- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-13575
- Uitspraakdatum 03 april 1998
- Publicatiedatum 27 maart 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht. Beëindiging van de koop-verkoopovereenkomst.
Appellant stelt dat bij het berekenen van de schadevergoeding, er geen rekening gehouden moet worden met koersverschillen.
Het Hof is van oordeel dat Appellant zich niet te goeder trouw op vermag beroepen, op het door haar gestelde.
Het blijkt dat Appellant zich jegens geïntimeerde verbonden had te vergoeden het bedrag, gelijk aan de totale uitgaven berekend , naar de huidige waarde van de uitgaven ,in het kader van de overeenkom¬sten tussen partijen.
Dit brengt met zich mee dat met koersverschillen wel degelijk rekening moest worden gehouden.
Uitspraak
H.M.
GENERALE ROL NO: 13575.
[appellant], wonende aan [adres], [district], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.B.A.HALFHIDE, advokaat,
appellant,
t e g e n
[geïntimeerde], wonende te [woonplaats] in het [district] aan [adres], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.E.C.M.HOOPLOT, advokaat,
geïntimeerde,
De Vice-President spreekt in deze zaak, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien s’Hofs interlocutoire vonnissen respectievelijk van 3 mei 1996 en 7 februari 1997 tussen partijen gewezen en uitgesproken;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in s’Hofs laatstvermeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;
Overwegende, dat de door het Hof bevolen comparitie van partijen niet is gehouden, doch dat ter terechtzitting van 20 maart 1997 tot deskundige werd benoemd de heer Ir.R.H.Goossen; hebbende hij een deskundigenrapport overgelegd, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de gemachtigden van partijen hierna – hier als geinsereerd aan te merken – schriftelijke conclusies tot uitlating over het deskundigenrapport hebben genomen;
Overwegende, dat het Hof bij rolbeschikking wederom een comparitie van partijen heeft gelast, welke werd gehouden en voortgezet en waarbij zijn verschenen, Ir.R.H.Goossen en partijen in persoon bijgestaan door hun respectieve gemachtigden, advokaten Mr.B.A.Halfhide en Mr.E.C.M.Hooplot, die hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen – processen-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat nadat de gemachtigden van partijen – hier als geinsereerd aan te merken – schriftelijke conclusies na gehouden comparitie van partijen hadden genomen, partijen vonnis hebben gevraagd, waarvan de uitspraak aanvankelijk was bepaald op 20 maart 1998, doch nader op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat, naar blijkt uit het daarvan opgemaakt proces-verbaal partijen hiermede accoord zijn gegaan, dat:
– alle tussen hen gesloten overeenkomsten van koop en verkoop betreffende de percelen, bekend onder nummers 30, 31, 32, 33 en 34, allen gelegen in het [district] Commewijne en aan hen – partijen – genoegzaam bekend, en alle tussen hen lopende processen aangaande die overeenkomsten, worden beëindigd;
– [appellant] op zich neemt en zich mitsdien jegens [geïntimeerde] verbindt aan [geïntimeerde] te vergoeden het bedrag, gelijk aan de totale uitgaven berekend naar de huidige waarde van de uitgaven in het kader van de overeenkomsten tussen partijen;
– meergemelde uitgaven gewaardeerd worden door een deskundige, in overleg met partijen te benoemen;
– deze waardering overgelaten wordt aan de deskundige, Ir.R.H.Goossen;
Overwegende, dat Ir.R.H.Goossen, na ter terechtzitting van 20 maart 1997 te zijn benoemd en beëdigd, zijn bericht in juli 1997 heeft uitgebracht, op welk bericht hij ter terechtzitting van 23 januari 1998 terug gekomen is en verklaarde in verband hiermede:”In het rapport is aangegeven dat er een visloods zou worden gebouwd.
Op dit laatste kom ik dan terug en verklaar het volgende:” ter plaatse destijds aangekomen heb ik aangetroffen:
1. een woning van 12 x 18 m en is uitgebreid 6 x 9 m;
2. een houten loods voor de visvangst ten behoeve van het personeel. Deze loods is helemaal omheind met gaas”;
Overwegende, dat [appellant] zich bij conclusie de dato 9 januari 1998 over het door genoemde deskundige uitgebracht rapport uitlatend, voor zover ten deze van belang, heeft aangevoerd, dat met koersverschillen geen rekening gehouden mocht worden en dat indien gevolg zou worden gegeven aan het voorstel vervat in het rapport, [appellant]aan [geïntimeerde] ±Nf.1.000.000,– (Nederlands Courant) zou moeten betalen, hetgeen [geïntimeerde]nimmer heeft uitgegeven en aangeboden heeft aan [geïntimeerde]te betalen het bedrag van Sf.3.298.870,65,–, hetwelk [geïntimeerde] heeft afgewezen;
Overwegende, dat het Hof van oordeel is, dat [appellant]zich niet te goeder trouw op vermag te beroepen, op het door haar gestelde als hiervoren aangehaald nu, naar uit het proces-verbaal van 4 maart 1997 blijkt, [appellant]zich jegens [geïntimeerde] verbonden had aan [geïntimeerde]te vergoeden het bedrag, gelijk aan de totale uitgaven berekend naar de huidige waarde van de uitgaven in het kader van de overeenkomsten tussen partijen, wat met zich brengt dat met koersverschillen wel degelijk rekening moest worden gehouden;
Overwegende, dat [appellant], door zonder voorbehoud van enig recht met [geïntimeerde] overeen te komen als in het proces-verbaal, eerder vermeld, gerelateerd, in ieder geval geacht moet worden niet langer belang te hebben bij het tegen het vonnis de dato 10 november 1992 ingesteld hoger beroep en daarin alsnog niet ontvankelijk verklaard dient te worden;
Overwegende, dat [appellant] de kosten van dit geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, zal moeten dragen;
Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
Verklaart [appellant],alsnog niet ontvankelijk in zijn tegen het vonnis de dato 10 november 1992 ingesteld hoger beroep;
Veroordeelt appellant in de kosten aan de zijde van geïntimeerde op de procedure in hoger geroep gevallen, tot dusverre begroot op f……
Met inbegrip van het door het Hof aan zijn advokaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van f…….
Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellant op f………
Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.VON NIESEWAND, Vice-President, Mr.A.I.RAMNEWASH en Mr.P.G.WOLFF, Leden en door de Vice-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 3 APRIL 1998, in tegenwoordigheid van Mr.A.CHARAN, fungerend-Griffier.
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advokaat Mr.H.E.STRUIKEN namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.B.A.HALFHIDE en geintimeerde vertegenwoordigd door advokaat Mr.H.BOLDEWIJN namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.