SRU-HvJ-1999-15

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-14001
  • Uitspraakdatum 08 januari 1999
  • Publicatiedatum 04 april 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Verbintenissenrecht.

    Appellant heeft de stelling van geïntimeerden dat tussen partijen heeft bestaan een huur- en verhuurovereenkomst volkomen ontzenuwd en weerlegd. Aannemelijk is geworden dat het om een koop- en verkoopovereenkomst van een woning ging. Appellant heeft de betreffende woning inmiddels verkocht aan een derde. Het Hof oordeelt dat partijen geen belang meer hebben bij hun vordering.

Uitspraak

M.R.S.

GENERALE ROL NO.14001.

[appellant], wonende te [district] aan [adres 1], voor wie als gemach­tigde optreedt, Mr.F.F.P.TRUI­DEMAN, advokaat,

appellant in conven­tie en in reconventie,

t e g e n

[persoon 1] en [persoon 2], echt­genoten van elkander, wonende te [district] aan [adres 2],

gei­ntimeerden in con­ven­tie en in reconventie.

De Vice-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien ’s Hofs interlocutoir vonnis van 17 juli 1998 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ’s Hofs voormeld vonnis is overwogen en beslist en voorts:

Overwegende, dat de door het Hof bevolen compari­tie van partijen niet is gehouden;

Overwegende, dat ten dage voor conclusie na niet gehouden comparitie van partijen en overlegging produk­ties zijdens appellant bepaald, de gemachtigde van appellant een – hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie – onder overlegging van produk­ties heeft genomen terwijl zijdens geintimeerden geen conclusie is genomen;

Overwegende, dat advokaat Mr.F.F.P.Truideman hierna vonnis heeft gevraagd, waarvan de uitspraak aanvankelijk was bepaald op 4 december 1998, doch nader op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

IN CONVENTIE EN IN RECON­VEN­TIE:

Overwegende, dat de door het Hof bij tussenvonnis d.d. 17 juli 1997 bevolen inlichtingen- en verenigings­compa­ritie niet gehouden is omdat partijen ten dage daarvoor bepaald, verstek hebben laten gaan;

Overwegende, dat het Hof thans niets anders rest dan recht te doen op grond van de zich in het proces­dossier bevindende gedingstukken;

Overwegende, dat het Hof, daartoe overgaande, op­merkt, dat appellant bij conclusie na niet gehouden comparitie van partijen d.d. 16 oktober 1997 onder meer in het geding heeft doen brengen een hypothecair uit­treksel d.d. 7 oktober 1997, ten bewijze, dat [naam] door de overschrijving ten hypo­theekkantore op 13 januari 1997 in register C [nummer] van een afschrift van de akte van verkoop en koop op 30 december 1996 voor notaris Mr.R. CURRIE te Paramaribo verleden, het eigendomsrecht verkreeg op het in bedoeld uittreksel omschreven onroe­rend goed;

IN CONVENTIE:

Overwegende, dat nu geintimeerden voormeld uit­treksel niet hebben betwist of van valsheid beticht rechtens tussen partijen is komen vast te staan, dat zij geen eigenaren meer zijn van het litigieuze onroe­rend goed;

Overwegende, dat de consequentie van het zojuist overwogene is, dat geintimeerden zowel bij het in onder­deel a als bij het in onderdeel b van het petitum gevorderde geen belang meer hebben zodat hun vordering voor wat voormelde onderdelen betreft alsnog met een niet – ontvankelijkverklaring moet worden begroet;

Overwegende, dat het Hof ten aanzien van het in onderdeel c van het petitum gevorderde opmerkt dat geintimeerden hebben geëist veroordeling van appellant tot betaling aan hen terzake van huur van de woning aan [adres 1] van het bedrag van Nf.500,– per maand, vermeerderd met de wettelijke rente daarover ad 6% per jaar te rekenen vanaf 13 juli 1996 tot op de dag waarop appellant de litigieuze woning zal hebben ontruimd en ter vrije beschikking van hen gesteld;

Overwegende, dat appellant, weersprekend dat tussen partijen heeft bestaan een overeenkomst van huur en verhuur betreffende voormelde woning in verband waarme­de hij op 13 juli 1995 vooruit zou hebben betaald een bedrag van Nf.6.000,– zijnde huur over een jaar, heeft aangevoerd, dat het bedrag van Nf.6.000,– het voor­schot is geweest op de koopsom ten bedrage van.Nf.100.0­00,–, latende een saldo van Nf.94.000,–;

