- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-13635
- Uitspraakdatum 20 juni 1997
- Publicatiedatum 30 maart 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht.
Opzeggingstermijn.Wanprestatie. Tussen appellante en geintimeerde is er een overeenkomst totstand gekomen waarbij er een opzeggingstermijn van 3 maanden in acht genomen diende te worden. Er wordt een inbraak gepleegd en geintimeerde lijdt schade. De geintimeerde geeft aan dat appellante wanprestatie pleegt. De Kantonrechter geeft aan dat appellante onder voormelde omstandigheden niet te goeder trouw handelt door geintimeerde te willen houden aan de overeengekomen opzegtermijn.
De Kantonrechter daarbij er tevens rekening mee gehouden dat de schade die appellante zou kunnen lijden door het niet in acht nemen van de opzegtermijn niet noodzakelijkerbewijs groter is dan en, in bepaalde omstandigheden, vele malen wordt overtroffen door de schade die geintimeerde zou kunnen lijden door het onbewaakt laten van haar kantoorgebouw;Het Hof gaat mee met de kantonrechter.
Uitspraak
GENERALE ROL NO.13635.
N.V.ALGEMENE BEWAKINGSDIENST SURINAME, rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt Mr.E.C.M.HOOPLOT, advokaat,
appellante in conventie
t e g e n
N.E.N.SCHADEVERZEKERING N.V., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Mr.F.H.R.Lim A Postraat no.32, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.P.E.BEMMEL, advokaat,
geïntimeerde in conventie,
De fungerend-President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding waaronder:
1. het in afschrift overgelegde vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton 16 april 1991 tussen partijen gewezen;
2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 3 mei 1995, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advokaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat N.V.ALGEMENE BEWAKINGSDIENST SURINAME als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
1. Dat eiseres de navolgende vordering wenst in te stellen tegen: N.E.N.SCHADEVERZEKERING N.V., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Mr.F.H.R.Lim A Postraat no.32;
2. Dat blijkens de hierbij in fotokopie overgelegde overeenkomst d.d. 8 december 1987, waarvan verzocht wordt de inhoud daarvan als hier letterlijk herhaald en geinsereerd te willen beschouwen, eiseres aan gedaagde bewaking- c.q. beveiligingsdiensten heeft verleend, gelijk door gedaagde van de voormelde diensten gebruik is gemaakt;
3. Dat gedaagde de voormelde overeenkomst bij schrijven van 24 februari 1989 ingaande 1 maart 1989 heeft opgezegd;
4. Dat blijkens artikel 9 van de litigieuze overeenkomst gedaagde een opzeggingstermijn van tenminste drie maanden in acht diende te nemen voor het opzeggen c.q. beëindigen van de voormelde overeenkomst, hebbende gedaagde op 24 februari 1989 de voormelde overeenkomst, en zulks in strijd met artikel 9 aan eiseres opgezegd en eenzijdig beëindigd zonder dat eiseres daarmede heeft ingestemd, weshalve gedaagde zich aan wanprestatie heeft schuldig gemaakt;
5. Dat de voormelde overeenkomst mitsdien heeft voortgeduurd enwel tot 31 mei 1989 zijnde gedurende de periode die gedaagde in acht moet nemen bij een rechtsgeldige opzegging, hebbende eiseres gedurende gemelde periode krachtens de voormelde overeenkomst ten behoeve van gedaagde bewakers beschikbaar gesteld, c.q. gehouden, overwelke periode gedaagde derhalve onverkort aan eiseres bewakingsvergoeding verschuldigd is;
