SRU-HvJ-2002-7

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A 468
  • Uitspraakdatum 15 november 2002
  • Publicatiedatum 05 oktober 2023
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Aan de beschikking van de Minister van Justitie en Politie de dato 19 juni 2000 No.1087, ligt voor wat betreft de reden van ontslag van verzoeker een ondeugdelijke motivering ten grondslag en op grond hiervan kan voormelde beschikking niet in stand blijven en dient deze vernietigd te worden.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

A-468
M.H. M.HA – 470

[Verzoeker], wonende te [district], ten deze domicilie kiezende aan de Koninginnestraat no.10, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.A.R.Baarh, advokaat,
verzoeker,

t e g e n

DE STAAT SURINAME, met name Het Ministerie van Justitie en Politie, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende in haar Parket aan de Gravenstraat no.3 te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.J.Kraag, advokaat,
verweerder,

De Vice-President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:

Betalend Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien ’s Hofs interlocutoir vonnis van 2 november 2001 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ’s Hofs voormeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;

Overwegende, dat verweerder in de enquête drie getuigen heeft doen horen, terwijl verzoeker in de contra enquête twee getuigen heeft doen horen, hebbende die getuigen verklaard gelijk in de daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen – processen-verbaal staat gerelateerd;

Overwegende, dat de gemachtigde van verweerder hierna een – hier als geinsereerd aan te merken – schriftelijke conclusie na gehouden enquête heeft genomen;

Overwegende, dat partijen vervolgens vonnis hebben gevraagd, waarvan de uitspraak aanvankelijk was bepaald op 4 oktober 2002, doch nader op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Overwegende, dat het Hof volhardt bij het tussenvonnis van 2 november 2001 en hetgeen dienaangaande is overwogen;

Overwegende, dat verweerder teneinde het van hem verlangde bewijs te leveren een aantal getuigen heeft doen horen te weten [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] en tevens tijdens het verhoor van [getuige 4] heeft doen overleggen een drietal processen-verbaal daterend van 7 februari 2000, 7 februari 2000 en 15 februari 2000;

Overwegende, dat in één der processen-verbaal, daterend van 7 februari 2000 is gerelateerd de verklaring van [gedetineerde] geheten terwijl elk van de twee andere processen-verbaal verklaringen bevatten van [gedetineerde 2];

Overwegende, dat het Hof bespreking van de verklaringen van de getuigen van [getuige 1] en [getuige 2] zo ook van [getuige 5] in het midden zal laten omdat die verklaringen omtrent het bewijsthema niets terzake dienende inhouden;

Overwegende, dat het Hof op grond van de verklaringen van de [getuige 3] en [getuige 4], in onderling verband en samenhang beschouwd, gevoegd bij de processen-verbaal, daterend van 7 en 15 februari 2000 en houdende verklaringen van de [gedetineerde 2], bewezen acht en tussen partijen als rechtens vaststaand aanneemt, dat verzoeker van de [gedetineerde 2] op 6 februari 2000 ter leen heeft ontvangen een bedrag van Sf.70.000,–; dat, omdat terugbetaling van dit bedrag door verzoeker aan [gedetineerde 2] uitbleef, verzoeker op voorstel van [gedetineerde 2] aan [gedetineerde 2] zijn, – verzoekers,-vingerring van geel metaal gaf als zekerheid voor de terugbetaling door verzoeker aan [gedetineerde 2] van het bedrag van Sf.70.000,–;

Overwegende, dat de toedracht van hetgeen zich op 6 februari 2000 voltrokken heeft rond de door de [gedetineerde 2] aan verzoeker verstrekte lening van het bedrag van Sf.70.000,– niet op waarachtige wijze weergegeven is in de beschikking van 19 juni 2000 No.1087 van de Minister van Justitie en Politie, waarbij aan verzoeker de tuchtstraf van ontslag is opgelegd;

Overwegende toch, dat niet waar is dat verzoeker een vingerring van geel metaal heeft achtergelaten voor de [gedetineerde 2]. welke als borgsom moest dienen voor een geleend geldsbedrag van Sf.70.000,–;

Overwegende, dat het Hof dan ook van oordeel is, dat aan de beschikking van de Minister van Justitie en Politie de dato 19 juni 2000 No.1087, voor wat betreft de reden van ontslag van verzoeker een ondeugdelijke motivering ten grondslag ligt en dat op grond hiervan al voormelde beschikking niet in stand kan blijven en vernietigd dient te worden;

Overwegende, dat nu vernietiging van de ontslagbeschikking herleving van de rechtsrelatie tussen partijen tot gevolg heeft, ontgaat het het Hof geheel welk belang verzoeker heeft bij de mede gevorderde veroordeling van verweerder tot betaling aan verzoeker van zijn salaris vanaf 19 juni 2000;

Overwegende, dat het Hof dan ook beslissen zal als in het dictum te melden;

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;

RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:

Vernietigt de beschikking van de Minister van Justitie en Politie de dato 19 juni 2000 No.1087;

Wijst af het meer of anders gevorderde;

Aldus gewezen door: Mr.J.R.VON NIESEWAND, Waarnemend-President, Mw.Mr.Drs.C.C.L.A.VALSTEIN-MONTNOR, Lid en Mr.I.H.M.H.RASOELBAKS, Lid-Plaatsvervanger en door de Waarnemend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van VRIJDAG, 15 november 2002, in tegenwoordigheid van Mr.M.E.VAN GENDEREN-RELYVELD, Substituut-Griffier.

w.g.M.E.Van Genderen-Relyveld w.g.J.R.Von Niesewand

Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advokaat, Mr.A.R.Baarh en verweerder vertegenwoordigd door advokaat Mr.D.Kraag namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.J.Kraag, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.

M.H.