SRU-HvJ-1998-39

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer 1
  • Uitspraakdatum 21 januari 1998
  • Publicatiedatum 09 juni 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Diefstal met geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd op een openbare landweg. Redelijke twijfel of verdachte daadwerkelijk het aan hem tenlastegelegde heeft gepleegd. Vrijspraak in hoger beroep.

Uitspraak

PRO JUSTITIA

Vonnis 1998 no.1 IN NAAM VAN DE REPUBLIEK!

Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding, waaronder het in afschrift overgelegde verkort vonnis, door de Kantonrechter in het Twee­de Kanton op 19 augustus 1996 gewezen en uitgesproken tegen:

[verdachte],
oud 22 jaar,
van beroep betonvlechter,
geboren te [district],
wonende aan [adres], verdachte,
in
middels door het Hof van Justitie ter terechtzitting van woen­sdag, 5 november 1997 in vrijheid gesteld;

Gelet op het tijdig door de verdachte en het Open­baar Ministerie ingesteld hoger beroep;
Gehoord de verdachte in zijn verdediging, daarin bijge­staan door zijn raadsman, Mr. H.R. Rodgers, advocaat bij het Hof van Justitie;
Gehoord de getuigen in zijn beedigde verklaringen;
Gehoord het Openbaar Ministerie;
Gelet op het onderzoek in beide instanties;

Overwegende, dat aan verdachte zijn telastegelegd de feiten zoals omschreven bij de inleidende akte van dagvaar­din­g, welke akte van dagvaarding als hier geinsereerd moet worden beschouwd;

Overwegende, dat de Kantonrechter in diens vonnis door de daarin vermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, dat hij het hem bij inleidende akte van dagvaarding telastegelegde heeft begaan, zoals in voormeld vonnis is weergegeven;
met vrijspraak van het meer of anders telastege­leg­de;

Overwegende, dat de Kantonrechter het bewezen ver­klaarde heeft gekwalificeerd als: DIEFSTAL VERGEZELD VAN GE­WELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, GEPLEEGD OP EEN OPENBARE LANDWEG, mis­drijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 372 lid 1 jun­cto lid 2 sub 1o juncto artikel 370 van het Wetboek van Straf­recht, en de verdachte te dier zake heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van TWEE JAAR, met bepaling dat de tijd vanaf 19 juni 1996 voorlopig in verzekerde bewaring doorgebracht bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering is gebracht;

Overwegende, dat het Hof niet wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen de verdachte bij inleidende akte van dag­vaarding is telastegelegd, weshalve hij daarvan behoort te worden vrijgesproken en het vonnis a quo, moet worden vernie­tigd;

Overwegende, dat het Hof ter motivering van dit oor­deel erop wijst dat verdachte het hem telastegelegde steeds heeft ontkend, welke ontkentenis wordt versterkt door de ver­klaring van de [getuige 1] die onder ede ver­klaa­rd heeft dat hij, [getuige 1], en niet [verdachte] het aan, verdachte, verweten feit heeft begaan. Zulks wordt ook bevestigd door de afgelegde verklaring van de [getuige 2]. Nu het Hof de ter terechtzitting verschenen [getuige 1] zelf heeft aan­schouwd en daarbij geconstateerd heeft dat de [getuige 1] -qua uiterlijk- sterke gelijke­nissen vertoont met de verdachte voornoemd, is, naar het oor­deel van het Hof, redelijke twijfel ontstaan of verdachte vo­or­noemd daadwerkelijk het aan hem te­lastegelegde heeft ge­pleegd. Mitsdien moet verdachte worden vrijgesproken;

Gezien artikel 338 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
Vernietigt het vonnis dd. 19 augustus 1996 door de Kantonrechter in het Tweede Kanton gewezen en uitgesproken tegen de [verdachte], waarvan beroep;

EN ALSNU OPNIEUW RECHTDOENDE:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij inleidende akte van dagvaarding is ten laste gelegd;
SPREEKT HEM DAARVAN VRIJ;

Aldus gewezen door de heren: Mr.P.G.WOLFF, fungerend-Pre­sident, Mr.M.G.DE MIRANDA en Mr.A.A.HERMELIJN, leden-plaats­ver­vanger, in tegenwoordigheid van Mr.M.TEDJOE, funge­rend-Griffier, die dit vonnis hebben ondertekend en uit­gespro­ken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van WOENSDAG, 21 JANUARI 1998 door de fungerend-Pre­sident voo­r­noemd.

w.g.M.TEDJOE

w.g.P.G.WOLFF
w.g.M.G.DE MIRANDA
w.g.A.A.HERMELIJN

Voor afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,