6. Dat gedaagde in strijd met de voormelde overeenkomst in gebreke is gebleven aan eiseres de bewakingsvergoeding over de periode 1 maart 1989 t/m 31 mei 1989 te voldoen, bedragende deze vergoeding alsvolgt:
– over de maand maart 1989 : f.5.820,–
– over de maand april 1989 : f.5.400,–
– over de maand mei 1989 : f.5.730,–
————
totaal : f.16.950,–
van welk bedrag geen betaling is te komen ondanks herhaalde aanmaningen in der minne;
7. Dat voorts ingevolge artikel 11 van de voormelde overeenkomst gedaagde eveneens gehouden is de buitengerechtelijke kosten tot inning te voldoen, wordende dit bedrag beperkt tot het honorarium van eiseres raadsman ad f.2.000,–;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad gedaagde zal worden veroordeeld om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van f.18.950,– vermeerderd met de wettelijke rente hierover ad 6% per jaar vanaf de dag der indiening van dit verzoekschrift tot aa n die der algehele voldoening. Voorst gedaagde zal worden veroordeeld in de kosten van het geding, Kosten rechtens;
Overwegende, dat N.E.N.SCHADE VERZEKERING N.V. als gedaagde partij in eerste aanleg voor antwoord in conventie heeft gezegd:
1. Dat zij ontkent en betwist al hetgeen in het navolgende niet uitdrukkelijk door haar wordt erkend onder aanbod van bewijs harer stellingen door alle middelen rechtens, meer speciaal door getuigen;
2. Gedaagde kan bevestigen op 8 december 1987 met eiseres schriftelijk te zijn overeengekomen dat op haar risico adres aan de Lim A Po straat 28-30 in opdracht van eiseres per week van maandag tot en met vrijdag een (1) gewapende en een (1) ongewapende bewaker van 07.00 – 19.00 uur; van 19.00 – 07.00 uur twee (2) ongewapende bewakers en op zaterdag- zon en feestdagen 1 x 24 uur twee (2) ongewapende bewakers aldaar de wacht zullen doen. Het en ander tegen de vergoeding als tussen partijen overeengekomen;
3. Het door eiseres gestelde in het e ”dat” van het inleidend rekest als zou op basis van het geen met haar gedaagde werd overeengekomen d.d. 8 december 1987 bewaking- c.q. beveiligingsdiensten heeft verleend is in strijd met de waarheid en raakt dat juist de kern van de zaak waar het in deze omgaat;
4. De permanente bewaking van haar gedaagde risico adres waartoe eiseres zich verbonden had is gebleken darmate slecht te zijn geweest dat door de bewakers van eiseres niet eens was opgemerkt dat tijdens de wachtdiensten van 19.00 – 07.00 uur; van 7 op 8 december 1988 2 glazen ruiten aan de westzijde van het risico object waren ingeslagen en uit haar gedaagdes kantoor goederen zijn weggedragen. Het rapport dat bij elke wachtdienst door de bewakers in dienst van eiseres moet worden ingevuld en waarin vermeld moet worden hetgeen gedurende de wachtdienst van 7 op 8 december 1988 heeft plaats gehad maakt hoegenaamd geen melding van de inbraak en werd de inbraak door gedaagde zelf geconstateerd. Naar aanleiding van dit voorval en het regelmatig voorkomen van verzuimen en of afwezigheid van de bewakers op het risico adres van gedaagde werd eiseres bij schrijven d.d. 08 december 1989 omtrent het een en ander in kennis gesteld met het verzoek zich terzake te verwarren;
5. Zij eiseres heeft niet minder dan zes (6) weken nodig gehad om middels een ongedagtekend rapport te reageren op de inbraak bij haar gedaagde op 08 december 1988 en moet het heten ”dat de bewakers zich ietswat verkeken hebben op die ruit, daar trouwens die ruit 4 meters boven de begane grond is en men niet gemakkelijk iets van zo’n hoogte zal kunnen waarnemen”.
