- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-13644
- Uitspraakdatum 19 juni 1998
- Publicatiedatum 27 maart 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Arbeidsgeschil.
Betaling voor overwerk.Het Hof overweegt dat appellant zijn stellingen niet heeft kunnen bewijzen. Het Hof gaat daarom voorbij aan de stellingen van appellant, dat er geen wachturen waren en indien er wel wachturen waren dat hij daaraan geen schuld zou hebben.
Het Hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton.
Het Hof veroordeelt geïntimeerde om aan appellante een geldbedrag uit te betalen vermeerderd met de wettelijke rente van 6%.
Uitspraak
M.R.S.
GENERALE ROL NO. 13644.
[appellant], wonende te [district], voor wie als gemachtigde optreedt Mr.E.C.M.HOOPLOT, advokaat,
appellant in conventie,
t e g e n
SURINAAMSE BETONMORTEL MIJ, (N.V.SUBEMA), rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Saramaccastraat no. 49-69, voor wie als gemachtigde optreedt Mr.H.MUNGRA, advokaat,
geintimeerde in conventie,
De Vice-President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien ’s Hofs interlocutoir vonnis van 21 november 1997 tussen partijen gewezen en uitgesproken;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in voormeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;
Overwegende, dat de door het Hof bevolen enquete niet is gehouden, waarna deze ambtshalve is gesloten;
Overwegende dat ten dage voor conclusie na niet gehouden enqeute zijdens appellant bepaald, advokaat Mr.S.Mangroelal namens advokaat Mr.E.C.M.Hooplot verklaard heeft te persisteren en vonnis heeft gevraagd, waarvan de uitspraak aanvankelijk was bepaald op 22 mei 1998, doch nader op heden;
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
in conventie:
Overwegende, dat het Hof volhardt bij het tussenvonnis van 21 november 1997 en hetgeen dienaangaande is overwogen;
Overwegende, dat nu appellant ofschoon hij daartoe ruimschoots in de gelegenheid is gesteld, noch door getuigen noch op andere wijze het bewijs van het probandum heeft kunnen bijbrengen gaat het Hof aan de stellingen van appellant, dat er geen wachturen waren en dat, zo er wachturen waren, hij daaraan geen schuld heeft, als onbewezen voorbij;
Overwegende, dat de vordering van appellant terzake van onverschuldigde betaling van wachturen ten bedrage van Sf.397,50 mitsdien niet voor toewijzing in aanmerking komt;
Overwegende, dat appellant terzake van onverschuldigd betaald overwerk slechts toekomt het bedrag van Sf.1102,50 tot de voldoening waarvan het Hof geïntimeerde zal veroordelen;
Overwegende, dat op grond van het hiervorenoverwogene het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven en behoort te worden vernietigd in voege als hierna te vermelden;
Gezien de betrekkelijke wetsartikelen
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
In conventie:
Vernietigt het vonnis door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 10 augustus 1993 tussen partijen gewezen, waarvan beroep;
EN OPNIEUW RECHTDOENDE:
Veroordeelt geïntimeerde om aan appellant te betalen de som van Sf.1102,50 met de interessen daarover ad 6% ’s jaars vanaf de dag der indiening van het verzoekschrift tot aan die der voldoening;
Veroordeelt geïntimeerde in de kosten aan de zijde van appellant op de procedure in hoger beroep gevallen en tot dusver begroot op Sf……….
met inbegrip van het door het Hof aan zijn advokaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van Sf….
bepalende het Hof het salaris van de advokaat van geïntimeerde eveneens op Sf……….
Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.VON NIESEWAND, Vice-President, Mr.E.S.OMBRE en Mr.A.I.RAMNEWASH, Leden en door de Vice-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 19 JUNI 1998, in tegenwoordigheid van Mr.A.CHARAN, fungerend-Griffier.
Partijen, appellant vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT, terwijl geintimeerde noch in persoon noch bij gemachtigde bij de uispraak ter terechtzitting is verschenen.