- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-14076
- Uitspraakdatum 09 april 1999
- Publicatiedatum 01 april 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Handelsrecht.
In casu – voor zover van belang – heeft partij A aan partij B de opdracht gegeven om voor haar rekening een charterovereenkomst reisbevrachting te sluiten voor het vervoeren van een lading ruwe suiker in totaal 15.000 zakken vanuit Santo Domingo naar Paramaribo ten behoeve van een derde partij. Partij C heeft deze vervoersovereenkomst aanvaard en de opdracht uitgevoerd. Bij aflevering is gebleken dat een deel van de lading ruwe suiker waterschade heeft geleden, waardoor deze voor consumptie onbruikbaar werden verklaard. Partij C is door partijen A en B aansprakelijk gesteld voor de schade. Bij vonnis van de Kantonrechter is aan partijen A en B hun vordering tot veroordeling van partij C tot betaling van een geldbedrag ontzegt.
Partij A (appellant) heeft geen grieven tegen het aangevochten vonnis aangedragen, doch ook al had zij dat gedaan, zou zij toch niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Onbesproken is immers dat de ladingbelanghebbende niet appellant was maar een derde partij.
Het Hof verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Uitspraak
H.M.
GENERALE ROL NO: 14076.
CHRISTOBAL COLON C.POR.A., gevestigd en kantoorhoudende te Isabel La Catolica 158 Santo Domingo, Dominicaanse Republiek, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.J.Kraag,
advokaat,
appellant,
t e g e n
A. [geintimeerde], wonende te [woonplaats], doch voorlopig verblijfhoudende te [district] aan boord van het m.v. [schip] gemeerd aan de Nieuwe Haven aan de van ’t Hogerhuysstraat te Paramaribo,
B. SURINAM COAST TRADERS N.V., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende aan de Flocislaan no.4 te Paramaribo, door wie tot hun beider gemachtigde is gesteld, Mr.B.A.HALFHIDE, advokaat,
geintimeerden,
De Fungerend-President spreekt in deze zaak in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het Geding waaronder:
1. de in afschrift overgelegde vonnissen van de Kantonrechter in het Eerste Kanton, respectievelijk van 23 november 1993 en 27 juni 1995 tussen partijen gewezen;
2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 3 juni 1996, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advokaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat CHRISTOBAL COLON C.POR A. en TROPEX INTERNATIONAL B.V. als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton hebben gewend, daarbij stellende:
1. Eisers wensen de navolgende vordering in te stellen tegen:
A. [geintimeerde], wonende te [woonplaats], doch voorlopig verblijfhoudende te [district] aan boord van het m.v. [schip] gemeerd aan de Nieuwe Haven aan de van ’t Hogerhuystraat te Paramaribo,
B. SURINAM COAST TRADERS N.V., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende aan de Flocislaan no.4 te Paramaribo, gedaagden;
2. Eiser sub B heeft aan eiser sub A de opdracht gegeven om voor haar rekening een charterovereenkomst reisbevrachting dat de m.s. (lees kennelijk: m.v.) [schip] gereed gemaakte motorschip te sluiten voor het vervoeren van een lading ruwe suiker in totaal 15.000 zakken vanuit Santo Domingo naar Paramaribo, op of omstreeks 13 augustus 1990 ten behoeve van N.V.TAD’S TRADING CO. Gedaagde sub A heeft deze vervoersovereenkomst aanvaard en de opdracht uitgevoerd;
3. De verscheping zou plaatsvinden voor de prijs van U.S.$.350.250,–;
4. Bij aankomst in Paramaribo op of omstreeks 21 augustus 1990 c.q. bij de aflevering van voormelde ruwe suiker in de Haven van Paramaribo is gebleken, dat een deel van de vracht in een der laadruimten van de m.s. (lees kennelijk: m.v.) [schip] waterschade heeft opgelopen, met gevolg dat de suiker onbruikbaar is geworden, c.q. bevonden;
5. Vermits voor de verscheping van voormelde vracht, de kapitein van het betreffend schip aansprakelijk is, is hij gehouden de schade hiervan te vergoeden;
6. Op kosten van eiser heeft de INDEPENDENT MARITIME BUREAU (SURINAME) N.V. een cargo damage survey report opgemaakt, waarbij is geconstateerd dat de hatch draine hose gelocaliseerd aan de onderzijde achterin van ruim 1 (één) is losgeraakt, met gevolg een lekkage waardoor zoutwater de laadruimte binnendrong, zodat 1624 van de zakken suiker zodanig nat werden, dat zij voor comsuptie onbruikbaar werden verklaard;
7. Gedaagde sub A is kaptitein van het m.v. [schip] en derhalve volgens de Wet aansprakelijk terzake handelingen door het [schip] verricht en in rechte de vertegenwoordiger van de reeder;
8. De schade welke geconstateerd was bedraagt $.42.832,25, terwijl de expertisekosten f.1.275,– bedragen;
