- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-13592
- Uitspraakdatum 08 januari 1999
- Publicatiedatum 12 april 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Hoger Beroep.
Scheiding en deling van de huwelijksgoederen gemeenschap.
Conservatoir maritaal beslag.Verzoekster heeft in eerste aanleg gevorderd:
– dat gedaagde zal worden veroordeeld om de regeling, gesloten ingevolge het huwelijksbesluit der Mohamedanen de dato 7 januari 1986 na te komen.
– de van waarde verklaring van het door haar gelegd conservatoir maritaal beslag op het betreffend onroerend goed.Het Hof overweegt:
– dat gelet op het feit dat het huwelijk van partijen op 7 januari 1986 door verstoting is ontbonden en geïntimeerde op 11 december 1989 het zakelijk genotsrecht van grondhuur op het betreffend perceelland verwierf, appellante geheel ten onrechte gesteld heeft dat het perceelland in kwestie tot de huwelijksgoederen gemeenschap behoort.
– dat de regeling van de gevolgen van de ontbinding van het huwelijk van partijen ten aanzien van boedelscheiding tot stand gekomen is lang voordat geïntimeerde het zakelijk recht op het perceelland in kwestie verwierf. Dat deze regeling van rechtswege nietig is nu aan één der beoogde verbintenissen een oorzaak heeft ontbroken.
– dat het door appellante gelegd conservatoir maritaal beslag onrechtmatig is, aangezien het beslag gelegd is op een onroerend goed dat ten tijde van de ontbinding van het huwelijk van partijen in het geheel nog niet bestond en van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap derhalve geen deel uitmaakte.
– Dat de wet niet voorzien heeft in de mogelijkheid om de van waardeverklaring van een maritaal beslag te vorderen, aangezien deze vorm van beslag in tegenstelling tot de andere conservatoire beslagen, niet strekt ter verzekering van een geldvordering van de beslaglegger.Gelet op het feit dat de vordering tot van waarde verklaring niet gestoeld is op de wet gelast het Hof de opheffing van het gelegd conservatoir maritaal beslag.
Het Hof verklaart appellante alsnog niet- ontvankelijk in de door haar ingestelde vordering.
Uitspraak
[appellante], verstoten echtgenote van [geïntimeerde], wonende te [adres 1] in [district 1], voor wie als gemachtigde optreedt Mr.H.R.SCHURMAN, advokaat, appellante,
t e g e n
[geïntimeerde], verstoten echtgenoot van eiseres voornoemd, wonende aan [adres 2] te [district 2], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.E.J.BRUMA, advokaat, geïntimeerde,
De Vice-President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding waaronder:
- het in afschrift overgelegd vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton, van 22 juni 1993 tussen partijen gewezen;
- het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 21 juli 1993, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advokaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [appellante] als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
- dat eiseres de navolgende vordering wenst in te stellen tegen [geïntimeerde], verstoten echtgenoot van eiseres voornoemd, wonende aan [adres 2];
- dat eiseres op 21 juni 1971 in het ressort Suriname/NH met gedaagde is gehuwd, welk huwelijk door middel van verstoting, de dato 7 januari 1986, is ontbonden;
- dat tot de huwelijksgoederen gemeenschap enkele onroerende en roerende goederen behoren:
- het perceelland, groot 2669,24 m², gelegen in [district 1] te [adres 3], Kadastraal bekend als [nummer 1] voorheen perceel [nummer 2] en nader aangeduid op de in viervoud overgelegde uitmetingskaart van de landmeter Ing.J.L.Wijdenbosch de dato 14 mei 1985 met de letters A B C D;
- een auto van het merk Toyota Carina;
- een t.v;
- dat eiseres hierbij overlegt een fotokopie van een regeling, gesloten ingevolge het Huwelijksbesluit der Mohamedanen met verzoek de inhoud als geinsereerd te willen aanmerken, waaruit blijkt dat ten aanzien van de boedelscheiding de man zich heeft verplicht het recht van grondhuur op het perceelland voornoemd te zullen overdragen aan eiseres ten behoeve van de kinderen met dien verstande dat notarieel door de vrouw het recht van vruchtgebruik wordt gevestigd, waarmee de vrouw accoord gaat, terstond nadat de beschikking van grondhuur van Domeinkantoor uit is. De man behoudt de auto van het merk Toyota Carina alsmede een t.v.;
- dat gedaagde thans weigert het overeengekomene na te komen, ofschoon hij dringend en herhaaldelijk daartoe is aangemaand;
