SRU-HvJ-1997-1

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-343
  • Uitspraakdatum 06 juni 1997
  • Publicatiedatum 25 maart 2019
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Ambtenarenrecht.
    Het Hof overweegt – voor zover van belang – dat hoewel verzoeker niet door het bevoegde gezag met de waarneming van de door hem verlangde functie was belast, vast is komen te staan, dat verzoeker meerdere en verantwoordelijker werkzaamheden heeft verricht, waarvoor hij vooralsnog geen financiële waardering heeft ontvangen.
    Het Hof is van oordeel dat nu – derhalve – verzoekers vordering hem niet kan worden toegewezen, verzoeker wel aanspraak maakt op een financiële waardering voor meerdere en verantwoordelijker werkzaamheden, hetgeen het Hof verweerder dan ook in gunstige overweging heeft meegegeven.

Uitspraak

M.R.S.

A – 343.

[verzoeker], wonende te Paramaribo aan [adres] te [district], voor wie als gemach­tigde optreedt, Mr.E.NAARENDORP, advokaat

verzoeker,

t e g e n

DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, in rechte vertegenwoor­digd wordende door de Procu­reur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suri­name, kantoorhoudende te Paramari­bo aan de Gravenstraat no.3, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.Dr.C.D.OOFT, advokaat,

verweerder,

De President spreekt in deze zaak in naam van de Repu­bliek, het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien ’s Hofs interlocutoire vonnissen van res­pectievelijk 15 maart 1996, 11 november 1996 en 7 februari 1997 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ’s Hofs laatstvermeld vonnis is overwogen en be­slist; Overwegende, dat de gemachtigden van partijen vervolgens hier als geinsereerd aan te merken schrifte­lijke conclusies tot uitlating hadden genomen, zij vonnis hebben gevraagd, waarvan de uitspraak werd bepaald op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Overwegende, dat het Hof volhardt bij zijn inter­locutoir vonnis gewezen tussen partijen en uitgesproken op 7 februari 1997;Overwegende, dat ter gelegenheid van de ingevolge voormeld interlocutoir vonnis gehouden comparitie van partijen op 21 februari d.a.v., waarbij aanwezig waren, verzoeker in persoon en zijn gemachtigde advokaat Mr.E.Naarendorp, de heer O.Renfrum, voormalig (Onder) directeur Sportzaken van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling en de gemachtigde van verweerder, advokaat Mr.Dr.C.D.Ooft, uiteindelijk uit de doeken is gedaan en dan ook duidelijk uit de verf is gekomen:

– dat verzoeker, per 1 december 1981 in Overheids­dienst getreden als Stafambtenaar B 2e klasse en te­werkgesteld bij de afdeling Zelfbouw van het toenmalige Ministerie van Openbare Werken, Telecommunicatie en Bouwnijverheid (vide beschikking d.d. 14 oktober 1982 [nummer 1] van de Minister van Arbeid en Sociale Zaken), bij beschikking van augustus 1986 Bureau [nummer 2] van de Ministers van Sport en Jeugdzaken en van Sociale Zaken en Volksontwikkelijk werd overgeplaatst naar het toenmalige Ministerie van Sport en Jeugdzaken;

– dat verzoeker in november 1987 opgedragen werd tot het verrichten van werkzaamheden op de afdeling Sport­ acomodatie en ruimten, alwaar hij zeer verantwoordelijk taken heeft verricht (zelf oppert hij dat hij met de ”waarneming” van de functie van onder-directeur was belast;

– dat verzoeker blijkens de processtukken ook wel werd betiteld als ”coördinator”;

– dat verzoeker zeker tot januari 1994 met meerdere en verantwoordelijker werkzaamheden was belast, zonder evenwel door het bevoegde gezag met de waarneming van die werkzaamheden te zijn aangewezen;

– dat blijkens een zich onder de processtukken bevindende Missive d.d. 24 mei 1991, Raad van Ministers No. 927/R.v.M., had de Raad van Ministers goedgekeurd, dat verzoeker, in die Missive genoemd ”coördinator”, wordt bevorderd tot hoofdambtenaar A 2e klasse (catego­rie GZ, schaal 20 oud (2986 – 3411), welke Missive nimmer in een beschikking van een Minister is geëffec­tueerd en mitsdien geen rechtskracht heeft om daarop rechtens een beroep te doen;

Overwegende, dat hoewel verzoeker niet door het bevoegde gezag met de waarneming van de door hem ver­langde functie was belast, vast is komen te staan, dat hij meerdere en verantwoordelijker werkzaamheden heeft verricht, waarvoor hij vooralsnog geen financiële waardering heeft ontvangen;

– dat nu -derhalve- verzoekers vordering hem niet kan worden toegewezen, het Hof niettemin van oordeel is, dat verzoeker wel aanspraak maakt op een financiële waardering voor meerdere en verantwoordelijker werk­zaamheden verricht in de periode november 1987 tot januari 1994, gevende het Hof verweerder zulks dan ook in gunstige overweging;

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;

RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:

Wijst verzoeker,s vordering verzoeker. Aldus gewezen door de heren: Mr.R.E.TH.OOSTERLING, President, Mr.A.I.RAMNEWASH en Mr.P.G.WOLFF, Leden en door de President uitgesproken ter openbare terecht­zitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 6 JUNI 1997, in tegenwoordigheid van Mr.Drs.C.C.L.A.VALSTEIN-MONTNOR, fungerend-Griffier.

Partijen, vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigde, advokaten Mr.E.Naarendorp en Mr.Dr.C.D.Oo­ft, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting versche­nen.