9. Terzake de vergoeding van voornoemde schade heeft eiser sub B als belanghebbende de SURINAM COAST TRADERS N.V. als eigenaar c.q. vertegenwoordiger bij schrijven van 5 februari 1991 aansprakelijk gesteld voor de schade welke zij geleden heeft, evenwel heeft zij bij terugschrijven 10 oktober 1990 alsook 18 juni 1991, zich van iedere aansprakelijkheid onthouden, stellende daarbij dat de schade aan het schip het gevolg is van overmacht, hetgeen door eisers worden ontkent, en in een bodemvordering zal worden uitgemaakt;
10. Eisers zijn van oordeel, dat de schade welke zij hebben geleden te wijten is aan grove schuld c.q. nalatigheid van de reeder en of de kapitein van de m.s. [schip] in ieder geval zijn zij van oordeel dat de eigenaar van het schip niet die zorgvuldigheid in acht heeft genomen, waarvan verwacht kon dat de kapitein bij het inspecteren van het schip vóór de inlading deze zeewaardig, kon worden verklaard of had hij in ieder geval een survey daartoe hebben moeten doen plegen, waardoor de zeewaardigheid van het schip in mate rederlijkerwijs zou moeten zijn gegarandeerd;
11. Eisers meenden verder dat de reeder c.q. de kapitein moet worden verweten een persoonlijk tekort schieten in de redelijke zorg om het schip zeewaardig te houden, aangezien in casu geen sprake is van voorval welke in rederlijkerwijs zou kunnen worden afgewend indien de eigenaar c.q. de kapitein de nodige zorgvuldigheid aan de dag had gelegd, dan zou zulks voor hem, naar hij stelt, (het voorval) niet onvoorzien zijn geweest;
12. Gedaagden zijn derhalve aansprakelijk voor de schade welke eisers geleden hebben, welke thans opeisbaar is, alsgevolg van de door hun – gedaagden – gepleegde wanprestatie, met hun schuld daaraan;
13. Kortelings hebben eisers vernomen dat het schip de m.s. (lees kennelijk: m.v.) [schip] thans in de haven van Suriname gemeerd ligt, en doende is uit de varen;
14. Eisers hebben na daartoe verlof te hebben bekomen van de Kantonrechter bij exploit van de deurwaarder bij het Hof van Justitie G.O.Niekoop d.d. 30 juli 1991 conservatoir beslag doen leggen op voormeld schip, welk beslag inmiddels is opgeheven, op 1 augustus j.l. middels overlegging van een bankgarantie zijdens gedaagde sub B;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden hebben gevorderd:
dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde zal worden veroordeeld des de één betalende de andere zal zijn bevrijd om aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van U.S.$.42.832,25 (TWEE EN VEERTIG DUIZEND ACHTHONDERD TWEE EN DERTIG EN 25/100 U.S.DOLLARS), althans tegen de geldende dagkoers in Surinaams courant tegen de dag van voldoening benevens het bedrag van f.1.275,– (EENDUIZEND TWEEHONDERD VIJF EN ZEVENTIG GULDEN), Kosten rechtens;
Overwegende, dat SURINAM COAST TRADERS N.V. als gedaagde partij in eerste aanleg bij conclusie van antwoord – welke geacht moet worden te dezer plaatse te zijn ingelast – onder overlegging van produkties de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd:
dat eisers in hun vordering niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, althans deze hen zal worden ontzegd als ongegrond en onbewezen, wordende de inhoud van de overgelegde produkties hier als ingelast beschouwd;
Overwegende, dat de gemachtigden van partijen bij mondelinge conclusies van re- en dupliek over en weer hebben gepersisteerd bij hun stellingen;
Overwegende, dat de Kantonrechter op deze gronden alvorens verder te beslissen een comparitie van partijen heeft gelast en iedere verdere uitspraak heeft aangehouden;
Overwegende, dat de door de Kantonrechter bevolen comparitie van partijen niet is gehouden waana hij deze ambtshalve voor gesloten heeft verklaard;
Overwegende dat ten dage voor conclusie na niet gehouden comparitie van partijen zijdens partijen de gemachtigde van gedaagde een schriftelijke conclusie heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis van 27 juni 1995 op de daarin opgenomen gronden:
Eisers vordering heeft ontzegd;
Eisers heeft veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagden gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op f.nihil;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal CHRISTOBAL COLON C.POR A. in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis van 27 juni 1995;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder M.SITARAM van 10 juli 1998 aan geintimeerden aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat de advokaten van partijen te dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, terwijl advokaat Mr.H.P.Boldewijn namens advokaat Mr.J.Kraag voor repliekpleidooi en advokaat Mr.H.E.Struiken namens advokaat Mr.B.A.