De ruit in kwestie is slechts 1 1/2 m boven de grond. De brief d.d. 08 december 1988 alsmede het ongedagtekend verweerschrift van eiseres worden hierbij overgelegd met het eerbiedig verzoek aan de Rechter de inhoud daarvan als letterlijk herhaald en geinsereerd te beschouwen (zie prod.no 1 en 2);
Ondanks de jegens haar gedaagde gepleegde wanprestatie en haar eiseres bevestiging daaromtrent is zij eiseres niet bereid de door gedaagde geleden schade groot Sf.5.430,– (VIJFDUIZEND VIERHONDERD EN DERTIG GULDEN) te vergoeden, terwijl de gelden schade op deugdelijke wijze door de wachters van eiseres was gepresteerd de inbraak en de daarop volgende diefstal voorkomen hadden kunnen worden en zij eiseres gehouden is de door gedaagde geleden schade te vergoeden welke bedrag zij in Reconventie zal vorderen;
7. Gedaagde kan bevestigen dat zij bij schrijven d.d. 24 februari 1989 met ingang van 01 maart 1989 wegens de jegens haar door eiseres gepleegde wanprestatie waardoor zij schade heeft geleden en nog lijdt de overeenkomst met eiseres werd opgezegd. De door eiseres gepleegde en door haar bevestigde wanprestatie jegens gedaagde waardoor vast staat dat het aan eiseres schuld te wijten is dat gedaagde schade lijdt, zonder lijdt daarbij op enigerlei wijze zekerheid te verschaffen en afdoende maatregelen in vooruitzicht te stellen met betrekking tot de bewaking van haar gedaagdes risico object, opdat herhaling zal worden voorkomen – rechtvaardigde geenszins de continuering van de overeenkomst. Artikel 9 van bedoelde overeenkomst kan slechts van toepassing zijn bij een normale – regelmatige beëindiging van de overeenkomst en kan daarop onder gegeven omstandigheden geen beroep worden gedaan. Uiteraard is dan ook geen beroep mogelijk op artikel 11 van meergenoemde overeenkomst ten aanzien van de buiten gerechtelijke kosten die hoegenaamd niet verschuldigd zijn;
8. Gedaagde ontkent dat na een (1) maart 1990 ten hare behoeve op het risico adres bewakers van eiseres aanwezig waren c.q. deze ter beschikking zijn gehouden en is zij gedaagde aan haar eiseres terzake ook niets verschuldigd; en voor eis in reconventie heeft gesteld:
1. Dat bij schriftelijke overeenkomst d.d. 8 december 1987 met gedaagde werd overeengekomen dat op het risico adres van eiseres aan de Lim A Postraat 28-30 van maandag tot en met vrijdag een (1) gewapende en een (1) ongewapende bewaker van 07.00 – 19.00 uur; van 19.00 – 07.00 uur twee (2) ongewapende bewakers en op zaterdagzon en feestdagen 1 x 24 uur TWEE (2) ongewapende bewakers aldaar de wacht zullen doen. Het een en ander tegen vergoeding als tussen partijen overeengekomen;
2. Dat op voormeld risico adres van eiseres in de avondnacht van 7 en 8 december 1989 aan de westzijde van het object 2 glazen ruiten werden ingeslagen en uit haar eiseres kantoor goederen werden weggedragen en zij eiseres dien ten gevolge schade lijdt bestaande uit:
Herstel kosten twee glazen ramen Sf.3.390,–
1 Weegschaal (speciale) Sf.1.500,–
Zegels Sf. 300,–
2 Scharen Sf. 150,–
————-
Sf.5.340,–
(VIJFDUIZEND DRIE HONDERD EN VEERTIG GULDEN) (zie prod. no.3);
3. dat de bewakers in dienst van gedaagde niets van de inbraak op de avond/nacht van 7 op 8 december 1988 hebben gemerkt terwijl er glazen ruiten werden ingeslagen en een dergelijke inbraak zich nier geruisloos kan voltrekken. De inbrekers konden even ongemerkt het risico object verlaten met medeneming van de eerder vermelde goederen;
