SRU-HvJ-2004-4

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 14210
  • Uitspraakdatum 05 november 2004
  • Publicatiedatum 19 juli 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Overwogen is dat het verzoek aan het Hof is gedaan om bij wege van provisionele voorziening de staking van de tenuitvoerlegging van het vonnis, A.R.No.03/4760 te gelasten, totdat in dat geschil een definitieve eindbeslissing zal komen. Het Hof heeft overwogen dat de artikelen 57 en 272 Rv een eigenaardige tegenstelling vertonen. Volgens art. 57 Rv kan, ingeval de eerste rechter een vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, de rechter in hoger beroep die uitvoerbaarheid alsnog uitspreken bij incidenteel vonnis. Volgens art. 272 Rv kan de rechter in hoger beroep op gelijke wijze de staking bevelen van een vonnis, dat door de eerste rechter ten onrechte bij voorraad uitvoerbaar is verklaard.
    De eigenaardige tegenstelling is, dat, naar artikel 57 de voorlopige tenuitvoerlegging niet alleen kan worden toegestaan, indien de eerste rechter deze had moeten uitspreken, maar ook indien hij het had kunnen doen, terwijl naar artikel 272 de staking alleen bevolen kan worden indien de eerste rechter de voorlopige tenuitvoerlegging niet had mogen toestaan, en niet indien hij het slechts niet had behoeven te doen.
    Deze tegenstelling kan alleen daaruit verklaard worden, dat de regeling blijkens de literatuur, afkomstig is uit een tijd waarin voorlopige voorzieningen van overwegend belang waren, omdat de processen zo lang duurden, dat, wanneer eenmaal een gewijsde verkregen zou zijn, veelal de zaak alle belang zou hebben verloren.
    Zo is het vermoedelijk te verklaren, dat men enerzijds de rechter in hoger beroep wel in de gelegenheid heeft willen stellen de voorlopige uitvoerbaarheid alsnog uit te spreken, waar, naar zijn aanvankelijke indruk, het beroep ongegrond was en anderzijds heeft willen voorkomen, dat, indien de eerste rechter van oordeel was geweest, dat het gelijk blijkbaar aan de zijde van de eisende partij was, en daarom de uitvoerbaarheid bij voorraad had uitgesproken, het geding in hoger beroep zou beginnen met een incidenteel verzoek om de voorlopige uitvoerbaarheid weer buitenwerking te stellen;
    Het Hof merkt voorts op dat de wet aan de bepaling van artikel 56Rv, krachtens welke de voorlopige tenuitvoerlegging van vonnissen voor bepaalde gevallen kan worden bevolen, vooraf laat aan het voorschrift van artikel 55 van gemeld wetboek, dat de voorlopige tenuitvoerlegging in de aldaar genoemde gevallen mag worden bevolen, welk voorschrift door de rechter moet worden toegepast op alle vonnissen, die op een authentieke titel of op een onderhands geschrift berusten onverschillig welk geschil bij het vonnis beslist wordt. Het Hof merkt vervolgens op dat artikel 272 Rv slechts de strekking heeft om de hogere rechter de beslissing te laten, of, gegeven het in het aangevallen vonnis omtrent de zaak zelve besliste, de bevolen provisionele tenuitvoerlegging volgens de wet toelaatbaar is. Het Hof wijst het gedaan verzoek derhalve af.

Uitspraak

G.R.No.14210

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

Gezien het verzoekschrift van [verzoeker] ingekomen ter Griffie van het Hof van Justitie op 21 september 2004 wonende te [plaats], domicilie kiezende aldaar aan de Koninginnestraat no.10, ten kantore van Mr.A.R.Baarh, advokaat bij het Hof van Justitie, ten deze gemachtigd met de macht van substitutie door verzoeker;

Gezien de zijdens verzoeker genomen incidentele conclusie van eis de dato 7 oktober 2004;

Gelet op het proces-verbaal van verhoor in Raadkamer de dato 7 oktober 2004;

Overwegende, dat verzoeker op gronden aangegeven in zowel het verzoekschrift als in de incidentele conclusie van eis welke gronden als hier letterlijk herhaald en geinsereerd worden aangemerkt, het Hof het verzoek gedaan heeft bij wege van provisionele voorziening te gelasten de staking van de tenuitvoerlegging van het vonnis de dato 11 maart 2004 (A.R.No.03/4760 in de zaak van [naam 1] c/a [verzoeker]) tot dat in de onderhavige zaak een definitieve eindbeslissing zal zijn gegeven;

