SRU-HvJ-1999-39

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-14015
  • Uitspraakdatum 02 juli 1999
  • Publicatiedatum 17 april 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Niet- Ontvankelijkheid.
    Hoger Beroep te laat ingesteld.
    Zwarighedenprocedure.
    Het vonnis dat ter terechtzitting is uitgesproken is hetzelfde als het afschrift dat naar partijen is toegezonden. De grondslag van de vordering van appellant is dus ongegrond en appellant is niet- ontvankelijk verklaard in het door hem ingesteld hoger beroep.

Uitspraak

M.R.S.
GENERALE ROL NO.14015.

[appellant], wonende in Nederland te [plaats 1], voor wie als gemach­tigde optrad Mr.K.BAL­DEW, die thans vervangen wordt door M­r.F.M.S.ISHAAK, advokaat,
appellant,

tegen

[geïntimeerde], wonende te [plaats 2] aan de [adres] te [plaats 2], voor wie als gemach­tigde op­treedt, Mr.F.F.P.TRUIDEMAN, advo­kaat,
geïntimeerde,

De Fungerend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien ’s Hofs interlocutoir vonnis van 8 januari 1999 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in voor­meld vonnis is overwogen en beslist en voorts;

Overwegende, dat de gemachtigden van partijen hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke con­clusies tot uitla­ting over het doorlopend proces-verbaal afkom­stig van de Griffier der Kantongerechten hebben geno­men;

Overwegende, dat het Hof vonnis in de zaak aanvankelijk had be­paald op 9 april 1999, doch na enige malen te hebben aangehou­den, nader op heden;

TEN AANZIEN VAN HET RECHT :

Overwegende, dat het Hof overneemt en volhardt bij het­geen in zijn tussenvonnis van 8 januari 1999 is overwogen en beslist;

Overwegende, dat de Griffier der Kantongerechten, ter uitvoering van voormeld tussenvonnis, het audien­tieblad van de openbare terechtzitting van het Kanton­gerecht in het Eerste Kanton van dinsdag, 22 juli 1997, aan het Hof heeft doen toekomen;

Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg het volgende blijkt:

– geïntimeerde, heeft als eiseres een zogeheten zwarighedenprocedure tegen appellant, aanhangig gemaakt;

– de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft in deze procedure op 22 juli 1997 vonnis uitgesproken;

– op 9 januari 1998 heeft advokaat Mr.F.M.S.Ishaak namens [geïntimeerde] hoger beroep tegen voormeld vonnis ingesteld;

Overwegende, dat als door geintimeerde gesteld en door appellant erkend vaststaat dat laatstgenoemde op 22 juli 1997 in persoon bij de uitspraak van het vonnis tegenwoordig was;

Overwegende, dat uit het vorenoverwogene volgt dat gein­timeerde zich er terecht op heeft beroepen dat het hoger beroep te laat is ingesteld;

Overwegende, dat appellant zich, zakelijk weerge­geven, erop heeft beroepen pas op 9 januari 1998 hoger beroep te hebben ingesteld, omdat bij de uitspraak aan hem is medege­deeld dat aan hem wordt toebedeeld het pand aan de Steenbak­kerijstraat en aan geintimeerde wordt toebedeeld een pand aan de Tweekinderenweg en dat geintimeerde aan hem wegens overbe­deling f.10.000.000,– zou moeten betalen, terwijl volgens het aan hem ver­strekte afschrift van het vonnis, voor zoveel hier van belang, aan hem dient te worden toebedeeld het pand aan de Steenbakkerijstraat en aan geintimeerde het pand aan de Twee­kinderenweg, terwijl aan geintimeerde wegens overbedeling moet worden uitgekeerd f.20.373.379,–;

Overwegende, dat door geintimeerde niet is betwist en derhalve vaststaat dat aan appellant een afschrift van het vonnis is verstrekt, luidende zoals door appel­lant is gesteld

Overwegende, dat uit het afschrift van het vonnis van 22 juli 1997, dat ingevolge het bepaalde in artikel 276 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de griffier der Kantongerechten naar het Hof is verzonden, dan blijkt dat dit afschrift, op het stuk van de toebedeling van bovenvermelde panden en de uitkering wegens overbedeling, gelijkluidend is aan het afschrift dat aan appellant is verstrekt;

Overwegende, dat, waar het tegendeel niet is beweerd, het ervoor wordt gehouden dat aan geintimeerde een afschrift van het vonnis van 22 juli 1997 is ver­strekt met eenzelfde inhoud als dat welk aan het Hof is toegezonden;

Overwegende, dat op het stuk van de toebedeling van bovenvermelde panden en de uitkering wegens overbe­deling dus geen verschil bestaat tussen de aan partijen verstrekte af­schriften of tussen een of meer van die afschriften en het aan het Hof toegezonden afschrift;

Overwegende, dat er van uit moet worden gegaan dat het vonnis op de terechtzitting is uitgesproken over­eenkomstig het aan partijen toegezonden afschrift en dat tegen dit afschrift geen bewijs is toegelaten;

Overwegende, dat derhalve verder voorbij kan worden gegaan aan de stelling van appellant, kort gezegd inhoudende dat als vonnis iets anders is uitge­sproken dan in het afschrift staat;

Overwegende ten overvloede, dat meerbedoelde stelling van appellant bovendien geen steun vindt in bovengenoemd audien­tieblad;

Overwegende, dat appellant derhalve niet ontvanke­lijk dient te worden verklaard in het hoger beroep;

Overwegende, dat appellant als de in het ongelijk gestel­de partij in de proceskosten zal worden verwezen;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:

Verklaart appellant niet ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;

Veroordeelt hem in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van geintimeerde gevallen en begroot op f………..;

met inbegrip van het door het Hof aan haar advo­kaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van f.750,–;

bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appel­lant op f.1500,–;

Aldus gewezen door de heren: Mr.E.S.OMBRE, Funge­rend-President, Mr.A.I.RAMNEWASH en Mr.P.G.WOLFF, Leden en door de Fungerend-President uitgesproken ter openba­re terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 2 JULI 1999, in tegen­woordigheid van M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Grif­fier.

w.g. M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD w.g.E.S.OMBRE

Partijen, appellant vertegenwoordigd door zijn gemachtig­de, advokaat Mr.F.M.S.Ishaak en geintimeerde vertegenwoordigd door advokaat Mr.H.E.Struiken namens haar gemachtigde, advo­kaat Mr.F.F.P.Truideman, zijn bij de uitspraak ter terechtzit­ting verschenen.