4. Dat de inbraak en de daarop volgende diefstal het gevolg is geweest van de jegens eiseres door gedaagde gepleegde wanprestatie en het aan haar gedaagdes schuld te wijten is dat zij eiseres schade lijdt vermits gedaagde in strijd met hetgeen tussen partijen werd overeengekomen vermits zij gedaagde op het risico adres van haar eiseres aan de Lim A Postraat no.,28-30 op de bewuste avond/nacht van 7 en 8 december 1988 geen bewakers heeft gehad, dan wel dat de aanwezige ”bewakers” in dienst van gedaagde hebben nagelaten te doen waartoe zij op basis van hetgeen met gedaagde was overeengekomen verplicht waren te doen. In ieder geval kon de diefstal worden voorkomen indien de bewakers in dienst van gedaagde op adequate wijze het risico object hadden bewaakt;
5. dat de tussen partijen aangegane overeenkomst juist strekt tot bewaking van haar eigendommen op het risico adres en van haar eiseres onder de omstandigheden als voorschrevenen niet kan worden gevergd dat zij ondanks de jegens haar gepleegde wanprestatie en de door haar geleden schade de overeenkomst doet voortduren met in achtneming van een opzeggingstermijn als vastgesteld in de overeenkomst;
6. Dat gedaagde weigert de schade ad sf.5.340,– in der minne aan eiseres te voldoen en zij recht en belang heeft de door haar gelden schade in rechte te vorderen;
Overwegende, dat op deze gronden is geconcludeerd:
voor antwoord in conventie:
dat eiseres vordering haar zal worden ontzegd als zijnde ongegrond en/of onbewezen met veroordeling van eiseres in de kosten gevallen aan de zijde van gedaagde;en voor eis in reconventie:
dat voor recht zal worden verklaard dat zij op grond van de jegens haar gepleegde wanprestatie niet langer gehouden was aan de opzeggingstermijn van 3 maanden als vermeld in de overeenkomst d.d. 8 augustus 1987 en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen de door haar geleden schade ad Sf.5.340,– (VIJFDUIZEND DRIE HONDERD EN VEERTIG GULDEN) verhoogd met de wettelijke rente daarover ad 6% ’s jaars vanaf de datum van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening toe.
Voorst dat gedaagde zal worden veroordeeld in de kosten gevallen aan de zijde van eiseres;
Overwegende, dat de eisende partij in conventie een als ingelast te beschouwen conclusie van repliek heeft doen nemen en als gedaagde partij in reconventie voor antwoord heeft gezegd:
1. Gedaagde ontkent en betwist al hetgeen in het navolgende door haar niet woordelijk en uitdrukkelijk wordt erkend en de Rechter om alhetgeen haar in conventie is aangevoerd hier als letterlijk herhaald en geinsereerd te willen beschouwen.
2. Dat gedaagde het 2e dat van Eis ontkent en betwist. Gedaagde ontkent en betwist dat eiseres schade heeft geleden en dat zulks aan haar schuld is te wijten.
Voorts ontkent gedaagde dat de gepretendeerde schade-qoud non est- ad f.5.430,– of welk ander bedrag dan ook bedraagt.
3. Dat gedaagde met klem ontkent dat in de nacht van 7 op 8 december 1988 een inbraak heeft voltrokken. In ieder geval is geen sprake van enige inbraak tijdens de diensturen van gedaagde. Noch zijn goederen toebehorende aan eiseres weggedragen c.q. ontvreemd.
4. dat het 4e t/m 6e dat van Eis in reconventie onjuist is hebbende immers gedaagde steeds op deugdelijke wijze gepresteerd, ook in de nacht van 7 op 8 december 1988.
5. Dat integendeel eiseres zich aan wanprestatie heeft schuldig gemaakt door de litigiueze overeenkomst in strijd met het overeengekomene te beëindigen. Zijnde gedaagde voorts nooit in gebreke gesteld.
