- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-13994
- Uitspraakdatum 03 juli 1998
- Publicatiedatum 25 april 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Vordering tot opheffing van een gelegd conservatoir beslag.
Niet- Ontvankelijkheid.Appellant vordert opheffing van het conservatoir beslag gelegd op een motorvoertuig waarvan hij de eigenaar is. Appellant stelt dat het gelegd conservatoir beslag vexatoir is, omdat de auto aan hem toebehoort en niet aan de schuldenaar van geïntimeerden.
Het Hof verklaart appellant niet- ontvankelijk in zijn vordering tot opheffing van het conservatoir beslag, omdat de auto reeds op een openbare veiling is verkocht en aan de koper is geleverd. De gevraagde voorzieningen kunnen niet kunnen worden toegewe¬zen, omdat de geïntimeerden daaraan niet (meer) kunnen voldoen.
Uitspraak
M.H.
GENERALE ROL NO.13994.
[appellant], wonende te [district], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.R.U.F.TRUIDEMAN, advocaat, appellant in Kort Geding,
t e g e n
A. [geïntimeerde 1] en B. [geïntimeerde 2], beiden wonende te [district] aan [adres], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.S.DULAM, advocaat,
geïntimeerden in Kort Geding,
De fungerend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding waaronder:
1. de in afschrift overgelegde vonnissen in Kort Geding van de Kantonrechter in het Eerste Kanton, respectievelijk van 15 juni 1995, 27 juli 1995, 4 januari 1996 en 29 februari 1996 tussen partijen gewezen;
2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 8 maart 1996, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advocaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [appellant] als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
1. Eiser wenst de navolgende rechtsvordering in Kort Geding in te stellen tegen: A. [geïntimeerde 1] en B. [geïntimeerde 2], beiden wonende te [district] aan [adres]’ gedaagden;
2. Enkele maanden terug is eiser aangehouden, in verzekering gesteld en veroordeeld geworden terzake een strafbaar feit. Bij zijn aanhouding werd het motorvoertuig van eiser van het merk Datsun Sunny 120 Y, kleur donkerblauw en met het kentekennummer [nummer] in beslag genomen door de politie;
3. Eiser is de volle en vrije eigenaar van de boven vermelde auto. De auto in kwestie is namelijk door de vorige eigenaar aan hem (eiser) geleverd en ook was de auto bij de inbeslagname door de politie in het bezit van eiser (bezit geldt als volkomen titel). Verder staan alle autopapieren ten name van eiser;
4. Blijkens de hierbij in fotokopie overgelegde beschikking van de Kantonrechter in het Tweede Kanton de dato 23 maart 1995 met het verzoek de inhoud daarvan hier als letterlijk herhaald en geinsereerd te willen beschouwen, heeft de Kantonrechter het beklag van eiser ex artikel 460 strafvordering gegrond verklaard en de teruggave gelast van de litigieuze auto aan eiser;
5. Nog voordat de beschikking van de kantonrechter in het bezit kwam van eiser, heeft eiser op 3 april 1995 een fiat teruggave van het Parket ontvangen, waarmede hij de auto kon gaan ophalen;
6. Op het politiebureau werd eiser echter medegedeeld, dat de auto op 13 juni 1994 bij exploit no.145 van deurwaarder Ch.Balgobind andermaal in beslag genomen en was meegenomen door genoemde deurwaarder, een en ander ten verzoeke van gedaagden en ten laste van een zekere [naam 1]. Eiser overlegt gemeld exploit in fotokopie met het verzoek de inhoud daarvan hier als letterlijk herhaald en geinsereerd te willen beschouwen;
7. Eiser overlegt verder ook nog in fotokopie het exploit de dato 27 februari 1995 no.038 met het verzoek de inhoud daarvan hier als letterlijk herhaald en geinsereerd te willen beschouwen, waaruit blijkt dat op woensdag 7 juni 1995 de openbare verkoping zal worden gehouden van onder meer het aan eiser in eigendom toebehorende motorvoertuig;
8. Eiser is aldus van oordeel, dat het op 13 juni 1994 gelegde conservatoir beslag vexatoir is, aangezien de auto in eigendom toebehoort aan eiser en niet aan de schuldenaar ([naam 1]) van gedaagden. Eiser is de eigenaar van de auto, omdat de auto aan hem (eiser) is geleverd geworden. Het beslag mocht daarom niet worden gelegd op die auto en daarnaast had de politie de auto nimmer mogen afstaan aan de deurwaarder om mede te nemen, temeer waar er al justitieel beslag op de auto rustte ten laste van eiser;
