- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-13901
- Uitspraakdatum 22 mei 1998
- Publicatiedatum 28 maart 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Opheffing beslag roerende zaken.
Kort geding; Het Hof overweegt dat vaststaat dat ook na opheffing van het beslag op de roerende zaken voldoende verhaalsobjecten aanwezig zijn voor het verhaal van de gepretendeerde vordering en dit beslag dan ook als onnodig moet worden aangemerkt.
Het vonnis van de Kantonrechter wordt vernietigd.
Uitspraak
H.M.
GENERALE ROL NO: 13901.
DE N.V. MUSA INDO SURINAME, rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende aan de Kristalstraat no.1 te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.F.F.P.TRUIDEMAN, advokaat,
appellante in Kort Geding,
t e g e n
[geïntimeerde], wonende aan [adres] te [district 1], voor wie als gemachtigde optrad, advokaat Mr.E.van VARSEVELD, die inmiddels is komen te overlijden,
geintimeerde in Kort Geding,
De fungerend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in Kort Geding uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het Geding waaronder:
1. het in afschrift overgelegde vonnis in Kort Geding van de Kantonrechter in het Eerste Kanton van 11 juli 1996 tussen partijen gewezen;
2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 16 oktober 1996, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advokaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat De N.V.MUSA INDO SURINAME als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
1. dat de eiseres de navolgende rechtsvordering in Kort Geding wenst in te stellen tegen de [geïntimeerde] , wonende aan [adres]te [district 1], gedaagde;
2. dat de gedaagde bij exploit van deurwaarder Tj.Jhagroe d.d.10 november 1995 onder no.874 conservatoir beslag heeft doen leggen op de roerende goederen van de eiseres zich bevindende te [plaats 1] in het [district 2] en te [plaats 2] in het [district 2], met het verzoek de inhoud van dit exploit als hier ingelast en geinsereerd te willen beschouwen;
3. dat onder het gelegde beslag mede is begrepen ± 10.000,– stuks ronde houtblokken genummerd met de rode letters IUL, MS en CH diverse afmetingen;
4. dat de gedaagde deze beslaglegging heeft gedaan ter zake een vermeende vordering ad Sf.930.000.000,– (NEGENHONDERD EN DERTIG MILJOEN GULDEN) waarvoor de gedaagde de heer [naam] ook aansprakelijk heeft gesteld en ook op de roerende en onroerende goederen van de heer [naam]beslag heeft gelegd;
5. dat de gedaagde behalve het beslag op de roerende goederen van de eiseres ook beslag heeft gelegd onder de bankinstellingen van de eiseres en wel bij exploit van meergenoemde deurwaarder d.d. 9 november 1995 onder no.861, met het verzoek de inhoud van dit exploit als hier ingelast en geinsereerd te willen beschouwen;
6. dat de eiseres geen enkel bezwaar heeft dat het beslag onder de bankinstellingen en het beslag op de roerende goederen, met uitzondering van de houtblokken wordt gehandhaafd totdat in bodemgeschil over de zaak bekend onder A.R.No.956271 door de Kantonrechter zal zijn beslist;
7. dat door het beslag op de houtblokken de handelsactiviteiten van de eiseres ernstig worden belemmerd daar zij dit hout niet kan verwerken en exploiteren naar het buitenland om zodoende inkomsten te genereren ter betaling van haar normaal lopende verplichtingen;
8. dat de eiseres dan ook een dringend spoedeisend belang heeft om in Kortgeding de opheffing van het beslag te krijgen op de ± 10.000 stuks houtblokken, met behoud van het beslag op de overige goederen;
9. dat het de eiseres niet is gelukt de zaak minnelijk met de gedaagde op te lossen;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd: dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut de opheffing zal worden gelast van het bij exploit van deurwaarder Tj.Jhagroe d.d.10 november 1995 onder no.874 gelegde beslag op de ± 10.000 stuks ronde houtblokken genummerd met de rode letters IUL, MS en CH diverse afmetingen, Kosten rechtens;
Overwegende, dat de gemachtigde van partijen ter terechtzitting van 31 mei 1996 de zaak mondeling hebben bepleit en hebben verklaard als in het daarvan opgemaakt proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat ten dage voor overlegging produktie bepaald de gemachtigde van gedaagde een schriftelijke conclusie heeft genomen waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd
Overwegende, dat de gemachtigde van eiseres een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating produktie heeft genomen;
Overwegende, dat de kantonrechter bij vonnis in Kort Geding van 11 juli 1996 op de daarin opgenomen gronden:
