vordering e.e.a. zoals dwingend voorgeschreven in artikel 78, juncto artikel 80 van de Personeelswet. Op deze grond is reeds de eis van verzoeker niet ontvankelijk en moge verweerder daartoe concluderen, in verband met het nemen van een beslissing door Uw Hof van Justitie rechtdoende in Ambtenarenzaken;

4. Uit egards voor verzoeker en voor het rechtsprekend college, verweerder toch wel ingaan op enkele in het inleidend request door verzoeker ingenomen standpunten, welke ook door verweerder worden tegengesproken. Deze standpunten zijn neergelegd in de punten 4, 5 en 6 van het inleidend request.

Verzoeker gaat van een verkeerde veronderstelling uit, dat een considerans van een resolutie rechtscheppend zou zijn voor degene op wie het Besluit na de considerans betrekking heeft. Bij tikfouten, bij stelfouten, kan het gebeuren dat per ongeluk in plaats van het cijfer 2 het cijfer 3 of 4 wordt geslagen, of geschreven. Dit vond hier plaats.

Voorts blijkt uit de mededeling van verzoeker zelf in het 5e sustenu DAT HET CENTRAAL STAFORGAAN EN EFFICIENCY eerder had voorgesteld om verzoeker in te delen in schaal 14 onder toekenning van de rang van Stafambtenaar A 3e klasse.

Wanneer verzoeker vanuit dit advies van het Staforgaan geredeneerd zou hebben dan had verzoeker betere grond onder de voeten. Daarentegen blijkt zoals verzoeker zelf meedeelt in het 5e sustenu dat de verantwoordelijke bewindsman die uiteindelijk de Resolutie zou moeten contrasigneren en het bevoegde orgaan, de President, die zou moeten bekrachtigen, geweigerd hebben een daarna voorbereide Resolutie waarop verzoeker niet werd gebracht in schaal 14 maar in schaal 15, en ook niet werd bevorderd tot Stafambtenaar A 3e (VOORSTEL STAFORGAAN), te tekenen. Dit voorbeeld geeft aan dat de considerans gewoon een verschrijving is, indien OPZET niet in het spel is geweest, terwijl het deviëren, het deskundig advies door het STAFORGAAN gegeven, overduidelijk terzijde werd gelaten, om de ambtelijke positie van verzoeker zo gunstig mogelijk te stellen;

5. Rechtens kan gezegd worden dat de voorbereiding tot een Besluit, nog niet het constutief element is, dat door belanghebbende kan worden aangegrepen om een nieuw recht te vorderen, zolang het Besluit zelve niet is geslagen, gecontrasigneerd en bekrachtigd.

Gelijke opmerking dient gemaakt te worden ten aanzien van de punten 5 en 6 waarin verzoeker zelf in duidelijke bewoordingen, de toestand van OVERMACHT heeft geschetst welke vóór, tijdens en na de zogenaamde telefooncoup van december 1990, de besluitvorming bij de opeenvolgende regeringen en verantwoordelijke Ministers heeft beïnvloed. Met gewone woorden kan gesteld worden dat de nieuw optredende regeringen (Ministers) niet van plan waren alles te honoreren, wat vorige bewindslieden hadden voorbereid.

Niet vóór de coup, niet tijdens en ook niet nadat de coupregering naar huis was gezonden. De loyaliteit van ambtenaren c.q. destabiliserende aktie van anderen bij de wisseling van de (politieke) wacht, spelen bij deze, door verzoeker zo keurig geschetste regeringswisselingen een bijzondere grote rol, wanneer het gaat om een uiteindelijke beslissing zoals in het geval van [verzoeker].

Het is dan geen ”nonchalance” en ook geen ”indolentie”, noch ”nalatigheid” (7e en 8e sustenu) zijdens de administratie, maar het totale samenspel van beleids- en politieke factoren die het uiteindelijk besluit, dat genomen werd, heeft beïnvloed;

6. Op grond van het hierboven gestelde is verweerder dan ook van oordeel, dat de Staat rond het gebeurde, met betrekking tot de benoeming van verzoeker op 07 mei 1990 tot Stafambtenaar A 3e klasse in schaal 14 op geen enkele wijze, zich heeft schuldig gemaakt aan een onrechtmatige daad, en ook dat door de Staat Suriname, verweerder, in casu niet is gehandeld in strijd van enig Beginsel van Behoorlijk Bestuur.

