SRU-HvJ-2001-1

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-358
  • Uitspraakdatum 20 juli 2001
  • Publicatiedatum 30 maart 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Niet voldaan aan bewijsopdracht. Het Hof ontzegt verzoekster haar vordering als onbewezen.

Uitspraak

S.M.

A-358.

[verzoekster], wonende te [district] aan [adres], ten deze domicilie kiezende aan de wagenwegstraat no.41 ben.ten kantore van Mr.A.R.BAARH, advokaat,

verzoekster,

t e g e n

A. DE STAAT SURINAME, MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname, kantoorhoudende ten Parkette aan de Gravenstaat no.3.

B. HET LANDSBEDRIJF ACADEMISCH ZIEKENHUIS PARAMARIBO, rechtspersoon, door wie tot hun beider gemachtigde is gesteld Mr.T. GANGARAM PANDAY, advokaat,

verweerders,

De Vice-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:

Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien ’s Hofs interlocutoire vonnissen respectivelijk van 6 juni 1996, 23 januari 1998, 2 juli 1999 en 19 november 1999 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ’s Hofs laatstvermeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;

Overwegende, dat de verzoeker in de enquete twee getuigen heeft doen horen, die hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte hier als ingelast te beschouwen proces-verbaal staat gerelateerd;

Overwegende dat de gemachtigde van verweerder sub A in de contra-enquete geen getuigen heeft doen horen, terwijl de gemachtigde van verweerder sub B twee getuigen heeft doen horen, die hebben verklaard gelijk in de daarvan opgemaakte hier als ingelast te beschouwen processen-verbaal staan gerelateerd;

Overwegende, dat de gemachtigde van partijen hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusies na gehouden contra enquete hebben genomen, waarna het Hof vonnis in de zaak aanvankelijk had bepaald op 15 juni 2001, doch na enige malen te hebben aangehouden, nader op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Overwegende, dat het Hof volhardt bij het tussenvonnis van 19 november 1999 en hetgeen dienaangaande is overwogen;

Overwegende, dat verzoekster ten einde het van haar verlangde bewijs te leveren, twee getuigen heeft doen horen te weten [naam 1] en [naam 2];

Overwegende, dat het hof de vraag of verzoekster het van haar verlangde bewijs geleverd heeft ontkennend beantwoordt, blijkende dat het bewijs geleverd heeft ontkennend beantwoordt, blijkende dat bewijs immers niet uit de verklaringen van genoemnde getuigen;

Overwegende, dat mitsdien tussen partijen niet is komen dat zij – verzoekster – enkele keren na april 1996 als hulpkracht in het Landsbedrijf Academisch Ziekenhuis tevergeefs door tussenkomst van de Personeelschef haar diensten heeft aangeboden;

Overwegen, dat het Hof verzoekster haar vordering als onbewezen aan haar zal ontzeggen;

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;

RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:

Ontzegt aan verzoekster haar vordering;

Aldus gewezen door de heren Mr.J.R.VON NIESEWAND, Vice-President, Mr.K.PULTOO en Mw.Mr.Drs.C.C.L.A. VALSTEIN-MONTOR, Leden en door de Vice-Presi­dent uitge­sproken ter openbare terecht­zitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 20 JULI 2001, in tegenwoor­dig­heid van Mr.R.R.BRIJBHOKUN, Fungerend-Griffier.

Partijen, verzoekster vertegenwoordigd door haar gemachtigde, advokaat Mr. A.R.BAARH en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advokaat Mr.T.GANGARAM PANDAY, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.