6. Dat gedaagde geen kennis draagt van ontvreemding van goederen van eiseres en heeft daarvan ook geen schuld.
7. Dat gedaagde zonder enige onverplichte bewijslast op zich te nemen haar posita te bewijzen aanbiedt;
Overwegende, dat gedaagde in reconventie op deze gronden voor antwoord in reconventie heeft geconcludeerd:
dat eiseres in haar vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard c.q. deze aan haar zal worden ontzegd, alszijnde ongegrond en onbewezen;
en als eiser in conventie voor repliek in conventie heeft gepersisteerd bij zijn conclusie van eis;
Overwegende, dat partijen vervolgens bij conclusies van dupliek in conventie en van repliek en dupliek
in reconventie, welke geacht moeten worden te dezer plaatse te zijn ingevoegd, haar stellingen nader hebben toegelicht en verdedigd;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis van 16 april 1991 heeft overwogen:
In conventie en in reconventie:
1. dat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of niet gemotiveerd betwist en deels mede gestaafd door de overgelegde, niet betwiste, produkties rechtens vaststaat;
a. dat partijen op 8 december 1997 zijn overeengekomen dat eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie, nader te noemen ABS, met ingang van 7 december 1987 en tot ”nader stopzetting” bewaking- casu quo beveilingswerkzaamheden zou uitvoeren ten behoeve van gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie, nader te noemen NEN, en wel op het risico-adres Lim A Postraat 28-30;
b. dat van maandag tot en met vrijdag, zaterdag, zondag en feestdagen gedurende 1 x 24 uur twee bewakers aanwezig dienen te zijn;
c. dat ingevolge de op voormelde overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden een opzeggingstermijn van drie maanden in acht diende te worden genomen;
d. dat NEN op 8 december 1988 aan ABSW een brief met de volgende inhoud heeft geschreven: ”Hiermede berichten wij U dat Wij hedenochtend hebben gemerkt dat 2 glazen ruiten aan de West-zijde van ons kantoorgebouw zijn ingeslagen en daarvan in het rapport van de bewakers geen melding is gemaakt. Ook berichten wij U dat dinsdagavond omstreeks 08.00 uur geen bewakers op het terrein te bespeuren was. Eerst omstreeks 08.45, toen ondergetekende het kantoor weer verliet, kwam er
een geüniformeerde bewaker bij ons kantoorgebouw aan, die op mijn vraag waar de bewakers zijn, zich verbaasde dat er niemand anders ter plaatse was. Nog in gesprek met bedoelde geüniformeerde bewaker, kwam er een ander geüniformeerde persoon aan, die werd voorgesteld als zijn compagnon, die zich ”even verwijderd had om een soft-drink in de buurt te kopen”.
Gelet op het voorgaande, betwijfelen wij ten zeerste de ernst en effectiviteit van Uw dienst verlening en verzoeken U ons ommegaand Uw verweer te doen toekomen.
e. dat ABS na zes weken middels een ongedagtekend rapport op voormelde brief heeft gereageerd;
f. dat NEN bovenbedoelde overeenkomst bij brief d.d. 24 februari 1989 met ingang van 1 maart 1989 heeft opgezegd wegens de jegens haar gepleegde wanprestatie;
In conventie voorts:
dat ABS aan NEN verwijt wanprestatie te hebben gepleegd door de overeengekomen opzeggingstermijn niet in acht te nemen en voorts vergoeding vordert van de beweerdelijk als gevolg van vorenbedoelde wanprestatie geleden schade;
dat NEN de vordering heeft bestreden;
dat NEN van oordeel is dat gelet op de in de brief van 8 december 1988 vermelde omstandigheden en het feit dat ABS op generlei wijze zekerheid heeft verschaft of afdoende maatregelen in het vooruitzicht heeft gesteld om herhaling van die omstandigheden te voorkomen, van haar niet worden verwacht dat zij de overeenkomst continueerde;
dat ABS heeft betwist dat de in de brief van 8 december 1988 bedoelde inbraak heeft plaatsgevonden, evenwel zonder haar betwist met feiten te onder bouwen;
dat blijkens het hierboven bedoelde ongedagtekend rapport, opgemaakt door [naam 1] en [naam 2], voornoemde personen in opdracht van de President-Direkteur van ABS en in verband met eerder genoemde brief hun opwachting hebben gemaakt bij de heer Meeuw A Sing van NEN;
dat uit vooFrmeld rapport niet blijkt dat voornoemde personen de inbraak hebben betwist;
dat de betwisting van ABS derhalve als niet gemotiveerd en tardief terzijde zal worden gelegd en als rechtens vaststaand zal worden aangenomen dat gedurende de wachtdienst van 7 op 8 december 1988 twee glazen ruiten aan de West-zijde van NEN’s kantoorgebouw zijn ingeslagen;