Overwegende, dat, naar blijkt uit de door appel­lant eveneens, bij conclusie na niet gehouden compari­tie van partijen d.d. 16 oktober 1998 in het geding gebrachte kwitantie d.d.22 oktober 1996 in fotokopie, appellant alstoen bij de te Paramaribo residerende notaris R.Ramau­tar, heeft gestort het bedrag van Nf.94.000,–, zijnde deposito koopsom [persoon 1 variant];

Overwegende, dat geintimeerden voormelde kwitantie niet hebben betwist of van valsheid beticht zodat de echtheid daarvan tussen partijen thans in confesso is;

Overwegende, dat het Hof bovendien nog opmerkt, dat geintimeerden onweersproken hebben gelaten, dat appellant het perceelland later verkocht heeft aan de heer [naam] en wel bij akte d.d. 30 december 1996 verleden ten overstaan van Notaris Mr.R.Currie;

Overwegende, dat het Hof van oordeel is dat appel­-lant alleen dan rechtsgeldig het perceelland zou mogen verkopen aan genoemde heer [naam] indien hij eerder van geintimeerden dat perceelland had gekocht en gele­verd gekregen;

Overwegende, dat het Hof het dan ook met appellant eens is dat het bedrag van Nf.6.000,–, op 13 juli 1995 door appellant aan geintimeerden betaald, is ge­weest een voorschot op de koopsom ten bedrage van

Nf.100.000,– van het litigieuze onroerend goed en dat appellant mitsdien volkomen heeft ontzenuwd en weerlegd de stelling van geintimeerden, dat tussen partijen heeft bestaan een overeenkomst van huur en verhuur betreffende de woning aan [adres 1] voor een bedrag van Nf.500,– per maand door appellant verschuldigd en dat het bedrag van Nf.6.000,– een vooruitbetaling is geweest voor één jaar;

Overwegende, dat toewijzing van het in onderdeel C van het petitum gevorderde op grond van het vorenover­wogene dan ook geheel achterwege dient te blijven;

Overwegende, dat het Hof, bespreking van de tegen het beroepen vonnis ontwikkelde grieven als niet langer relevant in het midden latend, dat vonnis dan ook zal vernietigen, de vordering van geintimeerden alsnog afwijzen en geintimeerden in de kosten op beide instan­ties aan de zijde van appellant gevallen veroordelen;

Gezien de betrekkelijke Wetsartikelen;

IN RECONVENTIE:

Overwegende, dat het Hof al hetgeen in conventie is overwogen als hier letterlijk herhaald en geinse­reerd beschouwt;

Overwegende, dat nu appellant sinds 13 januari 1997 geen eigenaar meer is van het litigieuze onroerend goed en derhalve geen belang meer heeft bij zijn vorde­ring tegen geintimeerden dient hij daarin alsnog niet ontvankelijk verklaard te worden;

Overwegende, dat het Hof het beroepen vonnis dan ook zal vernietigen en appellant in de kosten op beide instanties aan de zijde van geintimeerden gevallen, zal veroordelen;

Gezien de betrekkelijke Wetsartikelen;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP

IN CONVENTIE EN IN RECONVEN­TIE:

Vernietigt het vonnis door de kantonrechter in het Eerste Kanton op 12 november 1996 tussen partij­en gewezen en uitgesproken waarvan beroep;

EN OPNIEUW RECHTDOENDE:

IN CONVENTIE:

Wijst de vordering van geintimeerden alsnog af;

Veroordeelt geintimeerden in de kosten in beide instanties in prima aan de zijde van appellant begroot op Sf.nihil; en in hoger beroep begroot op Sf.7.415,–;

met inbegrip van het door het Hof aan zijn advo­kaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van sf.1500,–;

IN RECONVENTIE:

Verklaart appellant niet ontvankelijk in de door hem ingestelde vordering;

Veroordeelt hem in de kosten in beide instanties aan de zijde van geintimeerden gevallen en in prima begroot op sf.4.038,–;

en in hoger beroep op Sf.1500,–;

bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellant op Sf.1500,–;

In conventie en in reconventie:

Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.VON NIESEWAND, Vice-President, Mr.A.I.RAMNEWASH en Mr.P.G.WOLFF, Leden en door de Vice-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 8 JANUARI 1999, in tegenwoordigheid van Mr.M.E.VAN

GENDE­REN-RELYVELD, Substituut-Griffier.

w.g.J.R.Von Niesewand w.g.M.E.Van Genderen-Relyveld

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advokaat Mr.R.Baldew namens de gemachtigde van appel­lant, advokaat Mr.F.F.P.Truideman, terwijl de geinti­meerden noch in persoon noch bij gemachtigde zijn ver­sche­nen.