SRU-HvJ-1999-42

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-13886
  • Uitspraakdatum 06 augustus 1999
  • Publicatiedatum 23 april 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Beslagrecht.
    Conservatoir beslag.
    Vordering tot van waarde verklaring conservatoir beslag geweigerd.
    Het Hof bevestigt het vonnis in eerste aanleg.

Uitspraak

M.H.
GENERALE ROL No.13886.

IMPACTO TRADING COMPANY N.V., rechtspersoon, gevestigd en Kantoorhoudende te Paramaribo, aan de Wilhelminastraat no.281, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.J.KRAAG, advokaat appellante,

tegen

COMPTOIR PANAMERICAN SIDERURGIQUE S.A. 5, PLACE DU CHAMP DE MARS 5/BTE 52 1050 BRUSSEL, BELGIE, voor wie als gemachtigde optrad advokaat Mr.E.J.BRUMA, die thans vervangen wordt door, Mr.H.R.LIM A PO, advokaat,
geïnti­meerde,

De fungerend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit;

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien de stukken van het geding waaronder:

1. de in afschrift overgelegde vonnissen van de Kantonrechter in het Eerste Kanton, respectievelijk van 6 juli 1993 en 18 april 1995 tussen partijen gewezen;

2. het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 28 april 1995 waaruit blijkt van het instel­len van hoger beroep;

Gehoord partijen bij monde van haar respektieve advokaten;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat IMPACTO TRADING COMPANY N.V. als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoek­schrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
1. dat zij de navolgende vordering wenst in te stel­len tegen COMPTOIR PANAMERICAN SIDERURGIQUE S.A. 5, PLACE DU CHAMP DE MARS 5/BTE 52 1050 BRUSSEL, BELGIE, gedaagde;

2. dat partijen een overeenkomst hebben gesloten van koop en verkoop van een partij, gegolfde gegalvaniseer­de platen, waarbij eiseres o.a. een bankgarantie bij de Surinaamse Bank N.V. te Paramaribo had gesteld t.g.v. gedaagde en ter waarde van Sf.515.000,— (VIJF HONDERD VIJFTIEN DUIZEND GULDEN);

3. dat gedaagde de partij gegolfde gegalvaniseerde platen heeft afgeleverd, doch niet in die staat, zoals tussen partijen was verbleven, waardoor zij ernstig jegens eiseres heeft gewanpresteerd; met als gevolg dat eiseres een schade claim bij gedaagde heeft ingediend ten bedrage van Sf.123.728,42 (HONDERD DRIE EN TWINTIG DUIZEND ZEVEN HONDERD EN ACHT EN TWINTIG 42/100 GULDEN) en US $ 194.435,76 (HONDERD VIER EN NEGENTIG DUIZEND VIER HONDERD VIJF EN DERTIG 76/100 US DOLLARS), zoals moge blijken uit de hierbij in fotokopie overgelegde brief d.d. 14 juni 1991, ref.ITC/MAB/91211, afkomstig van eiseres en gericht aan gedaagde, waarvan wordt verzocht de inhoud hier als letterlijk herhaald en geinsereerd te beschouwen;

4. dat gedaagde ondanks dringende en herhaalde aanmaningen daartoe weigert, althans weigerachtig blijft correct jegens eiseres te presteren en de gele­den schade en betaalde kosten als gevolg van de wan­prestatie van gedaagde jegens eiseres te vergoeden;

5. dat gedaagde thans doende is de ten rekeste be­doelde bankgarantie te gelde te maken bij de Surinaamse Bank N.V gevestigd te Paramaribo, en zulks in weerwil van het feit dat gedaagde andere afspraken met de Surinaamse bank N.V. te Paramaribo heeft, m.b.t. het afhandelen van de bankgarantie door eiseres t.b.v. gedaagde gesteld, zoals moge blijken uit een hierbij in fotokopie overgelegd telex-bericht afkomstig van ge­daagde en gericht aan de Surinaamse Bank N.V. te Para­maribo t.a.v. de heer [naam 1], met het verzoek de inhoud hiervan als letterlijk en geinsereerd te willen beschouwen;

