SRU-HvJ-1998-21

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-13461
  • Uitspraakdatum 20 november 1998
  • Publicatiedatum 04 april 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Erfrecht. Scheiding en deling.

    Het Hof ontzegt aan geïntimeerde haar vordering strekkende tot scheiding en deling van de nalatenschap van een overleden persoon, nu geïntimeerde, terwijl zij daartoe ruimschoots in de gelegenheid is gesteld, niet heeft kunnen waarmaken dat die overleden persoon haar aandeel in de nalatenschap van een andere persoon heeft geschonken aan appellant en gedaagden.

Uitspraak

H.M.

GENERALE ROL NO.13461.

[appellant], wonende in Nederland te [woonplaats] aan [adres], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.B.BIHARIESINGH, advokaat, appellant,

tegen

[geïntimeerde], wonende in Nederland, ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Watermolenstraat no.36 beneden, ten kantore van advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT,

voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.E.C.M.HOOPLOT, advokaat,

geintimeerde,

De Vice-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien s’Hofs interlocutoire vonnissen respectievelijk van 15 november 1996 en 20 februari 1998 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ’s Hofs laatstvermeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;

Overwegende, dat de door het Hof bevolen enquête niet is gehouden, waarna deze ambtshalve gesloten werd verklaard;

Overwegende, dat ten dage voor conclusie na niet gehouden enquête zijdens geintimeerde peremptoir bepaald, advokaat Mr.M.G.A.VOS namens advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT heeft gepersisteerd bij hetgeen door hem reeds gesteld is;

Overwegende, dat ten dage voor conclusie na niet gehouden enquête zijdens appellant bepaald, advokaat

Mr.H.P.BOLDEWIJN namens Mr.B.BIHARIESINGH heeft gepersisteerd bij al hetgeen bereids is gesteld;

Overwegende, dat partijen hierna vonnis hebben gevraagd, waarvan de uitspraak werd bepaald op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Overwegende, dat het Hof volhardt bij het tussenvonnis van 20 februari 1998 en hetgeen dienaangaande is overwogen;

Overwegende, dat geintimeerde, ofschoon daartoe ruimschoots in de gelegenheid gesteld, noch door getuigen noch door enig ander middel van bewijs het probandum heeft kunnen waarmaken weshalve het Hof voorbijgaat aan de stelling van geintimeerde dat [persoon 1], nu wijlen, het gehele aan haar toebehoord hebbend aandeel in alle goederen en rechten, welke tot de nalatenschap van wijlen [persoon 2] hebben behoord geen uitgezonderd, te weten de in het 4e ”sustenu ” van het verzoekschrift vermelde goederen, heeft geschonken aan appellant en de gedaagden sub b tot en met d en wijlen [persoon 3], alszijnde onbewezen;

Overwegende, dat het Hof het gevorderde onder 1 en 2 van het petitum, zo ook het gevorderde onder 3 b voorzover betreft de scheiding en deling van de nalatenschap van wijlen [persoon 2], dan ook als onbewezen aan geintimeerde zal ontzeggen;

0verwegende, dat het Hof echter zal toewijzen het gevorderde onder 3a, 3b, voorzover betreft de scheiding en deling van de nalatenschap van [persoon 1], en onder 3c zal toewijzen, nu de aan die vorderingen ten grondslag gelegde feiten als niet althans niet gemotiveerd weersproken tussen partijen in rechte zijn komen vast te staan;

Overwegende, dat het beroepen vonnis dan ook dient te worden vernietigd en zal worden beslist als in het dictum van dit vonnis te melden;

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:

Vernietigt het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 23 februari 1993 gewezen vonnis, waarvan beroep;

EN OPNIEUW RECHTDOENDE:

Ontzegt aan geintimeerde haar vordering, strekkende tot:

1. verklaren voor recht dat de verkoop door [persoon 1] van de gehele nalatenschap van [persoon 2] aan appellant en gedaagden sub b tot en met d en de erflaatster van gedaagden sub e tot en met l een schenking is;

2. vernietiging, althans nietigverklaring van de schenking;

3. scheiding en deling van de nalatenschap van [persoon 2];

Veroordeelt appellant binnen twee maanden na betekening van van dit vonnis over te gaan tot scheiding en deling van:

1. de tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen [persoon 1] en [persoon 2] behorende goederen;

2. de tot de nalatenschap van [persoon 1] behorende goederen;

3. het onder C van het vierde ”sustenu” van het verzoekschrift omschreven onroerend goed; met benoeming van Mr.L.D.Hira Sing, notaris, tot notaris, zo partijen binnen een maand na deze uitspraak omtrent de keuze van een notaris geen overeenstemming hebben bereikt voor wie of ten overstaan van wie de werkzaamheden der scheiding en deling zullen plaatsvinden op de door deze te bepalen plaats en tijd, en Mr.H.E.Struiken, advokaat bij het Hof van Justitie, tot onzijdig persoon teneinde appellant bij die scheiding en deling te vertegenwoordigen zo hij daartoe opgeroepen zijnde niet verschijnt of wel verschenen zijnde weigeren mocht aan de scheiding en deling mede te werken;

Veroordeelt appellant in de kosten van dit proces in hoger beroep aan de zijde van geintimeerde gevallen en begroot op f.1500,–.

Met inbegrip van het door het Hof aan zijn advokaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van Sf.1500,–.

Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellant eveneens op Sf.1500,–.

Blijvende het beroepen vonnis voor het overige geheel in stand;

Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.VON NIESEWAND, Vice-President, Mr.K.PULTOO, Lid en Mr.L.J.BUDHU LALL, Lid-Plaatsvervanger en door de Vice-President uitgesproken ter openbare te­rechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 20 november 1998, in tegenwoordigheid van

Mr.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Griffier.

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advokaat Mr.M.G.A.VOS namens advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT, gemachtigde van geintimeerde, terwijl de gemachtigde van de appellant niet ter terechtzitting is verschenen.