- dat eiseres recht en belang heeft dat het overeengekomene door gedaagde wordt nagekomen, weshalve hij in rechte wordt aangesproken;
- dat eiseres ter verzekering van haar vordering, conservatoir beslag heeft doen leggen op de (lees:het) in het 3e ”dat” genoemde onroerend goed bij exploit van deurwaarder J.E.Kolf de dato 18 juli 1991;
- dat vermeld beslag van waarde dient te worden verklaard;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde zal worden veroordeeld om de regeling, gesloten ingevolge het huwelijksbesluit der mohamedanen de dato 7 januari 1986, onmiddellijk, althans binnen een door de rechter vast te stellen termijn na te komen, tegen verbeurte van een dwangsom van Sf.250,– (TWEEHONDERD EN VIJFTIG GULDEN) per dag voor elke dag dat gedaagde weigert hieraan te voldoen. Voorts dat het door deurwaarder J.E.Kolf, de dato 18 juli 1991 gelegd beslag van waarde zal worden verklaard, Kostens rechtens;
Overwegende, dat [geïntimeerde] als gedaagde partij in eerste aanleg bij conclusie van antwoord onder overlegging van een produktie – welke geacht moet worden te dezer plaatse te zijn ingelast – de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd:
dat eiseres niet in haar vordering zal worden ontvangen, althans haar deze zal worden ontzegd als zijnde ongegrond en onbewezen, met opheffing van het ten deze gelegde beslag, Kosten rechtens;
Overwegende, dat partijen vervolgens bij conclusies van repliek en dupliek haar stellingen nader hebben toegelicht en verdedigd, hebbende de gemachtigde van eiseres tevens een produktie overgelegd, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter hierna bij vonnis van 22 juni 1993 op de daarin opgenomen gronden:
Eiseres niet ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering;
Eiseres heeft verwezen in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal [appellante] in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis van 22 juni 1993;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder R.KAPPEL d.d. 31 oktober 1995 aan geïntimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat ten dage voor pleidooi peremptoir bepaald geen pleitnota is overgelegd, terwijl advokaat Mr.H.P.Boldewijn namens advokaat Mr.H.R.Schurman recht op stukken heeft gevraagd;
Overwegende, dat advokaat Mr.R.Baldew namens advokaat Mr.E.J.Bruma zich t.a.v. de stellingen heeft gerefereerd, waarna het Hof vonnis in de zaak heeft bepaald op heden;
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat het Hof, nu geintimeerde zich ten aanzien van het verzoek van appellante om recht te doen op stukken, aan het oordeel van het Hof heeft gerefereerd, dat verzoek inwilligend, recht zal doen als hierna te melden;
Overwegende, dat, naar blijkt uit het procesdossier, partijen op 21 juni 1971 in het ressort Sur/NM krachtens het Huwelijksbesluit Mohamedanen (G.B.1940 No.149) in algehele gemeenschap van goederen met elkaar in het huwelijk zijn getreden; dat uit dit huwelijk vier kinderen zijn geboren; dat het huwelijk van partijen op 7 januari 1986 middels verstoting is ontbonden;
Overwegende, dat, naar wijders uit het procesdossier blijkt, geintimeerde bij beschikking van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen d.d. 11 december 1989 [nummer 3] voor de duur van veertig jaren is verleend het recht van grondhuur ter uitoefening van de tuinbouw op het perceelland groot 2669,24 m², gelegen in het [district 1] te [adres 3] kadastraal bekend als [nummer 1] voorheen perceel [nummer 2] en nader aangeduid op de in viervoud overgelegde uitmetingskaart van de landmeter Ing.J.L.Wijdenbosch d.d. 14 mei 1985 met de letters ABCD;
Overwegende, dat het Hof van oordeel is dat nu het huwelijk van partijen op 7 januari 1986 door verstoting is ontbonden en geintimeerde op 11 december 1989 het zakelijk genotsrecht van grondhuur op vorenomschreven perceelland verwierf, appellante geheel ten onrechte gesteld heeft dat dat perceelland mede tot de huwelijksgoederen gemeenschap behoort;