Overwegende, dat verweerder tijdens het verhoor in Raadkamer het gedaan verzoek op onderscheiden gronden heeft bestreden;

Overwegende, dat het Hof in verband met voormeld verzoek opmerkt dat de artikelen 57 en 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een eigenaardige tegenstelling vertonen. Volgens het eerste kan, ingeval de eerste rechter een vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, de rechter in hoger beroep die uitvoerbaarheid alsnog uitspreken bij incidenteel vonnis, volgens het tweede kan hij op gelijke wijze de staking bevelen van een vonnis, dat door de eerste rechter ten onrechte bij voorraad uitvoerbaar is verklaard. De eigenaardige tegenstelling is, dat, naar artikel 57 de voorlopige tenuitvoerlegging niet alleen kan worden toegestaan, indien de eerste rechter deze had moeten uitspreken , maar ook indien hij het had kunnen doen, terwijl naar artikel 272 de staking alleen bevolen kan worden indien de eerste rechter de voorlopige tenuitvoerlegging niet had mogen toestaan, en niet indien hij het slechts niet had behoeven te doen. Deze tegenstelling kan alleen daaruit verklaard worden, dat de regeling blijkens de literatuur, afkomstig is uit een tijd waarin voorlopige voorzieningen van overwegend belang waren, omdat de processen zo lang duurden, dat, wanneer eenmaal een gewijsde verkregen zou zijn, veelal de zaak alle belang zou hebben verloren. Zo is het vermoedelijk te verklaren, dat men enerzijds de rechter in hoger beroep wel in de gelegenheid heeft willen stellen de voorlopige uitvoerbaarheid alsnog uit te spreken, waar, naar zijn aanvankelijke indruk, het beroep ongegrond was en anderzijds heeft willen voorkomen, dat, indien de eerste rechter van oordeel was geweest, dat het gelijk blijkbaar aan de zijde van de eisende partij was, en daarom de uitvoerbaarheid bij voorraad had uitgesproken, het geding in hoger beroep zou beginnen met een incidenteel verzoek om de voorlopige uitvoerbaarheid weer buitenwerking te stellen;

Overwegende, dat het Hof wijders opmerkt dat de wet aan de bepaling van artikel 56 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, krachtens welke de voorlopige tenuitvoerlegging van vonnissen voor bepaalde gevallen kan worden bevolen, vooraf laat aan het voorschrift van artikel 55 van gemeld wetboek, dat de voorlopige tenuitvoerlegging in de aldaar genoemde gevallen mag worden bevolen, welk voorschrift door de rechter moet worden toegepast op alle vonnissen, die op een authentieke titel of op een onderhands geschrift berusten onverschilling welk geschil bij het vonnis beslist wordt;

Overwegende, dat het Hof vervolgens opmerkt, dat artikel 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering slechts de strekking heeft om de hogere rechter de beslissing te laten, of, gegeven het in het aangevallen vonnis omtrent de zaak zelve besliste, de bevolen provisionele tenuitvoerlegging volgens de wet toelaatbaar is;

Overwegende, dat nu het Hof in casus van oordeel is , dat, gegeven hetgeen in het vonnis van de Kantonrechter in kort geding de dato 11 maart 2004 (Ar.No.03/4760), waartegen appel, omtrent het geschil zelve is beslist de bevolen provisionele tenuitvoerlegging volgens de wet toegelaten moet worden, dient het gedaan verzoek te worden afgewezen; verzoeker zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten hebben te dragen;

BESLISSENDE IN HET INCIDENT:

Wijst het gedaan verzoek af;

Verwijst verzoeker in de kosten van dit proces, aan de zijde van verweerder gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD……………..

Aldus gewezen door: Mr.J.R.Von Niesewand, Waarnemend President, Mr.I.H.M.H.Rasoelbaks, lid en Mr.D.D.Sewratan, Lid-Plaatsvervanger en door de Waarnemend President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van 5 november 2004, in tegenwoordigheid van Mr.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.

Partijen, vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden, advokaten Mr.A.R.Baarh en Mr.M.G.A.Vos, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.

M.H.