- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-14038
- Uitspraakdatum 19 februari 1999
- Publicatiedatum 12 april 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Hoger Beroep. Onrechtmatige daad. Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.
Appellant heeft in eerste aanleg schadevergoeding wegens onrechtmatige daad gevorderd. Appellant heeft gesteld dat geintimeerden zijn landbouwgewassen zouden hebben vernietigd door het onverantwoord spuiten van chemicalien/ onkruidbestrijdingsmiddelen. Hij zou daardoor schade hebben geleden.
Het Hof overweegt dat de kantonrechter in eerste aanleg terecht de gevraagde voorzieningen heeft geweigerd, aangezien de grondslag van de vordering van appellant geen steun vindt in de rapportage van de twee deskundigen en appellant ook niet op andere wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden.
Het Hof concludeert dat appellant ook in hoger beroep niet- aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de handelingen van geïntimeerden schade heeft geleden, zoals door hem gesteld is.
Het Hof bevestigt het vonnis van de Kantonrechter.
Uitspraak
M.H. GENERALE ROL NO: 14038.
[appellant], wonende in [distrikt 1] aan de
[adres 1], ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Watermolenstraat no.36 ben., ten kantore van advokaat Mr.E.C.M.HOOPLOT, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.E.C.M.Hooplot, advokaat,
appellant in Kort Geding,
tegen
1. [geintimeerde], wonende in [distrikt 2] te [adres 2].
2. LANDBOUWLUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ SKY FARMERS N.V., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Kwattaweg no.254, door wie tot hun beider gemachtigde is gesteld, Mr.P.E.Bemmel, advokaat,
geintimeerden in Kort Geding,
De fungerend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in Kort Geding uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding waaronder:
1. het in afschrift overgelegd vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton van 16 januari 1997 tussen partijen gewezen;
2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 24 januari 1997, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advokaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [appellant] als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
1. Eiser wenst de navolgende vordering in Kort Geding in te stellen tegen: [geintimeerde], wonende in [distrikt 2] te [adres 2].
B. LANDBOUWLUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ SKY FARMERS N.V., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Kwattaweg no.254;
2. Eiser is voor een onverdeeld aandeel gerechtigd in het erfpachtsrecht en oefent met toestemming van de overige deelgerechtigden de landbouw uit op het perceelland gelegen in [distrikt 1] aan [adres 1];
3. Dit perceel is evenals de aangrenzende percelen indertijd door de Overheid aan de rechthebbenden in erfpacht afgestaan voor de uitoefening van de landbouw van droge gewassen, terwijl betrokkenen niet bevoegd zijn om zonder vooraf verkregen toestemming van de Overheid de bestemming der percelen te wijzigen;
4. Gedaagde sub a verbouwt desondanks op het allernaast het perceel van eiser gelegen perceel aan [adres] bekend als [nummer 1] natte gewassen te weten rijst;
5. Op of omstreeks 20 maart 1996, in ieder geval in de maand maart 1996 heeft gedaagde sub B in opdracht, althans ten behoeve van gedaagde sub A het perceel [nummer 1] vanuit de lucht bespoten met kennelijk onkruidbestrijdingsmiddelen althans enig chemisch middel, welke bespuiting op zodanig slecht gekozen tijdstip en in ieder geval dermate onzorgvuldig heeft plaatsgehad dat deze bestrijdingsmiddelen terecht zijn gekomen op de aanplant van eiser op het perceelland [nummer 2] en deze aanplant heeft vernield;
6. Ten tijde van voormelde bespuiting is de gehele aanplant teniet gegaan bestaande uit:
2 kt komkommer 2 maanden oud
4 kt antroewa 4 maanden oud
2 kt boulanger 5 maanden oud
8 kt boulanger 2½ maand oud
2 kt boulanger 6 weken oud;
7. Gedaagden moesten begrijpen dat zij door van dit middel en deze wijze van bespuiting gebruik te maken het risico namen dat dit middel terechtkwam op het perceel van eiser met alle voor eiser schadelijke gevolgen van dien;
8. Elk der gedaagden heeft door als voormeld te handelen jegens eiser gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hem in het maatschappelijk verkeer ten opzichte van eiser’s persoon en goed betaamt weshalve zij gehouden zijn de schade die eiser als gevolg daarvan heeft geleden en nog zal lijden aan hem te vergoeden;
