SRU-HvJ-1998-25

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-13774
  • Uitspraakdatum 20 november 1998
  • Publicatiedatum 15 april 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Inflatie. Devaluering Surinaamse gulden.

    Het Hof merkt op volledig te kunnen meegaan met de wijze waarop de Kantonrechter het hem aan appellante q.q. toegewezen bedrag heeft bepaald. Het Hof kan zich ook terugvinden in de berekeningswijze van geïntimeerden ten aanzien van de inflatie en de devaluering van de Surinaamse gulden.

Uitspraak

H.M.

GENERALE ROL NO. 13774.

[appellante], wonende te [district] aan [adres], in haar hoedanigheid van moeder-voogdes van rechtswege over de minderjarige [naam 1], voor wie als gemachtig­de optreedt, Mr.W.C.PEN­GEL, advokaat, appellante q.q,

t e g e n

[persoon], gewoond hebbende in Nederland, overleden te [woonplaats] in Nederland op [datum 1], oorspronkelijke geïntimeerde, zijnde het geding, wegens overlijden, geschorst en hervat ten name van de geza­menlijke erfgenamen van [persoon], t.w.

  1. [geïntimeerde sub A], echtgenote van [naam 2];
  2. [geïntimeerde sub B], geboren op [datum 2] te [district];
  3. [geïntimeerde], geboren op [datum 3] te [district], allen wonende in Nederland, voor wie als gemach­tigde optreedt, Mr.H.MUNGRA, advokaat, geintimeerde,

De Vice-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Repu­bliek, het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien ’s Hofs interlocutoir vonnis van 6 maart 1998 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in s’Hofs voormeld vonnis werd overwogen en beslist en voorts;

Overwegende, dat ter bevolen en gehouden compari­tie van partijen zijn verschenen de heer [naam 3] gevolmachtigde van geintimeerden en appellante q.q. in persoon, die hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte – hier als ingelast te be­schouwen – proces-verbaal staat gerelateerd;

Overwegende, dat de gemachtigden van partijen hierna hier als ingelast te beschouwen schriftelijke conclusies na gehouden comparitie van partijen hebben genomen;

Overwegende, dat het Hof vonnis in de zaak aan­vankelijk had bepaald op 16 oktober 1998, doch nader op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Overwegende, dat het Hof volhardt bij het tussen­vonnis van 6 maart 1998 en hetgeen dienaangaande is overwogen;

Overwegende, dat geintimeerden bij monde van hun gevolmachtigde, [naam 3], ter op 15 mei 1998 gehouden inlichtingen comparitie hebben ver­klaard, dat zij vanwege de inflatie en de devaluering van de Surinaamse gulden, rekening onder meer houdend met die omstandigheden, een berekening hebben gemaakt van het bedrag van toen (Sf.10.906,55) en een bedrag na die drie jaren en vier maanden; dat zij hier duidelijk stellen dat gewerkt is met het bedrag waarvan de Kan­tonrechter in rechtsoverweging 7 van het beroepen vonnis gewag gemaakt heeft te weten Sf.601.383,71; dat daarvan genomen is 1/15 deel als aandeel gedeeld door de wisselkoers, geldend voor het jaar 1989 ad Sf.17.2­0; dat dit gelijk is aan een dollar waarde van 2331; dat dit bedrag uitgedrukt in de Sf waarde waar­bij de huidige parallelkoers van 455 gebruikt is, oplevert een bedrag van Sf.1.060.573,–;

Overwegende, dat het Hof opmerkt volledig te kunnen meegaan met de wijze waarop de Kantonrechter het door hem aan appellante q.q. toegewezen bedrag van Sf.10.906,55 heeft bepaald en zich voorts volledig kan terugvinden in de berekeningswijze van geintimeerden die geresulteerd heeft in het bedrag van Sf.1.060.573,–;

Overwegende, dat de tegen het beroepen vonnis d.d. 3 januari 1995 ontwikkelde grieven onder 2 en 4 van de Pleitnota d.d. 2 mei 1997 welke grieven als in dit vonnis letterlijk herhaald en geinsereerd worden aange­merkt en geacht, worden gelijk te zijn besproken, als onjuist en ongegrond worden verworpen;

Overwegende, dat nu niet beide partijen het ver­zoek hebben gedaan een actuaris te benoemen hebbende geintimeerden tegen de voorgestelde benoeming bezwaar geopperd, gaat het Hof daarvan als, niet steunend op de wet voorbij;

Overwegende, dat het Hof, onder vernietiging van het vonnis, waarvan beroep, aan appellante q.q. zal toewijzen het bedrag van Sf.1.060.573,– onder veroor­deling van geintimeerden, als de in het ongelijk ge­stelde partij in de kosten op dit geding aan de zijde van appellante q.q. gevallen;

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:

Vernietigt het vonnis door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 3 januari 1995 tussen partijen gewezen en uitgesproken, waarvan beroep;

EN OPNIEUW RECHTDOENDE:

Veroordeelt geintimeerden tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellante q.q. te betalen de som van Sf.1.060.573,– ;

Veroordeelt geintimeerden in de kosten van dit proces in hoger beroep aan de zijde van appellante q.q. gevallen en begroot op Sf.5.940,–;

Met inbegrip van het door het Hof aan hun advokaat voor het door hen gehouden pleidooi toegekende salaris van sf.3.000,–;

Bepalen het Hof het salaris van de advokaat van appellante q.q. eveneens op sf.3.000,–;

Aldus gewezen door: Mr.J.R.VON NIESEWAND, Vice­rend-President, Mr.K.PULTOO, Lid en Mr.L.J.BUDHU LALL, Lid-Plaatsvervanger en door de Vice-President uitge­sproken ter openba­re terecht­zitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG 20 NOVEMBER 1998, in tegenwoordig­heid van Mr.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Griffier.

Bij de uitspraak ter terechtzitting is versche­nen de gemachtigde van geintimeerde, advokaat Mr.H.MUN­GRA, terwijl de gemachtigde van appellante niet is versche­nen.