Althans dat verweerder in geen enkel opzicht schuld heeft aan welke schade dan ook, welke verzoeker zou hebben geleden, doordat, hij bij Resolutie van 07 mei 1990 werd ingedeeld in de rang van Stafambtenaar A 3e klasse schaal 14;

7. De eis (het petitum) van verzoeker is, onverminderd het voorgaande, waarin de niet ontvankelijkheid c.q. de ongegrondheid van verzoekers vordering is daargesteld, ook niet voor toewijzing vatbaar, omdat deze valt buiten de limitatieve omschrijving van hetgeen van het Hof van Justitie als gerecht in ambtenarenzaken kan worden gevorderd. Artikel 79 P.W. lid 5 van dit artikel is van toepassing;

Overwegende, dat verweerder op deze gronden heeft geconcludeerd:

dat verzoeker, op grond van al het voorgaande, niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, c.q. hem deze zal worden ontzegd als zijnde ongegrond, niet op de Personeelswet steunende en niet bewezen;

Overwegende, dat ingevolge ’s Hofs beschikking van 13 januari 1993 ten dage voor verhoor van partijen bepaald, verzoeker i.p., bijgestaan door zijn gemachtigde advokaat Mr. BAARH, de heer R. VLIET, Hoofd Beleidsmedewerker van het Ministerie van Transport, Communicatie en Toerisme, namens verweerder en advokaat Mr. Dr. OOFT, gemachtigde van verweerder, in Raadkamer zijn verschenen die hebben verklaard, gelijk in het daarvan opgemaakte – als hier geïnsereerd te beschouwen – proces-verbaal staat gerelateerd;

Overwegende, dat de gemachtigde van partijen hierna de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna het Hof vonnis in de zaak heeft bepaald op heden;

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Overwegende, dat het Hof verzoeker akte zal verlenen van de wijziging van zijn eis in dier voege, dat in het petitum in regel 2 na veroordelen een dubbele punt wordt geplaatst, gevolgd door:

primair:………………….”

en dat vóór de laatste zin wordt opgenomen:

”subsidiair:

Tot het betalen aan verzoeker van een bedrag ad Sf. 100.000,-(EENHONDERD DUIZEND GULDEN) ter zake schadevergoeding, tegen behoorlijk bewijs van kwijting met de wettelijke rente daarover ad 6% per jaar vanaf de dag van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening”;

hebbende verweerder zich niet bepaaldelijk daartegen verzet;

Overwegende, dat naar ’s Hoven oordeel, verzoeker in dit geding niet opkomt tegen de resolutie van 7 mei 1990 Bureau [nummers 2], aangehaald in het 3e sustenu van zijn verzoekschrift;

– dat verzoeker bepaaldelijk opkomt tegen het feit dat de concept-resolutie van oktober 1990 – in fotocopie ten processe overgelegde – niet is geëffectueerd, vóórdat hij krachtens resolutie van 20 september 1992 Bureau [nummers 1] te rekenen van 1 maart 1992 met pensioen ging;

– dat blijkens die concept-resolutie, hij – verzoeker – benoemd had moeten worden tot Stafambtenaar A 2e klasse instede van Stafambtenaar A 3e klasse; Overwegende, dat naar ’s Hoven oordeel, vorenbedoelde concept-resolutie in de fase verkeerde, dat deze een intern-stuk is, waaraan verzoeker geen enkel recht kan ontlenen (Cfm. Vs. H.v.J. 21-2-1975 S.J. (A.) no. 142, inzake Kartomo/Suriname);

Overwegende, dat verzoekers vordering dan ook als ongegrond dient te worden afgewezen;

RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:

– Verleent verzoeker akte van de wijziging van het petitum van zijn rekest in voege als voormeld;

– Wijst de gewijzigde vordering van verzoeker zowel primair als subsidiair af;