De gevraagde voorziening heeft geweigerd;
Eiseres heeft verwezen in de kosten van dit proces, aan gedaagdes zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Sf.nihil;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal De N.V.MUSA INDO SURINAME in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis in Kort Geding van 11 juli 1996;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder M.SITARAM van 8 januari 1997 aan geintimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat ten dage voor pleidooi bepaald de gemachtigde van appellante een pleitnota heeft overgelegd, terwijl ten dage voor antwoordpleidooi bepaald geen pleitnota is overgelegd;
Overwegende, dat advokaat Mr.M.G.A.VOS hierna namens advokaat Mr.F.F.P.TRUIDEMAN vonnis heeft gevraagd, waarvan de uitspraak aanvankelijk was bepaald op 17 november 1997, doch na enige malen te zijn aangehouden nader werd bepaald op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat het hoger beroep tijdig is ingesteld;
Overwegende, dat geen grief is opgeworpen tegen de feiten zoals door de Kantonrechter vastgesteld, zodat ook het Hof daarvan uitgaat;
Overwegende, dat derhalve, voor zoveel hier van belang, rechtens vaststaat dat geintimeerde ter verzekering van een vordering, met inbegrip van renten en kosten begroot op Sf.930.000.000,– bij exploiten van deurwaarder Tj.Jhagroe d.d. 9 november 1995 ten laste van appellante respectievelijk conservatoir derdenbeslag en conservatoir beslag op roerende goederen, waaronder ± 10.000 stuks ronde houtblokken, heeft doen leggen;
Overwegende, dat als door appellante gesteld en door geintimeerde niet, althans niet gemotiveerd, betwist rechtens vaststaat dat geintimeerde voor voormelde vordering ook [naam] aansprakelijk houdt en ter verzekering van die vordering ook op de roerende en onroerende goederen van genoemde [naam] beslag heeft gelegd;
Overwegende, dat appellante als eiseres in eerste aanleg heeft gevorderd om de opheffing van het beslag op vorenbedoelde houtblokken te gelasten, welke voorziening door de Kantonrechter is geweigerd;
Overwegende, dat appellante één grief heeft opgeworpen, welke hierop neerkomt dat de Kantonrechter ten onrechte heeft overwogen, zakelijk weergegeven, dat zij niet heeft gesteld of doen blijken dat door de opheffing van het conservatoir beslag, voor zover gelegd op de houtblokken, de zekerheid, gelegen in het door geintimeerde gelegde conservatoir derdenbeslag en conservatoir beslag op de overige goederen, niet zal verminderen;
Overwegende, dat de grief terecht is aangevoerd, omdat appellante bij conclusie tot uitlating in eerste aanleg heeft gesteld dat zij niet komt aan de zekerheid met betrekking tot de gelegde beslagen; voorts, dat (het beslag op) de onroerende goederen alleen het dubbele van het bedrag van Sf.930.000.000,– (vertegenwoordigt) vertegenwoordigen;
Overwegende, dat, waar laatstvermelde stelling door geintimeerde niet is betwist, vaststaat dat ook na opheffing van het beslag op de houtblokken voldoende verhaalsobjecten aanwezig zijn voor het verhaal van de gepretendeerde vordering en dit beslag dan als onnodig moet worden aangemerkt;
Overwegende, dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven en de vordering van appellante kan worden toegewezen;
Overwegende, dat geintimeerde, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten zal worden verwezen;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
Vernietigt het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 11 juli 1996 tussen partijen uitgesproken vonnis, waarvan beroep;
EN OPNIEUW RECHTDOENDE:
Gelast de opheffing van het bij exploit van deurwaarder Tj.Jhagroe d.d. 10 november 1995 gelegd conservatoir beslag op ± 10.000 stuks ronde houtblokken gewaarmerkt met de code letters IUL, MS en CH en van diverse afmetingen;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Veroordeelt geintimeerde in de proceskosten aan de zijde van de appellante gevallen en begroot op f.250,–;
Met inbegrip van het door het Hof aan haar advokaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van f.250,–;
Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van geintimeerde op f.250,–;
Aldus gewezen door de heren: Mr.E.S.OMBRE, fungerend-President, Mr.A.I.RAMNEWASH en Mr.P.G.WOLFF, Leden en door de fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 22 mei 1998, in tegenwoordigheid van Mr.A.CHARAN, fungerend-Griffier.
w.g.A.CHARAN w.g.E.S.OMBRE
Partijen, appellante vertegenwoordigd door advokaat Mr.R.BALDEW namens haar gemachtigde, advokaat Mr.F.F.P.TRUIDEMAN is bij de uitspraak verschenen, terwijl geintimeerde noch in persoon noch bij gemachtigde is verschenen.