6. dat door voormelde handeling van gedaagde, eise­resses verhaal op gedaagde illusoir dreigt te worden nu gedaagde, uit hoofde van jegens haar gepleegde wanpres­tatie, verschuldigd is, het bedrag van US $ 194.435,76 (HONDERD VIER EN NEGENTIG DUIZEND VIER HONDERD VIJF EN DERTIG 76/100 US DOLLARS), alsmede het bedrag van Sf.123.728,42 (HONDERD DRIE EN TWINTIG DUIZEND ZEVEN HONDERD EN ACHT EN TWINTIG 42/100 GULDEN), waarvan eiseres ondanks herhaalde aanmaningen daartoe geen betaling kan bekomen;

7. dat eiseres recht en belang heeft, middels een vordering tegen gedaagde haar belangen veilig te stel­len en aldus betaling van het gevorderde in rechte af te dwingen;

8. dat eiseres ter verzekering van haar vordering op gedaagde conservatoir derden beslag heeft doen leggen onder de Surinaamse Bank N.V., bij exploit van deur­waarder K.C.J.Defares d.d. 1 oktober 1991, na daartoe verkregen verlof van de rechter d.d. 1 oktober 1991;

9. dat voormeld beslag behoort te worden vanwaarde verklaard;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ondanks verzet of hoger beroep, gedaagde zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen, als ten rekeste omschreven;
a. De som van US $ 194.435,76 (HONDERD VIER EN NEGENTIG DUIZEND VIER HONDERD VIJF EN DERTIG 76/100 US DOLLARS) en

b. De som van Sf.123.728,42 (HONDERD DRIE EN TWINTIG DUIZEND ZEVEN HONDERD ACHT EN TWINTIG 42/100 GULDEN), genoemde bedragen onder a en b te vermeerderen met de wettelijke interest hierover ad 6% per jaar, te rekenen vanaf de dag der rechtsingang tot aan de dag der alge­hele voldoening, alsmede

c. gedaagde zal worden veroordeeld in de kosten van het geding, dat van het gelegd beslag inbegrepen;

d. vanwaarde zal worden verklaard het ten deze gelegd conservatoir derden beslag, Kosten rechtens;

Overwegende, dat COMPTOIR PANAMERICAN SIDERURGIQUE S.A. als gedaagde partij in eerste aanleg bij conclusie van antwoord – welke geacht moet worden te dezer plaat­se te zijn ingelast – de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd:
dat eiseres in haar vordering niet zal worden ontvangen, althans deze haar zal worden ontzegd als zijnde ongegrond en onbewezen, met opheffing van het ten deze gelegd beslag, Kosten rechtens;
Overwegende, dat partijen vervolgens bij conclu­sies van repliek en dupliek haar stellingen nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna de Kantonrechter bij vonnis van 6 juli 1993 op de daarin opgenomen gronden: alvorens verder te beslissen:
Partijen in de gelegenheid heeft gesteld de in de rechtsoverwegingen bedoelde opgaven te doen;
de opgaven betreffen : partijen zich uit laten omtrent het recht dat toepasselijk is op de tussen hen gesloten overeenkomst van koop en verkoop;
eiseres zo mogelijk gestaafd met bescheiden, op geeft in welke staat de ten rekeste bedoelde gegolfde gegalvaniseerde platen zich volgens partijen overeen­komst moesten bevinden en in welke staat die platen zich daadwerkelijk bevonden bij de aflevering;
eiseres inzicht dient te geven in de betekenis van de posten vermeld in de brief van 14 juni 1991 en voorts dient aan te geven waarom die posten als schade voortvloeiende uit de beweerde wanprestatie moeten worden aangemerkt.
Iedere verdere beslissing heeft aangehouden;