Overwegende, dat nu de Regeling van de gevolgen van de ontbinding van het huwelijk van partijen ten aanzien van boedelscheiding (vermogen) d.d.7 januari 1986 tot stand gekomen is, lang vóórdat geintimeerde voormeld zakelijk genotsrecht op het litigieuze perceelland bij beschikking van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen d.d. 11 december 1989 verwierf is die regeling luidende: De man (i.c. geintimeerde) verplicht zich de grondhuur op perceel [nummer 4] te [adres 3] te zullen overdragen, aan de vrouw (i.c. appellante) ten behoeve van de kinderen met dien verstande dat notarieel door de vrouw (i.c.appellante) het recht van vruchtgebruik wordt gevestigd waarmee de vrouw (i.c. appellante) accoord gaat terstond nadat de beschikking van grondhuur van Domeinkantoor uit is. De man (i.c. geintimeerde) behoudt de auto van het merk Toyota Carina alsmede een televisie uit de huishoudelijke boedel, zonder oorzaak nu de oorzaak aan één der beoogde verbintenissen heeft ontbroken en mitsdien van rechtswege nietig is;
Overwegende immers, dat het litigieuze zakelijk genotsrecht als onroerende zaak op de datum van totstandkoming van voormelde regeling in het geheel nog niet bestond;
Overwegende, dat, naar eveneens uit het procesdossier blijkt appellante bij beschikking van de Kantonrechter in het Eerste kanton d.d. 31 mei 1991 verlof is verleend om ter verzekering harer rechten, conservatoir beslag te mogen doen leggen op het in het derde ”dat” van het verzoekschrift, ingediend ter Griffie op 24 mei 1991, omschreven onroerend goed;
Overwegende, dat appellante bij exploit van de deurwaarder bij het Hof van Justitie, J.E.KOLF d.d. 18 juli 1991 [nummer 5], conservatoir beslag heeft doen leggen op eerder omschreven onroerend goed, welk beslag overgeschreven is ten Hypotheekkantore op 18 juli 1991 in register [nummer 6];
Overwegende, dat het hof, ervan uitgaande dat appellante op vorenomschreven onroerend goed conservatoir maritaal beslag heeft doen leggen, die beslaglegging als in strijd met de wet als onrechtmatig beschouwt omdat zij plaatsgevonden heeft op een onroerend goed dat ten tijde van de ontbinding van het huwelijk van partijen (7 januari 1986) in het geheel nog niet bestond en van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap derhalve hoegenaamd geen deel uitmaakte; bovendien heeft de wet niet voorzien in de mogelijkheid te vorderen de vanwaardeverklaring van een maritaal beslag nu dat beslag, in tegenstelling tot de andere conservatoire beslagen, niet strekt ter verzekering van een geldvordering van de beslaglegger;
Overwegende, dat het Hof appellante haar vordering tot vanwaardeverklaring van dat beslag als geen steun vindend in de wet, met een niet ontvankelijk verklaring zal begroeten, de opheffing gelasten, zo ook de doorhaling van de overschrijving daarvan;
Overwegende, dat het Hof, onder vernietiging van het beroepen vonnis, dan ook zal beslissen als in het dictum van dit vonnis te melden, onder veroordeling van appellante als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten op dit geding aan de zijde van geintimeerde gevallen;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
Vernietigt het vonnis door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 22 juni 1993 tussen partijen gewezen en uitgesproken, waarvan beroep;
EN OPNIEUW RECHTDOENDE:
Verklaart appellante alsnog niet ontvankelijk in de door haar ingestelde vorderingen;
Gelast de opheffing van het conservatoir beslag, gelegd bij exploit van de deurwaarder bij het Hof van Justitie, J.E.KOLF, d.d. 10 juli 1991 [nummer 5]; op: ”Het recht van grondhuur ter uitoefening van de tuinbouw voor de duur van veertig jaren op het perceelland, groot 2669,24 m², gelegen in [district 1] te [adres 3], kadastraal bekend als [nummer 1], voorheen perceel [nummer 2] en nader aangeduid op de in viervoud opgelegde uitmetingskaart van de landmeter Ing.J.L.Wijdenbosch de dato 14 mei 1985 met de letters ABCD” en welk beslag overgeschreven is ten Hypotheekkantore op 18 juli 1991 in register [nummer 6];
Gelast tevens de doorhaling van de overschrijving van gemeld conservatoir beslag op vorenomschreven onroerend goed;
Veroordeelt appellante in de kosten in beide instanties aan de zijde van geintimeerde gevallen en in prima begroot op f.nihil; en in hoger beroep begroot op f.nihil;
Aldus gewezen door de heren Mr.J.R.VON NIESEWAND, Vice-President, Mr.P.G.WOLFF en Mr.K.PULTOO, Leden en door de Vice-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 8 januari 1999, in tegenwoordigheid van
Mr.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Griffier.
Partijen, appellante vertegenwoordigd door advokaat Mr.M.G.VOS namens haar gemachtigde, advokaat Mr.H.R.SCHURMAN en geintimeerde vertegenwoordigd door advokaat Mr.R.BALDEW namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.E.J.BRUMA, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.