Halfhide voor dupliekpleidooi hebben gepersisteerd;
Overwegende, dat het Hof vonnis in de zaak aanvankelijk had bepaald op 5 maart 1999, doch nader op heden;
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat A.Christobal Colon C.Por A., één van de eisers in eerste aanleg, tijdig in hoger beroep gekomen is van het tussen partijen in eerste aanleg door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 27 juni 1995 (in de zaak bekend onder A.R.No.914613) gewezen en uitgesproken vonnis;
Overwegende, dat uit de stellingen van partijen en uit de inhoud van door hen overgelegde produkties het navolgende gebleken is:
1. dat als eisers in eerste aanleg opgetreden zijn:
a. A. Christobal Colon C. Por A. en B. Tropex International B.V., terwijl als gedaagden de geintimeerden in hoger beroep aan het geding deelnemen.
2. dat alleen de eiser sub A, Christobal Colon C. Por A., in hoger beroep gekomen is van de eindbeslissing van de eerste rechter d.d. 27 juni 1995, terwijl uit de pleitnota van 6 november 1998 blijkt dat Tropex International B.V., in eerste aanleg de eiser sub B, grieven tegen de beslissing van de eerste rechter aangedragen heeft zonder dat zij geappelleerd heeft;
3. dat de geintimeerden (in eerste aanleg de gedaagden) zowel in eerste aanleg als in hoger beroep gemotiveerd (als meest verstrekkende verweer) aangegeven hebben waarom de eisers in eerste aanleg het geding ten onrechte tegen hen aanhangig gemaakt hebben, namelijk omdat de ladingbelanghebbende Tad’s Trading Co was, daar de suiker (de lading van het schip) door Tropex International B.V. aan deze geleverd was door middel van het desbetreffende cognossement, welke ten processe overgelegd is;
Overwegende, dat het thans dan ook niet terzake doende is om alle feiten van deze zaak hier aan de orde te stellen en daarover een oordeel te geven, nu voorshands al blijkt dat de eisers in eerste aanleg op het sub 3 bovengenoemde verweer van de geintimeerden in eerste aanleg noch in hoger beroep ingegaan zijn en dus onbesproken hebben gelaten, waardoor dat verweer rechtens tussen partijen is komen vast te staan;
Overwegende, dat de eerste rechter aan de eisers in eerste aanleg de vordering danook niet had moeten ontzeggen, doch hen daarin niet ontvankelijk had moeten verklaren, als zijnde zij geen belanghebbenden daarbij vanwege de overgang van het belang als eerder vermeld;
Overwegende, dat een ander gebrek van het aangevochten vonnis is de summiere en onvoldoende motivering, waardoor het niet duidelijk is geworden, waarom de eerste rechter de vordering als ”gemotiveerd betwist” aan eisers heeft ontzegd;
Overwegende, dat de partij die het hoger beroep ingesteld heeft (Christobal Colon C.Por A.) geen grieven tegen het aangevochten vonnis aangedragen heeft, doch ook al had zij dat gedaan, dan zou zij toch op boven aangegeven gronden niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering;
Overwegende, dat op de grieven die door Tropex International B.V. aangevoerd zijn helaas niet ingegaan kan worden, omdat zij als bovenvermeld niet in hoger beroep van de beslissing van de Kantonrechter gekomen is; Overwegende, dat het Hof dan ook als na te melden recht zal doen, met veroordeling van de appellante, als de in het ongelijk gestelde partij, in de gedingkosten in beide instanties;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
Vernietigt het vonnis van de Kantonrechter in het eerste Kanton tussen partijen gewezen en uitgesproken op 27 juni 1995, waarvan beroep;
EN OPNIEUW RECHTDOENDE:
Verklaart de appellant niet ontvankelijk in zijn vordering;
Veroordeelt appellant in de proceskosten in beide instanties aan de zijde van geintimeerden gevallen en begroot:
– in eerste aanleg op f.600,–;
– in hoger beroep op f.2.500,–;
Met inbegrip van het door het Hof aan zijn advokaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van f.2.500,–;
Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellante eveneens op f.2.500,–
Aldus gewezen door de heren: Mr.S.GANGARAM PANDAY, Fungerend-President, Mr.A.I.RAMNEWASH en Mr.
P.G.WOLFF, Leden en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 9 april 1999, in tegenwoordigheid van Mr.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Griffier.
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advokaat, Mr.H.P.BOLDEWIJN namens zijn gemachtigde advokaat, Mr.J.KRAAG en geintimeerden vertegenwoordigd door advokaat Mr.H.ESSED namems hun gemachtigde, advokaat Mr.B.A.HALFHIDE, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.