- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-617
- Uitspraakdatum 18 mei 2007
- Publicatiedatum 21 juni 2023
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Het Hof van Justitie heeft overwogen dat verzoeker niet verplicht is om gebruik te maken van zijn beklagrecht vervat in artikel 78 van de Personeelswet. Voorts is overwogen dat blijkens de Memorie van Toelichting op de Personeelswet paragraaf 6: schorsing, ontslag en wachtgeld, ontslag met terugwerkende kracht alleen bij samenloop met schorsing – te weten tot de datum van ingang daarvan – mogelijk is gemaakt. Verzoeker was niet geschorst, weshalve de ontslagbeschikking vernietigd dient te worden verklaard. Hoofdregel:een belastende c.q. bezwarende beschikking mag niet terug werken. Verweerder heeft met de totstandkoming van de ontslagbeschikking (met terugwerkende kracht) het rechtsbeginsel der rechtszekerheid veronachtzaamd.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
A-617
[Verzoeker], wonende aan [adres], te dezer zake domicilie kiezende aan de Koninginnestraat no.10, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.A.R.Baarh, advocaat,
verzoeker,
t e g e n
DE STAAT SURINAME, (Ministerie van Defensie), in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende aan de Henck Arronstraat no.3 te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.H.A.M.Essed, advocaat,
verweerder,
De President spreekt in deze zaak in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat [verzoeker] zich bij verzoekschrift tot het Hof heeft gewend, daarbij stellende:
- Verzoeker wenst de volgende vordering in te stellen tegen DE STAAT SURINAME, (Ministerie van Defensie), in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende aan de H.A.E.Arronstraat no.3 te Paramaribo, verweerder.
- Verzoeker is militair ambtenaar in de zin van de Wet Rechtspositie militairen S.B.1996 no.28 in de rang van Korporaal der Eerste klasse in vaste dienst, ingedeeld bij de landmacht.
- Verzoeker heeft wegens medische redenen, zie attest J.E.Anijs, internist dd. 04 november 2003, prod.1, toestemming gevraagd en gekregen van het bevoegde gezag om op 31 december 2003 naar het buitenland te vertrekken en aldaar te vertoeven tot en met 27 maart 2004 zoals blijkt uit het schrijven van de chef Generale Staf van het Nationaal Leger dd. 31 december 2003, prod.2.
- Verzoeker is in Nederland onder medische behandeling geweest te rekenen van 02 januari 2003 tot en met 27 april 2004. Vervolgens is de medische (na) behandeling en observatie voortgezet in de periode april 2004 tot en met december 2004 en de op die periode betrekking hebbende attesten heeft verzoeker gefaxt voor het Hoofd G-4 (de major Weegman). Verzoeker legt hierbij over een kopie van een attest dd.19 maart 2004 respectievelijk 14 april 2004 als voorbeeld. Prod.3 en 4.
- Daarna is verzoeker op 08 april 2005 ontslagen uit het ziekenhuis waar hij operatie heeft ondergaan en op 10 april 2005 is verzoeker naar Suriname teruggekeerd.
- Direct na terugkeer in Suriname heeft verzoeker zich voor diensthervatting aangemeld bij het Hoofd G-4. Verzoeker is toen aangezegd zich te verweren in verband met zijn afwezigheid hetgeen hij ook heeft gedaan.
- Verzoeker is evenwel niet toegelaten om te werken, maar hij moest tot nader order thuis blijven.
- Hoewel verzoeker herhaaldelijk navraag heeft gedaan wanneer hij weer aan de slag kan gaan, kreeg hij steeds te horen dat hij bericht thuis moest afwachten.
- Eind mei 2006 heeft verzoeker zich weer aangemeld en toen is hem uitgereikt een beschikking van de Minister van Defensie dd. 30 juni 2005 [nummer 1] prod.5 waarbij aan verzoeker ontslag uit staatsdienst is verleend wegens het niet hervatten van de dienst na genoten vakantieverlof ex.art.69 lid 2 sub k van de Personeelswet.
- Verzoeker kan zich niet met de ontslaggrond verenigen omdat hij, zoals blijkt uit de overgelegde attesten, het Hoofd G-4 van zijn ziekte en verblijf terzake in Nederland volledig op de hoogte heeft gesteld.
- Het adres van verzoeker in Nederland is/was bij verweerder bekend doch heeft verweerder nagelaten via de ambassade of het consulaat-generaal van Suriname in Nederland onderzoek te doen naar de reden van afwezigheid van verzoeker in welk geval het verweerder kan bekend zou zijn geworden, voor zover hij dat al niet wist, dat verzoeker wegens ziekte, zoals door J.E.Anijs, internist in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo geïndiceerd, niet naar Suriname kon terugkeren en dat zijn afwezigheid wettig en geoorloofd was.
- Verzoeker is nog steeds ziek en hij mag van de voornoemde internist werken van 07.00 v.m. tot 12.00 uur n.m. prod.6.
- Verweerder heeft in strijd gehandeld met het algemeen beginsel van arbeidsrecht dat een werknemer tijdens ziekte niet mag worden ontslagen.