9. Uit de stellingen van eiser blijkt wel, dat hij een spoedeisend belang heeft bij een voorziening in Kort Geding;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd; dat bij vonnis in Kort Geding tot zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
PRIMAIR:
a. de opheffing zal worden gelast van het op 13 juni 1994 bij exploit no.145 van deurwaarder Ch.Balgobind gelegde conservatoir beslag voor zoveel betreft de auto van eiser van het merk Datsun Sunny 120 Y, kleur donkerblauw en het kentekennummer [nummer];
b. gedaagden zal worden gelast om binnen drie dagen na de uitspraak de aan eiser in eigendom toebehorende auto van het merk Datsun Sunny 120 Y, kleur donkerblauw en het kentekennummer [nummer] aan hem (eiser) terug te geven, op straffe van een dwangsom van Sf.100.000,– voor elke dag die gedaagden in gebreke mochten blijven met de teruggave als verzocht;
SUBSIDIAIR:
zal worden geschorst c.q. opgeschort de voor woensdag 7 juni 1995 geplande openbare verkoping voor zoveel betreft de aan eiser in eigendom toebehorende auto van het merk Datsun Sunny 120 Y, kleur donkerblauw en het kentekennummer [nummer], tot nadat er in het door eiser nog in te stellen bodemgeschil omtrent het eigendomsrecht van de auto een uitspraak ten principale is gekomen;
Overwegende, dat te dienende dage eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advokaat Mr.R.U.F.Truideman, ter terechtzitting is verschenen, terwijl de gedaagden niet zijn verschenen en is ten verzoeke van de gemachtigde van eiser tegen hen verstek verleend, waarna de gemachtigde van eiser voor eis overeenkomstig vermeld verzoekschrift heeft geconcludeerd en vonnis heeft gevraagd, waarvan de Kantonrechter de uitspraak had bepaald op 4 mei 1995;
Overwegende, dat Mr.W.A.Richards ter terechtzitting van 4 mei 1995 zich als gemachtigde van gedaagden heeft gesteld, waardoor de gevolgen van het aan hen verleende verstek zijn komen te vervallen;
Overwegende, dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als gedaagden partij in eerste aanleg bij conclusie van antwoord – onder overlegging van produkties welke geacht moet worden te dezer plaatse te zijn ingelast – de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd:dat eiser in zijn vordering niet – ontvankelijk zal worden verklaard, althans deze hem zal worden ontzegd, als zijnde ongegrond en onbewezen;
Overwegende, dat partijen vervolgens bij conclusies van repliek en dupliek haar stellingen nader hebben toegelicht en verdedigd, onder overlegging van produkties, waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis in Kort Geding van 15 juni 1995 op de daarin opgenomen gronden:
Eiser in de gelegenheid heeft gesteld zich alsnog uit te laten over het bewijs van de ABN-AMRO d.d. 15 december 1992; Iedere verdere beslissing heeft aangehouden;
Overwegende, dat ten dage voor uitlating zijdens eiser bepaald, diens gemachtigde een schriftelijke conclusie heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis van 27 juli 1995 op de daarin opgenomen gronden:
De Griffier der Kantongerechten heeft gelast te bevorderen dat de strafdossiers ten name van: [naam 1] en [appellant] in het onderhavige geding worden gebracht;
Iedere verdere beslissing heeft aangehouden;
Overwegende, dat het door de Kantonrechter gevraagde strafdossier ten name van [naam 1] door de Griffier ter terechtzitting van 17 augustus 1995 is overgelegd;
Overwegende, dat ten dage voor uitlating zijdens partijen over het strafdossier bepaald, de gemachtigde van de eiser een schriftelijke conclusie heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat ter terechtzitting van 30 november 1995 de gemachtigde van gedaagden, advokaat Mr.W.A.Richards zich heeft onttrokken aan de zaak’
Overwegende, dat de gedaagde sub A ter terechtzitting van 14 december 1995 bij mondelinge conclusie tot uitlating heeft verklaard gelijk in het daarvan opgemaakt proces-verbaal staat gerelateerd en waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis van 4 januari 1996 op de daarin opgenomen gronden:
De Griffier der Kantongerechten in de gelegenheid heeft gesteld te bevorderen dat in het onderhavige geding wordt gebracht een uitgewerkt afschrift van het strafdossier de dato 26 augustus 1993 no.943 in de zaak van de Vervolgingsambtenaar tegen de eiser;
