SRU-HvJ-1998-30

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer onbekend
  • Uitspraakdatum 08 juli 1998
  • Publicatiedatum 24 april 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Oplichting. Artikel 386 Wetboek van Strafrecht. Verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

Uitspraak

PRO JUSTITIA

IN NAAM VAN DE REPUBLIEK!

Vonnis 1998 no.14

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME;

Gezien de stukken van het geding, waaronder het in afschrift overgelegd vonnis, door de Kantonrechter in het Derde Kanton op 3 december 1997 gewezen en uitgesproken tegen:

[verdachte], oud 45 jaar, van beroep landbouwer, geboren in het [distrikt], wonende te [adres] in het [distrikt], thans gevangengehouden, verdachte;

Gelet op het tijdig door de Vervolgingsambtenaar ingestelde hoger beroep;
Gehoord de verdachte in zijn verdediging daarin bijgestaan door zijn raadsman, Mr. A.R. Baarh, advokaat bij het Hof van Justitie van Suriname;
Gehoord de getuigen in hun beëdigde verklaringen;
Gehoord de waarnemend Procureur-Generaal;
Gelet op het onderzoek in beide instanties;

Overwegende, dat aan verdachte bij de inleidende akte van dagvaarding zijn te laste gelegd, de feiten zoals omschreven bij de inleidende akte van dagvaarding, welke akte van dagvaarding als hier geïnsereerd moet worden beschouwd;

Overwegende, dat de Kantonrechter in diens vonnis wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, dat hij, verdachte, het hem bij de betreffende inleidende akte van dagvaarding sub A te laste gelegde heeft begaan, zoals in voormeld vonnis is weergegeven;
met vrijspraak van het meer of anders te laste gelegde;

Overwegende, dat de Kantonrechter het bewezen verklaarde feit heeft gekwalificeerd als:
OPLICHTING, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 386 van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte te dier zake heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWAALF MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte van VIER MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de Rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van het hierbij op DRIE JAREN bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, danwel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen, met bepaling dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak van 22 oktober 1997 af, voorlopig in verzekerde bewaring doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; voorts heeft de Kantonrechter de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag aan de rechtmatige eigenaar bevolen en als bijzondere voorwaarde gesteld dat binnen DRIE MAANDEN na heden het totale bedrag ter waarde van Sf. (Drie Honderd Twintig Duizend Gulden) terugbetaalt (lees: terugbetaald) wordt aan de benadeelde, met bevel tot gevangenhouding van de verdachte;

Overwegende, dat het Hof zich kan verenigen met het vonnis a quo, behalve ten aanzien van de aan verdachte opgelegde straf, weshalve dit vonnis behoort te worden bevestigd met uitzondering van dat gedeelte waarbij aan verdachte straf werd opgelegd, op welk punt dit vonnis moet worden vernietigd;

Overwegende, dat het Hof de navolgende straf in overeenstemming acht met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit werd gepleegd en de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken;

Gezien de in het vonnis aangehaalde wetsartikelen alsmede de artikelen 17, 18 en 19 van het Wetboek van Strafrecht;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:

Bevestigt het vonnis van 3 december 1997 door de Kantonrechter in het Derde Kanton gewezen en uitgesproken tegen de [verdachte], waarvan beroep, behoudens ten aanzien van de aan verdachte opgelegde straf;

Vernietigt dit vonnis te dien aanzien en in zoverre opnieuw rechtdoende:

Veroordeelt hem te dier zake tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWAALF MAANDEN;

Beveelt dat van deze straf een gedeelte van DRIE MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij het Hof later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een hierbij op DRIE JAREN bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen;

Bepaalt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak vanaf 22 oktober 1997 voorlopig in verzekerde bewaring doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

Stelt als bijzondere voorwaarde dat binnen DRIE MAANDEN na heden het totale bedrag ad Sf. 278.985,- (Tweehonderd Acht en Zeventigduizend en Negenhonderd Vijf en Tachtig Gulden Surinaaams Courant) door of namens de veroordeelde terugbetaald wordt aan de [benadeelde].

Beveelt dat de veroordeelde gevangengehouden zal blijven;

Aldus gewezen door de heren: Mr. J.R. Von Niesewand, waarnemend President, Mr. M.G. De Miranda en Mr. L.J. Budhu Lall, Leden-Plaatsvervanger, in tegenwoordig­heid van Mr.A.CHARAN, fungerend-Griffier, die dit vonnis hebben ondertekend, hetwelk door de waarnemend-President is uitgesproken ter openbare terechtzit­ting van het Hof van Justitie van WOENSDAG, 8 JULI 1998.

w.g.A.CHARAN w.g.J.R.VON NIESEWAND

w.g.M.G. DE MIRANDA w.g.L.J.BUDHU LALL

Voor afschrift, De Griffier van het Hof van Justitie,

Vermits de verdachte, [verdachte] niet bij de uit­spraak van dit vonnis ter terechtzitting is versche­nen, heb ik ondergetekende, fungerend-Grif­fier bij het Hof van Justi­tie, ingevolge artikel 350 van het Wet­boek van Strafvorde­ring, op 8 juli 1998, nadat de ver­oordeelde voornoemd ten kanto­re van het Hof van Justi­tie is aangevoerd, aan hem dit vonnis voorgelezen.

De Griffier van het Hof van Justitie namens deze,
(R.R.BRIJOBHOKUN)