9. De kosten van de vernietigde aanplant zijn blijkens hierbij overgelegde taxatierapport van het Ministerie van L.V.V. vastgesteld op Sf.1.584.100,– terwijl de nettowinst uit deze aanplant minimaal 40% ofwel Sf.633.644,– bedraagt. Deze betreft slechts de direkte schade al welke schade gedaagden gehouden zijn aan eiser te vergoeden tot het totaal bedrag van Sf.2.217.754,– van welk bedrag geen betaling is te bekennen van gedaagden ondanks aanmaning in der minne;
10. door deze schade is eiser ook niet in staat opnieuw te planten, aangezien hij steeds uit de opbrengst van de vorige oogst de aanleg van een nieuwe aanplant bekostigt. Het gaat om een zeer kostbare zaak voorwat betreft plant klaarmaken, aanschaf plantmateriaal, chemicaliën en meststoffen, arbeidsloon etc., hetgeen aangemerkt kan worden als de indirekte schade, tot vergoeding waarvan gedaagden eveneens gehouden zijn;
11. Van gedaagden is evenwel geen betaling te bekomen ondanks aanmaning in der minne, terwijl eiser teneinde de schade te beperken spoedeisend belang heeft bij een onverwijlde voorziening bij voorraad hetgeen een beslissing in kort geding in na te melden voege rechtvaardigt;
12. Gedaagden is het voorts bekend dat de omwonenden waaronder eiser voor zijn drinkwater en water voor huishoudelijk gebruik afhankelijk is van regenwater dat via de daken van de huizen in vaten wordt opgevangen.
Tijdens de bespuitingsactiviteiten van gedaagde sub B in opdracht van gedaagde sub A komen de chemicaliën eveneens op de daken van de woningen, waaronder de woning van eiser terecht, alsgevolg waarvan het drinkwater van eiser wordt vergiftigd en alzo voor eiser en zijn gezin een levensbedreigende situatie wordt geschapen;
13. Ook dit is in voorschreven zin een onrechtmatige daad jegens eiser en ook hiertegen heeft eiser spoedeisend belang bij een onverwijlde voorziening bij voorraad;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis in Kort Geding uitvoerbaar bij voorraad:
a. gedaagden elk zullen worden veroordeeld om bij wege van voorschot, de een betalende de ander zal zijn bevrijd aan eiser tegen kwijting te betalen de som van Sf.2.200.000,–;
b. gedaagden elk zullen worden bevolen om met onmiddellijke ingang te stoppen met het vanuit de lucht bespuiten of te doen bespuiten met chemicaliën van op het perceel [nummer 1] aan [adres 1] in [distrikt 1] voorkomende aanplant, althans en in ieder geval te stoppen met bespuitingsactiviteiten als voorschreven op en nabij het perceel [nummer 2] aan [adres 1] in [distrikt 1]:
c. gedaagden elk zullen worden verboden om in de toekomst de sub b bedoelde bespuitingsactiviteiten uit te voeren dan wel te doen uit voeren;
d. gedaagden elk zullen worden veroordeeld tot betaling van een dwangsom van Sf.5.000.000,– voor elke dag dat zij in gebreke blijven aan dit vonnis te voldoen;
Overwegende, dat [geintimeerde] en Landbouwluchtvaartmaatschappij Sky Farmers N.V., als gedaagden in eerste aanleg bij conclusie van antwoord onder overlegging van produkties – welke geacht moeten worden te dezer plaatse te zijn ingelast – de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd:
dat eiser in zijn vordering niet zal worden ontvangen c.q. hem deze zal worden ontzegd als zijnde ongegrond en onbewezen;
Overwegende, dat de gemachtigde van eiser een schriftelijke conclusie van repliek heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de gemachtigde van gedaagde een mondelijke conclusie van dupliek heeft genomen;
Overwegende, dat de Kantonrechter ter terechtzitting van 14 november 1996 Mevr.Van Sauers-Muller als deskundige heeft beëdigd, die hem haar rapport op 12 december 1996 heeft doen toekomen;
Overwegende, dat ten dage bepaald voor uitlating zijdens partijen over overgelegd rapport, de gemachtigden van partijen schriftelijke conclusies hebben genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis in Kort Geding van 16 januari 1997 op de daarin opgenomen gronden:
De van hem verlangde voorzieningen heeft geweigerd;
