SRU-HvJ-1997-13

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer 15
  • Uitspraakdatum 13 augustus 1997
  • Publicatiedatum 25 april 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Artikel 371 lid 1 sub 5o juncto artikel 370 van het Wetboek van Strafrecht;

    In eerste aanleg wordt de verdachte veroordeeld voor diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en wordt een gevangenisstraf opgelegd van 10 maanden waarvan 4 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd. Het Hof kan zich met het beroepen vonnis verenigen, behalve ten aanzien van de aan de verdachte opgelegde straf en de kwalificatie, weshalve dit vonnis behoort te worden bevestigd, met uitzondering van dat gedeelte waarbij aan de verdachte straf werd opgelegd en de kwalificatie, op welk punten dit vonnis moet worden vernietigd met dien verstande echter dat de in het beroepen vonnis opgenomen kwalificatie gewijzigd wordt in: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, meerdere malen gepleegd. De verdachte wordt veroordeeld te dier zake tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht maanden.

Uitspraak

PRO JUSTITIA
IN NAAM DER REPUBLIEK!
VONNIS 1997 No.15

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien de stukken van het geding, waaronder het in afschrift overgelegde vonnis, door de Kantonrechter-Plaatsver­vanger in het Tweede Kanton op 17 oktober 1994 gewe­zen en uitgesproken tegen:
[verdachte];
oud 23 jaar;
monteur van beroep;
geboren te [district];
wonende aan [adres] te [district], verdachte;

Gelet op het tijdig door de verdachte ingestel­de hoger beroep;

Gelet op het ten deze tegen, de behoorlijke middels aan­plakkking gedagvaarde, niet verschenen verdachte in hoger beroep, verleende verstek;

Gehoord het Openbaar Ministerie;

Gelet op het onderzoek in beide instanties;

Overwegende, dat aan verdachte bij de inleidende akte van dagvaarding zijn telastegelegd, de feiten zoals omschreven bij de inleiden­de akte van dagvaarding, welke akte van dag­vaarding als hier geïnsereerd moet worden beschouwd;

Overwegende, dat de Kantonrechter in diens vonnis wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, dat de verdach­te het hem bij inleidende akte van dagvaarding te laste gelegde heeft begaan, zoals in voormeld vonnis is weergegeven;
met vrijspraak van het meer of anders te laste geleg­de;

Overwegende, dat de Kantonrechter het bewezen aange­nomen feit heeft gekwalificeerd als:
DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS DES MISDRIJFS HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, misdrijf, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel­ 371 lid 1 sub 5o, juncto artikel 370 van het Wetboek van Strafrecht en de ver­dachte te dier zake heeft veroordeeld tot gevangenisstraf voor de tijd van TIEN MAANDEN met bevel dat van deze straf een gedeelte van VIER MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de Rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van en hierbij op DRIE JAREN bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen met bepa­ling dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerleg­ging van deze uit­spraak vanaf 13 mei 1994 tot en met 17 juni d.a.v. voor­lopig in verzekerde bewaring doorgebracht bij de uitvoering van het onvoor­waardelijk deel van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
met bevel tot gevangenneming van de verdachte;

Overwegende, dat het Hof zich met het beroepen vonnis kan verenigen, behalve ten aanzien van de aan de verdachte op­gelegde straf en de kwalificatie, weshalve dit vonnis behoort te worden beves­tigd, met uitzondering van dat gedeelte waarbij aan de ver­dachte straf werd opgelegd en de kwalificatie, op welk punten dit vonnis moet worden vernietigd met dien ver­stande echter dat de in het beroepen vonnis opgenomen kwalifi­catie gewijzigd wordt in:
DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS DES MISDRIJFS HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERDERE MALEN GEPLEEGD, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 371 lid 1 sub 5o juncto artikel 370 van het Wetboek van Straf­recht;

Overwegende, dat het Hof de navolgende straf in overeen­stemming acht met de ernst van het gepleegde feit, de omstan­digheden waaronder dit werd gepleegd en de persoon van de verdachte;

Gezien de in het vonnis aangehaalde wetsartikelen, alsme­de artikelen 9, 11, 17, 18, 38 en 44 van het wetboek van Straf­recht;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP BIJ VERSTEK:

Bevestigt het vonnis d.d. 17 oktober 1994 door de Kanton­rechter-Plaatsvervanger in het Tweede Kanton gewezen en uitge­

sproken tegen de [verdachte], waarvan beroep, behoudens ten aanzien van de aan de verdachte opgeleg­de straf en de kwalificatie;

Vernietigt dit vonnis te dien aanzien en in zoverre op­nieuw rechtdoende;

Veroordeelt de verdachte te dier zake tot gevangenisstraf voor de tijd van ACHT MAANDEN;

Bepaalt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuit­voerlegging van deze uitspraak vanaf 13 mei 1994 tot en met 17 juni 1994 voorlopig in verzekerde bewaring doorge­bracht, bij de uitvoering van de hem opge­legde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

Beveelt de gevangenneming van de ver­dachte;

Aldus gewezen door de heren:

Mr. J.R. VON NIESEWAND, Vice-President, Mr.W.R.WILLEMZORG, lid, Mr. M.G. DE MIRANDA, lid-plaatsvervanger in tegenwoordig­heid van Mr. R.JANKIPERSAD-GHARBARAN, fungerend-griffier, die dit vonnis hebben onderte­kend en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van WOENSDAG, 13 AUGUSTUS 1997, door de Vice-President voornoemd.