- Op grond van het vorenstaande mag de voormelde beschikking van de Minister van Defensie wegens strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur en de wet niet in stand blijven.
- Alle door verzoeker aangehaalde en overgelegde bescheiden worden hier als letterlijk herhaald en geinsereerd beschouwd.
Overwegende, dat verzoeker op deze gronden heeft gevorderd:
Primair:
Zal worden vernietigd althans nietig zal worden verklaard de beschikking van de Minister van Defensie dd.30 juni 2005 [nummer 1].
Subsidiair:
Verweerder terzake voorschreven zal worden veroordeeld om aan verzoeker te betalen zijn salaris te rekenen van 28 maart 2004 tot de dag volgende op die waarop de ten rekeste vermelde ontslagbeschikking aan verzoeker is uitgereikt, vermeerderd met de rente ad 6% per jaar vanaf de dag van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening, Kosten rechtens.
Overwegende, dat van de Staat Suriname binnen de wettelijke gestelde termijn een verweerschrift ter Griffie is binnengekomen, waarin het navolgende als verweer wordt aangevoerd;
- Verweerder ontkent en betwist al hetgeen verzoeker heeft gesteld in zijn inleidend rekest, voorzover zij deze niet gaaf en onvoorwaardelijk heeft erkend, onder aanbod van uitdrukkelijk bewijs van al zijn stellingen door alle middelen rechtens, zonder onverplicht bewijslast op zich te nemen.
FORMEEL VERWEER
Geen beklag
- Verzoeker heeft niet krachtens artikel 78 van de Personeelswet gebruik gemaakt van het recht om binnen een maand schriftelijk beklag te doen bij het hoger gezag dan het orgaan dat het besluit tot stopzetting van zijn bezoldiging en van zijn ontslag genomen heeft. Zijn bezoldiging is stopgezet op 28 maart 2004 en hij is ontslagen op 30 juni 2005, te rekenen van 28 maart 2004. Verzoeker is dan ook niet ontvankelijk in zijn vordering.
MATERIEEL VERWEER
- Voor zover het Hof voorgaand formeel verweer niet juist acht wenst verweerder het volgend materieel verweer te voeren.
DE FEITEN
Militair ambtenaar
- Verzoeker was voor zijn ontslag militair ambtenaar.
Geen ziekteverlof
- Verweerder ontkent en betwist het gestelde in het 3e sustenu van eis. De door verzoeker overgelegde productie no.1, afkomstig van J.E.Anijs, is geen verzoek van verzoeker om ziekteverlof c.q. toestemming om wegens medische redenen in het buitenland te vertoeven, maar een verklaring van een arts dat betrokkene een herniaoperatie in Nederland wil laten verrichten. In de verklaring staat overigens niet dat de operatie noodzakelijk was. Verweerder ontkent en betwist ook dat deze verklaring haar ooit heeft bereikt en dat deze verklaring een verzoek is om ziekteverlof in de zin der wet. In ieder geval is aan verzoeker nimmer overeenkomstig artikel 45 jo. Artikel 54 van de Personeelswet ziekteverlof verleend.
Verklaring vals
- Voormelde verklaring is gedateerd 4 november 2003. De handtekeningen en stempels van Drs.Landveld (arts Militair Hospitaal en Elnt-Hofwijks (destijds leidinggevende van de afdeling waar verzoeker werkzaam was) zij echter gedateerd 8 oktober 2003 en 10 oktober 2003. Kennelijk heeft verzoeker gefraudeerd met dit stuk, Verweerder beticht deze productie dan ook van vals en verzoekt het Hof dan ook om boorbij aan deze verklaring.
Vakantieverlof
- Verzoeker heeft verweerder, blijkens een fotokopie van het hierbij overgelegde schrijven d.d. 16 december 2003 (productie A) toestemming gevraagd om vakantieverlof in het buitenland door te brengen en niet om ziekteverlof. Blijkens de door verzoeker overgelegde productie 2 is aan hem geen verlof voor operatie c.q. ziekteverlof verleent, maar is aan verzoeker de gevraagde vakantie verlof en toestemming om in het buitenland te vertoeven verleent.
Geen attesten ontvangen
- Verweerder ontkent en betwist het gestelde in het 4e en 5e sustenu van eis. Verzoeker stelt dat hij attesten, heeft gefaxt voor het Hoofd G-4, echter overlegt hij geen bewijzen dat de faxen zijn verstuurd naar verweerder. De door verzoeker overgelegde productie 3 en 4 leveren dus geen bewijs van ontvangst van het fax bericht op. Verweerder heeft nimmer de vermeende faxen c.q. attesten ontvangen.