Iedere verdere beslissing heeft aangehouden;
Overwegende, dat ten dage voor overlegging strafvonnis ten name van eiser bepaald het verlangde strafvonnis is overgelegd;
Overwegende, dat ten dage voor uitlating overgelegd strafvonnis zijdens partijen bepaald de gemachtigde van eiser een schriftelijke conclusie tot uitlating heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis van 29 februari 1996 op de daarin opgenomen gronden:
De van hem gevraagde voorzieningen heeft geweigerd;
Eiser heeft verwezen in de kosten van dit proces, aan de zijde van gedaagden gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Sf.nihil;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal [appellant] in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis in Kort Geding van 29 februari 1996;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder M.SITARAM van 27 augustus 1996 aan geïntimeerden aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat ter terechtzitting van 21 november 1997, advokaat Mr.S.Dulam bij monde van advokaat Mr.H.Mungra zich als gemachtigde van geintimeerde heeft gesteld;
Overwegende, dat de advokaten van partijen te dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, hebbende de gemachtigde van geintimeerde bij antwoord pleidooi produkties overgelegd, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende dat het Hof hierna vonnis in de zaak aanvankelijk had bepaald op 22 mei 1998, doch nader op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat de appellant tijdig in hoger beroep gekomen is van de beslissing van de Kantonrechter in het Eerste Kanton d.d 26 februari 1996, rechtdoende in Kort Geding;
Overwegende, dat de appellant vier (4) grieven tegen deze beslissing aangevoerd heeft zoals in zijn pleitnota d.d. 5 december 1997 vermeld is;
Overwegende, dat de enige vraag die in casu beantwoord moest worden is of de appellant al dan niet de eigenaar van de bedoelde auto was, omdat hij zijn vordering daarop gebaseerd heeft;
Overwegende, dat uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken duidelijk blijkt dat de appellant daarvan de eigenaar geworden is door aankoop en levering door de vorige eigenaar, ene [naam 2], waarna het nummerbewijs en het verzekeringsbewijs te zijnen name gesteld zijn;
Overwegende, dat de geintimeerden danook ten onrechte die auto onder [naam 1] in conservatoir beslag hebben doen nemen, omdat die daarvan in ieder geval geen eigenaar was, ook al zou die auto uit gelden van hem betaald zijn daar het i.c. gaat om de aankoop en levering van dat goed en niet om betaling van de koopsom;
Overwegende, dat de derde grief, inhoudende de bovengenoemde vraagstelling danook gegrond is en zal het vonnis waarvan beroep danook worden vernietigd, doch kan de primaire noch de subsidiaire vordering van de appellant worden toegewezen omdat die auto inmiddels op een openbare veiling (d.d.7 juni 1997) verkocht en aan de koper geleverd is en aan de appellant dus de gevraagde voorzieningen niet kunnen worden toegewezen omdat de geintimeerden daaraan niet (meer) kunnen voldoen, hetgeen leidt tot zijn niet ontvankelijkheid in de vorderingen;
Overwegende, dat dan ook als na te melden recht zal worden gedaan met veroordeling van de appellant, als de in het ongelijk gestelde partij, in de gedingkosten;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP IN KORT GEDING:
Vernietigt het vonnis d.d. 26 februari 1996 door de Kantonrechter in het Eerste Kanton in Kort Geding gewezen tussen partijen en uitgesproken, waarvan beroep;
EN OPNIEUW RECHTDOENDE IN KORT GEDING:
Verklaart de appellant alsnog niet ontvankelijk in zijn vorderingen;
Veroordeelt appellant in de gedingkosten in hoger beroep aan de zijde van geintimeerde gevallen en begroot op f…….
Met inbegrip van het door het Hof aan zijn advokaat voor het door zijn gehouden pleidooi toegekende salaris van f.2.500,–;
Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellant
eveneens op f.2.500,–;
Aldus gewezen door de heren: Mr.S.GANGARAM PANDAY, fungerend-President, Mr.E.S.OMBRE en Mr.P.G.WOLFF, Leden en door de fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 3 juli 1998, in tegenwoordigheid van Mr.M.TEDJOE, fungerend-Griffier.
Bij de uitspraak zijn partijen in persoon noch bij gemachtigde, ter terechtzitting verschenen.