SRU-HvJ-1997-14

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer 8
  • Uitspraakdatum 02 juli 1997
  • Publicatiedatum 22 mei 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden vanwege het medeplegen van zware mishandeling met de dood ten gevolge (strafbaar gesteld bij artikel 362 lid 1 juncto artikel 72 lid 1 Sr).
    Het Hof acht zonder nadere bewijsmotivering niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.

Uitspraak

PRO JUSTITIA IN NAAM VAN DE REPUBLIEK!

VONNIS 1997 NO.8

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien de stukken van het geding, waaronder het in afschrift overgelegde vonnis, door de Kantonrechter in het Tweede Kanton op 12 januari 1995 gewezen en uitgesproken tegen:

[verdachte],
oud 37 jaar,
van beroep operator,
geboren in [district],
wonende te [adres], verdachte, inmiddels door het Hof van Justitie ter terechtzitting van woensdag, 28 mei 1997 invrijheid gesteld;

Gelet op het tijdig door de verdachte ingesteld hoger beroep;
Gehoord de verdachte in zijn verdediging, daarin bijgestaan door zijn raadsman, Mr. R.U.F. TRUIDEMAN;
Gehoord de getuigen in hun beëdigde verklaringen;
Gehoord het Openbaar Ministerie;
Gelet op het onderzoek in beide instanties;

Overwegende, dat aan verdachte zijn ten laste gelegd de feiten zoals omschreven bij de inleidende akte van dagvaarding, welke akte van dagvaarding als hier geïnsereerd moet worden beschouwd;

Overwegende, dat de Kantonrechter in diens vonnis door de daarin vermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, dat hij het hem bij inleidende akte van dagvaarding ten laste gelegde heeft begaan, zoals in voormeld vonnis is weergegeven;
met vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde;

Overwegende, dat de Kantonrechter het bewezen verklaarde heeft gekwalificeerd als: ”HET MEDEPLEGEN VAN ZWARE MISHANDELING DE DOOD TEN GEVOLGE HEBBENDE”, misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij art. 362 lid 1 juncto artikel 72 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, en de verdachte te dier zake heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren en zes maanden;

Overwegende, dat het Hof niet wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen de verdachte bij inleidende akte van dagvaarding is ten laste gelegd, weshalve hij daarvan behoort te worden vrijgesproken en het vonnis a quo, moet worden vernietigd;

Gezien artikel 338 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:

Vernietigt het vonnis dd. 12 januari 1995 door de Kantonrechter in het Tweede Kanton gewezen en uitgesproken tegen de [verdachte], waarvan beroep;

EN ALSNU OPNIEUW RECHTDOENDE:

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij inleidende akte van dagvaarding is ten laste gelegd;

SPREEKT HEM DAARVAN VRIJ;

Aldus gewezen door de Heren: Mr. S.GANGARAM-PANDAY, fungerend- President, Mr. A.I. RAMNEWASH en Mr. K. PULTOO, Leden, in tegenwoordigheid van Mr. R. JANKIPERSAD-GHARBARAN, fungerend-Griffier, die dit vonnis hebben ondertekend en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van WOENSDAG, 2 JULI 1997 door de fungerend President voornoemd.

w.g.R.JANKIPERSAD-GHARBARAN
w.g.S.GANGARAM PANDAY
w.g.A.I.RAMNEWASH
w.g.K.PULTOO

Voor afschrift,

De Griffier van het Hof van Justitie,