dat voorts als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans niet gemotiveerd betwist rechtens vaststaat:
dat de bewakers geen melding van boven bedoelde inbraak hebben gemaakt;
dat op dinsdag avond (6 december 1988) te omstreeks 8 uur geen bewakers op het te bewaken terrein aanwezig waren en pas driekwartier daarna een bewaker daar aankwam, korte tijd daarna gevolgd door een andere, van wie werd beweerd dat hij zich ”even” had verwijderd om een soft-drink te kopen;
dat ABS geen zekerheid heeft verschaft of afdoende maatregelen in het vooruitzicht heeft gesteld om het gebeurde te voorkomen;
dat ABS onder voormelde omstandigheden niet te goeder trouw handelt door NEN te willen houden aan de overeengekomen opzegtermijn;
dat de Kantonrechter daarbij er tevens rekening mee gehouden dat de schade die ABS zou kunnen lijden door het niet in acht nemen van de opzegtermijn niet noodzakelijkerbewijs groter is dan en, in bepaalde omstandigheden, vele malen wordt overtroffen door de schade die NEN zou kunnen lijden door het onbewaakt laten van haar kantoorgebouw;
dat de vordering van ABS mitsdien als ongegrond dient te worden ontzegt;
dat ABS als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten zal worden verwezen;
In reconventie voorts:
dat de Kantonrechter hier overneemt hetgeen in conventie is overwogen met betrekking tot de inbraak in de nacht van 7 op 8 december 1988;
dat nu ABS de beweerdelijk als gevolg van voormelde inbraak door NEN geleden schade heeft betwist, laatstgenoemde die schade dient te bewijzen;
Overwegende, dat de kantonrechter op deze gronden:
In conventie:
Eiseres haar vordering heeft ontzegd;
Haar in de proceskosten heeft veroordeeld aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op f.nihil;
In reconventie:
Eiser heeft toegelaten voor zover nodig ambtshalve heeft bevolen om door alle middelen rechtens meer speciaal door getuigen te bewijzen:
”de in het 2e ”dat” van de conclusie van wedereis gestelde schade”.
Iedere verdere uitspraak heeft aangehouden;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal N.V.ALGEMENE BEWAKINGSDIENST SURINAME, eiseres in conventie in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis van 16 april 1991;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder R.KAPPEL d.d. 13 november 1995 aan geïntimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat ten dage voor pleidooi peremptoir bepaald de gemachtigden van partijen recht op stukken hebben gevraagd, waarna het Hof vonnis in de zaak aanvankelijk had bepaald op 2 mei 1997, doch nader op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
In conventie:
Overwegende, dat de appellante tijdig in hoger beroep gekomen is van de beslissing van de Kantonrechter in het Eerste kanton d.d. 16 april 1991;
Overwegende, de appellante geen grieven tegen het aangevochten vonnis aangedragen heeft, doch dat partijen recht op stukken gevraagd hebben, hetgeen betekend dat partijen door de hogere Rechter beoordeeld wensen te hebben of de eerste Rechter op de in eerste aanleg gebleken feiten het recht op de juiste wijze toegepast heeft;
Overwegende, dat het Hof evenwel van een misslag van de eerste Rechter bij de beslissing in deze zaak niet gebleken is, weshalve het vonnis, waarvan beroep, zal worden bevestigd, met veroordeling van de appellante als in de in het ongelijke gestelde partij in de gedingkosten.
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
In conventie:
Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken op 16 april 1991, waarvan beroep:
Veroordeelt appellante in de gedingkosten in hoger geroep aan de zijde van geintimeerde gevallen en begroot op f……..
Met inbegrip van het door het Hof aan zijn advokaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van f….
Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellante eveneens op f……………..
Aldus gewezen door de heren Mr.S.GANGARAM PANDAY, fungerend-President, Mr.P.G.WOLFF en Mr.K.PULTOO, Leden en door de fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 20 JUNI 1997, in tegenwoordigheid van Mr.Drs.C.C.L.A.VALSTEIN-MONTNOR, fungerend-Griffier.
Partijen, appellante vertegenwoordigd door haar gemachtigde, advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT en geintimeerde vertegenwoordigd door advokaat Mr.S.MANGROELLAL namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.P.E.BEMMEL, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.