De eiser heeft verwezen in de kosten van dit proces, aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Sf.nihil;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal [appellant] in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis in Kort Geding van 16 januari 1997;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder Sh.KANDHAI van 18 februari 1998 aan geintimeerden aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat de advokaten van partijen te dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna partijen vonnis hebben gevraagd, waarvan de uitspraak aanvankelijk was bepaald op 6 november 1998, doch na enige malen te zijn aangehouden, nader op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat de appellant tijdig in hoger beroep gekomen is van de beslissing van de Kantonrechter in het Eerste Kanton, rechtdoende in Kort Geding,d.d. 16 januari 1997;
Overwegende, dat uit de gedingkosten in eerste aanleg blijkt dat de appellant een schadeactie uit onrechtmatige daad tegen de geintimeerden ingesteld heeft op grond, dat:
1. de geintimeerde sub 2, de Sky Framers N.V., ten behoeve van de geintimeerde sub 1, [geintimeerde] en in opdracht van deze bespuitingswerkzaamheden vanuit de lucht uitgevoerd heeft op diens rijstareaal, zijnde het perceel [nummer 1] aan [adres 1] in [distrikt 1];
2. dit geschied is op of omstreeks 20 maart 1996, waarbij kennelijk onkruidbestrijdingsmiddelen, althans enig chemisch middel, gebruikt zijn/is, welke bespuiting op zodanig slecht gekozen tijdstip en in ieder geval dermate onzorgvuldig heeft plaatsgehad dat de droge gewassenaanplant van de appellant op het naast het perceel van de geintimeerde sub 1 gelegen perceel [nummer 2] aan [adres 1] schade heeft opgelopen (zie het 5e en 7e sustenu van het inleidend verzoekschrift);
Overwegende, dat de geintimeerden de bovengenoemde stellingen van de appellant gemotiveerd bestreden hebben en hebben o.a. naar voren gebracht dat de bespuitingen op daarvoor geschikte tijdstippen uitgevoerd zijn en dat daarbij van een insectenbestrijdingsmiddel en meststoffen gebruik gemaakt is;
Overwegende, dat uit het door de appellant ten processe overgelegd rapport d.d.18 april 1996 van de ressortleider van Wanica A, de heer D.Chedammi van het Ministerie van L.V.V., afdeling Landbouwvoorlichting, blijkt dat er toen vermoedelijk met een herbicide gespoten zou zijn en dat na enkele bezoeken door hem aan het groenteareaal van de appellant vastgesteld werd dat de gewassen (antroewa, boulanger en komkommer) geheel als verloren kunnen worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter zich deskundig heeft doen voorlichten door de entomoloog van het Landbouwproefstation, Alies van Sauers-Muller, die een rapport, gedagtekend 11 december 1996, uitgebracht heeft, waarin zij tot de conclusie komt dat niet aangetoond kan worden welk middel verantwoordelijk is voor het afsterven van de aanplant van de appellant;
Overwegende, dat nu de grondslag van de vordering van appellant geen steun vindt in de rapportage van de twee deskundigen en de appellant die ook op andere wijze niet aannemelijk gemaakt had, heeft de eerste rechter terecht de gevraagde voorzieningen geweigerd en zijn de daartegen aangevoerde grieven ongegrond, omdat de appellant ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt heeft dat door handelingen van geintimeerden hij schade geleden heeft zoals door hem gesteld is;
Overwegende, dat danook het aangevochten vonnis zal worden bevestigd, met veroordeling van de appellant, als de in het ongelijk gestelde partij, in de gedingkosten;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP IN KORT GEDING:
Bevestigt het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen tussen partijen en uitgesproken op 16 januari 1997, waarvan beroep;
Veroordeelt appellant in de gedingkosten in hoger beroep aan de zijde van geintimeerden gevallen en begroot op f.5.000,–;
Met inbegrip van het door het Hof aan hun advokaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van f.5.000,-;
Bepalende het Hof het salaris van de appellant eveneens op f.5.000,–;
Aldus gewezen door de heren: Mr.S.GANGARAM PANDAY, fungerend-President, Mr.E.S.OMBRE en Mr.K.PULTOO, Leden en door de fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG 19 FEBRUARI 1999, in tegenwoordigheid van Mr.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Griffier.
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advokaat Mr.H.P.Boldewijn namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.E.C.M.Hooplot en geintimeerden vertegenwoordigd door advokaat Mr.S.MANGROELAL namens hun gemachtigde, advokaat Mr.P.E.BEMMEL, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.