SRU-HvJ-2000-1

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-379
  • Uitspraakdatum 18 februari 2000
  • Publicatiedatum 11 april 2019
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Personeelswet.
    Het Hof acht de door de Minister van Justitie en Politie opgelegde tuchtstraffen niet in overeenstemming met de aan verzoeker verweten gedraging, te weten het plegen van plichtsverzuim. Het Hof vernietigt de beschikking van de Minister van Justitie en Politie en bepaalt (met toepassing van art. 82 lid 4 van de Personeelswet) dat verzoeker wegens plichtsverzuim zal worden geschorst voor de tijd van een maand met inhouding van zijn bezoldiging.

Uitspraak

H.M.
A – 379

[verzoeker], wonende te [plaats] in het [district 1] ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Watermolenstraat 36 beneden, ten kantore van de advokaat Mr.E.C.M.Hooplot, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.E.C.M.HOOPLOT, advokaat,
verzoeker,

t e g e n

DE STAAT SURINAME, rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende te Paramaribo aan de Gravenstraat nr.5, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.A.R.BAARH, advokaat,
verweerder,

De Vice-President spreekt in deze zaak, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien ’s Hofs interlocutoire vonnissen van 6 februari 1998 en 22 januari 1999 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in
laatstvermeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;
Overwegende, dat ter bevolen en gehouden comparitie van partijen zijn verschenen verzoeker in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, advokaat Mr.E.C.M.Hooplot, Mevr.K.Hussain Ali-Mathoera, Hoofd-Inspekteur van Politie (Afdeling Personeelszaken van Politie) namens verweerder en hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat ter terechtzitting van 9 april 1999, Mr.H.P.Boldewijn namens de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder hebben gepersisteerd, waarna partijen vonnis hebben gevraagd, waarvan de uitspraak aanvankelijk was bepaald op 21 mei 1999, doch na enige malen te zijn aangehouden nader op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat het Hof andermaal volhardt bij het tussenvonnis van 6 februari 1998 en hetgeen dienaangaande is overwogen;
Overwegende, dat het Hof de vraag of verweerder in de van hem verlangde bewijslevering is geslaagd, bevestigend beantwoordt, blijkende immers uit de verklaringen van de op zijn, verweerders, verzoek gehoorde getuigen [naam 1] en [naam 2], in onderling verband en samenhang beschouwd, welke verklaringen eerder bevestiging dan weerlegging vinden in de verklaringen van de in de contra-enquete gehoorde getuigen [naam 3] en [naam 4], gevoegd bij de bij tussenvonnis van 22 januari 1999 gelaste en ter op 26 februari 1999 gehouden inlichtingencomparitie door verzoeker verschafte informaties zodanige maatregelen te treffen om te voorkomen dat de verdachte [naam 5] onrechtmatig van zijn vrijheid is beroofd;
Overwegende, dat het Hof van oordeel is dat verzoeker zich derhalve heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim en hiervoor gestraft behoort te worden;
, dat hij, verzoeker, op 10 maart 1996 verzuimd heeft
Overwegende, dat het Hof de door de Minister van Justitie en Politie opgelegde tuchtstraffen niet in overeenstemming acht met de aan verzoeker verweten gedraging weshalve de beschikking waarvan beroep behoort te worden vernietigd, zullende het Hof tevens met toepassing van artikel 82 lid 4 van de Personeelswet een tuchtstraf opleggen als in het dictum van dit vonnis te melden RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:
Vernietigt de beschikking van de Minister van Justitie en Politie van 11 juli 1996 [nummer];
Bepaalt dat verzoeker wegens plichtsverzuim zal worden geschorst voor de tijd van een maand met inhouding van zijn bezoldiging;

Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.VON NIESEWAND, Vice-President, Mr.P.G.WOLFF en Mr.K.PULTOO, Leden en door de Vice-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 18 februari 2000, in tegenwoordigheid van Mr.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Griffier.

w.g.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD w.g.J.R.VON NIESEWAND

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advokaat Mr.H.ESSED namens de gemachtigden van partijen, advokaten Mr.E.C.M.HOOPLOT en Mr.A.R.BAARH.