Overwegende, dat ter voldoening aan voormeld vonnis, de gemachtigde van gedaagde een schriftelijke conclusie van uitlating toepasselijk recht onder over­legging van een produktie heeft genomen, waarvan de inhoud van deze conclusie, alsmede die van de overge­legde produktie, hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat ten dage voor het doen van opgave zijdens eiseres en tot uitlating produktie in verband met de gegolfde gegalvaniseerde platen bij ontvangst bepaald, diens gemachtigde eveneens een schriftelijke conclusie heeft genomen, waarvan de inhoud eveneens hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat ten dage voor uitlating zijdens gedaagde peremptoir bepaald, diens gemachtigde een schriftelijke conclusie heeft genomen, waarvan de inhoud eveneens hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis van 18 april 1995 op de daarin opgenomen gronden:
Eiseres niet ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering;
De vanwaardeverklaring van het bij exploit van deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname, K.C.J.Defares d.d. 1 oktober 1991, gelegde conservatoir derden beslag heeft geweigerd;
Eiseres heeft gelast voormeld beslag op te heffen;
Eiseres heeft veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uit­spraak begroot op f.nihil;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal IMPACTO TRADING COMPTOIR N.V. in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis van 18 april 1995;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder M.Sitaram van 21 oktober 1996 aan geïntimeerde aanzeg­ging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat de advokaten van partijen te dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toege­licht en verdedigd, hebbende advokaat Mr.R.S.Baldew namens advokaat Mr.E.J.Bruma ten dage voor pleitnota peremptoir bepaald het Hof medegedeeld dat laatstge­noemde zich als gemachtigde van geintimeerde aan de zaak heeft onttrokken;
Overwegende, dat terzelfde terechtzitting advokaat Mr.R.S.Baldew namens advokaat Mr.J.Kraag recht op stukken heeft gevraagd, terwijl advokaat Mr.A.Baarh het Hof heeft medegedeeld dat advokaat Mr.H.R.Lim A Po zich als gemachtigde van geintimeerde heeft gesteld;
Overwegende dat nadat de gemachtigde van geinti­meerde een hier als geinsereerd aan te merken schrifte­lijke conclusie tot uitlating had genomen het Hof aanvankelijk vonnis in de zaak had bepaald op 9 juli 1999, doch nader op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat de appellante tijdig in hoger beroep gekomen is van de beslissing van de Kantonrech­ter in het Eerste Kanton d.d. 18 april 1995;
Overwegende, dat de appellante geen grieven heeft aangevoerd tegen die beslissing en recht op stukken heeft verzocht, hetgeen betekent dat het Hof zal moeten nagaan of de eerste rechter het recht op de juiste wijze toegepast heeft op de door de partijen aangedra­gen feiten;
Overwegende, dat nu het Hof zich zowel wat de vaststelling van de feiten als de toepassing van het recht op die feiten betreft met de Kantonrechter kan verenigen, het Hof het vonnis, waarvan beroep, zal bevestigen, met veroordeling van de appellante, als de in het ongelijk gestelde partij, in de gedingkosten;

RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
Bevestigt het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton van 18 april 1995, waarvan beroep.
Veroordeelt appellante in de gedingkosten aan de zijde van de geintimeerde in hoger beroep gevallen en begroot op f.2.500,–;
Met inbegrip van het door het Hof aan haar advo­kaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van f.2500,—;
Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellante op f. nihil;

Aldus gewezen door de heren: Mr.S.GANGARAM-PANDAY, fungerend-President, Mr.P.G.WOLFF en Mr.K.PULTOO, Leden en door de fungerend-President uitgesproken ter openba­re terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 6 AUGUSTUS 1999, in tegenwoordigheid van Mr.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Griffier.

w.g.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD w.g.S.GANGARAM PANDAY

Partijen, appellante vertegenwoordigd door advo­kaat Mr.G.Gangaram Panday namens haar gemachtigde, advokaat Mr.J.Kraag en geïntimeerde vertegenwoordigd door advokaat Mr.H.Essed namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.H.R.Lim A Po, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.