- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-13968
- Uitspraakdatum 17 april 1998
- Publicatiedatum 27 maart 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht.
Niet- ontvankelijkheid.Appellant vordert in eerste aanleg uitbetaling van driemaal zijn jaarsalaris na vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking tussen hem en geïntimeerde. De Kantonrechter had appellant in eerste aanleg niet- ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Het Hof overweegt dat appellant geen grieven tegen de beslissing van de Kantonrechter heeft aangevoerd.
Het Hof overweegt dat het zich kan verenigen met de overwegingen en de beslissing van de Kantonrechter.Het Hof bevestigt het vonnis van de Kantonrechter.
Uitspraak
V.S.
GENERALE ROL NO.13968
[appellant], wonende aan [adres] in het [district], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.F.F.P.TRUIDEMAN,advocaat,
appellant,
tegen
N.V.BILLITON MAATSCHAPPIJ SURINAME, rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Smalkalden, Onverdacht, in het distrikt Para, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.F.KRUISLAND, advocaat,
geïntimeerde.
Gezien de stukken van het geding waaronder:
1. het in afschrift overgelegd vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton, van 6 mei 1997 tussen partijen gewezen;
2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 22 mei 1997, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advocaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [appellant] als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
1. dat de eiser de navolgende rechtsvordering op verkorte termijn wenst in te stellen tegen de N.V.BILLITON MAATSCHAPPIJ SURINAME, rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Smalkalden, Onverdacht in het distrikt Para, gedaagde;
2. dat de eiser op 1 mei 1974 in dienst is getreden van de gedaagde, alwaar hij de functie vervulde van bulldozerdrijver 1e klasse met een basisloon van Sf 1524,–(VIJFTIENHONDERD VIER EN TWINTIG GULDEN);
3. dat de eiser bij vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton dd. 8 februari 1994 A.R. No. 906891 in zijn vordering niet ontvankelijk werd verklaard, met het verzoek de inhoud van dit vonnis als hier ingelast en geïnsereerd te willen beschouwen;
4. dat de Kantonrechter wel in het vonnis dd. 8 februari 1994 heeft overwogen en beslist, dat als door de gedaagde gesteld en door de eiser (bedoeld wordt de verzoeker) gemotiveerd weersproken rechtens vaststaat dat op 31 maart 1989 tussen eiser en gedaagde een overeenkomst is gesloten tot beëindiging van de dienstbetrekking bij vrijwillige ontslagaanvrage van eiser hij, gedaagde, eiser in aanmerking zou laten komen voor een uitkering gelijk aan driemaal zijn jaarsalaris, ten bewijze waarvan de gedaagde heeft overgelegd een ontslagaanvrage van eiser dd. 31 maart 1989;
5. dat de gedaagde tegen dit vonnis niet in beroep is gegaan, zodat deze rechtsoverweging van de Kantonrechter voor de gedaagde onherroepelijk vaststaat;
6. dat de eiser met inachtneming van het vonnis voornoemd van de gedaagde te vorderen heeft 3 x zijn jaar salaris, te rekenen van 1 april 1989, geënt op een salaris van Sf 1524,—(VIJFTIENHONDERD VIER EN TWINTIG GULDEN) per maand en alle andere toelagen en vergoedingen;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd;
dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de gedaagde zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de eiser te betalen, te rekenen van 1 april 1989 3 (drie) maal het jaarsalaris van de eiser, berekend op een maand salaris van Sf 1524,–,
Sf 54.764,– (VIER EN VIJFTIGDUIZEND ZEVEN HONDERD VIER EN ZESTIG GULDEN) eveneens alle aan de eiser op het tijdstip van 1 april 1989 toekomende toelagen en andere vergoedingen, vermeerderd met de wettelijke rente ad 6% ’s jaars vanaf de dag van rechtsingang tot aan de dag der algehele voldoening; kosten rechtens;
Overwegende, dat N.V.BILLITON MAATSCHAPPIJ SURINAME als gedaagde partij in eerste aanleg bij conclusie van antwoord – onder overlegging van produkties welke geacht moet worden te dezer plaatse te zijn ingelast – de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd:
dat eiser in zijn vordering niet zal worden ontvangen, althans deze hem als ongegrond zal worden ontzegd;
Overwegende, dat hierna de volgende conclusies zijn genomen:
1. een schriftelijke conclusie van repliek en uitlating produkties;
2. een schriftelijke conclusie van dupliek onder overlegging van produkties;
Overwegende, dat ten dage voor uitlating produkties zijdens eiser bepaald,diens gemachtigde zich aan het oordeel van de Rechter heeft gerefereerd;
Overwegende, dat de Kantonrechter hierna bij vonnis van 6 mei 1997 op de daarin opgenomen gronden:
Eiser niet ontvankelijk in zijn vordering heeft verklaard;
De proceskosten tussen partijen heeft gecompenseerd in dier voege dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal [appellant]in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis van 6 mei 1997;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder R.KAPPEL van 3 juli 1997 aan geïntimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat ten dage voor pleidooi peremptoir bepaald advocaat Mr.R.U.F.TRUIDEMAN namens advocaat Mr.F.F.P.TRUIDEMAN recht op stukken heeft gevraagd;
Overwegende, dat nadat de gemachtigde van geïntimeerde een hier als geïnsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating had genomen, het Hof vonnis in deze zaak heeft bepaald, waarvan de uitspraak aanvankelijk was bepaald op 20 februari 1998, doch nader op heden;
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat de appellant tijdig in hoger beroep gekomen is van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen gewezen en uitgesproken vonnis op 6 mei 1997;
Overwegende, dat de appellant geen grieven tegen die beslissing van de eerste Rechter aangevoerd heeft en recht op stukken gevraagd heeft, waartegen de geïntimeerde geen bezwaren geopperd heeft;
Overwegende, dat het Hof zich met de overwegingen en de beslissing van de Kantonrechter kan verenigen en zal het vonnis, waarvan beroep, dan ook worden bevestigd, met de veroordeling van de appellant, als de in het ongelijk gestelde partij, in de gedingkosten;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
Bevestigt het vonnis op 6 mei 1997 door de Kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen gewezen en uitgesproken, waarvan beroep;
Veroordeelt appellant in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van geïntimeerde gevallen en begroot op f……
Met inbegrip van het door het Hof aan zijn advokaat voor het door hem houden pleidooi toegekende salaris van f.1.500,–;
Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellant eveneens op f.1.500,–;
Aldus gewezen door de heren: Mr.S.GANGARAM PANDAY, fungerend-President, Mr.A.I.RAMNEWASH en Mr.P.G.WOLFF, Leden en door de fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 17 APRIL 1998, in tegenwoordigheid van Mr.A.CHARAN, fungerend-Griffier.
w.g.A.CHARAN w.g.S.GANGARAM PANDAY
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advocaat Mr.R.BALDEW namens zijn gemachtigde, advocaat Mr.F.F.P.TRUIDEMAN en geïntimeerde vertegenwoordigd door advocaat Mr.H.R.LIM A PO namens haar gemachtigde, advocaat Mr.F.KRUISLAND zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.