Meldingsplicht
9.Bovendien blijkt uit de door verzoeker overgelegde producties geenszins dat verzoeker in het ziekenhuis lag c.q. is geopereerd. Verweerder ontkent en betwist dat verzoeker geopereerd is. De overgelegde producties schijnen afkomstig te zijn van een huisarts in Nederland, N.Raghoenath, die volgens zijn verklaring verzoeker eerst in behandeling had voor ontregelde diabetes en een pijnlijke hernia. In de verklaring van dezelfde arts d.d. 14 april 2004 stelt die dat verzoeker alleen in behandeling was voor een ontregelde diabetes. Verweerder beticht de vermeende attesten van valsheid althans van intellectuele valsheid. Indien en voorzover verzoeker tijdens zijn vakantieverlof in het buitenland ziek werd, diende hij dat conform de wet te melden aan verweerder via het consulaat, waarna aan hem volgens de wettelijke procedure ziekteverlof zou kunnen zijn verleent.
- Bovendien verklaart de arts in de vermeende attesten dat hij verzoeker niet in staat achtte tot en met 30 april 2004 naar Suriname te reizen. Het is dus pertinent onwaar dat de vermeende attesten betrekking hebben op de periode april 2004 tot en met 30 december 2004.
- Verweerder ontkent en betwist dan ook dat verzoeker in april 2005 uit het ziekenhuis is ontslagen, immers in het 4e sustenu van het rekest beweert verzoeker zelf dat hij in de periode april 2004 tot en met december 2004 is nabehandeld en geobserveerd.
Geen diensthervatting na genoten vakantieverlof
- Verweerder ontkent en betwist het gestelde in het 6e t/m 9e sustenu van eis.Verzoeker heeft zijn werkzaamheden na genoten vakantieverlof op 28 maart 2004 niet hervat. Blijkens een hierbij overgelegde fotokopie van het schrijven d.d. 24 mei 2004 (produktie B), heeft verweerder verzoeker conform de wet aan geschreven en in de gelegenheid gesteld om zich terzake schriftelijk te verweren, hetgeen verzoeker heeft erkent en in rechte thans vaststaat.
Geen verweerschrift
- Verweerder ontkent ten stelligste dat verzoeker een verweerschrift heeft ingediend, althans zich verweert heeft, en dat hij zich voor diensthervatting heeft aangemeld. Verweerder heeft daarom de ontslagprocedure ingezet, zoals blijkt uit het hierbij overgelegde fotokopie van het schrijven afkomstig van verweerder d.d. 26 april 2006 (produktie C)
HET GESCHIL
- Verzoeker stelt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het algemeen beginsel van arbeidsrecht, met name geen ontslag tijdens ziekte en in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur en de wet.
- Verweerder ontkent en betwist het gestelde in het 10e t/m 14e sustenu van eis. Uit de door verzoeker overgelegde bescheiden blijkt op gene wijze dat verweerder op de hoogte was van de vermeende ziekte en vermeende operatie. Verweerder had de plicht een eventuele ziekte te melden doch heeft op geen enkele wijze bewezen dat hij aan die verplichting heeft voldaan. Op verweerder rust geen onderzoeksplicht naar de onwettige afwezigheid van verzoeker.
- Indien verzoeker in aanmerking wenste te komen voor ziekteverlof dan diende hij de daartoe bij en krachtens de wet aangegeven procedure te volgen. De vermeende attesten van de internist hebben geen rechtsgevolg, althans niet het rechtsgevolg dat verzoeker met ziekte verlof is. Aan verzoeker is nimmer ziekteverlof verleend en maakt hij dan ook geen aanspraak op terzake geldende voorzieningen, c.q. bescherming.
Slechts ambtenaar
- Verweerder ontkent en betwist dat zij in strijd met de algemene beginselen van arbeidsrecht gehandeld heeft. Tussen verzoeker en verweerder bestaat geen arbeidsverhouding krachtens het commune arbeidsrecht. Verzoeker heeft een aanstelling krachtens de Personeelswet, welke wet aan verzoeker ook het rechtsmiddel van beklag heeft toegekend, doch waarvan verzoeker ook geen gebruik heeft gemaakt. Verzoeker heeft zich dan ook als een slechts ambtenaar gedragen, door eerst onwettig afwezig te zijn en vervolgens geen gebruik te maken van zijn rechtsmiddelen van verweer en van beklag.
- Verweerder ontkent dat zij verzoeker tijdens ziekte heeft ontslagen. Indien verzoeker werkelijk ziek was – goud non – dan diende hij verweerder daarvan op de hoogte te stellen en zich na zijn terugkeer terstond te melden bij het Militair Hospitaal dat speciaal voor militairen is ingericht en waar hij zich diende te laten onderzoeken. Verzoeker heeft het dan ook geheel aan zich te wijten dat verweerder van zijn vermeende ziekte niet op de hoogte was en aan hem geen ziekteverlof is verleent, zo daartoe gronden waren. Verzoeker dient dan ook in te staan voor de gevolgen daarvan.
- Verweerder ontkent en betwist dan ook dat de afwezigheid van verzoeker wettig en geoorloofd was.
- Verweerder heeft met in achtneming van de wet en de beginselen van behoorlijk bestuur, de op de wet steunde maatregel tegen verzoeker genomen.
Verweerder verzoekt het Hof de hierbij overgelegde producties A, B en C als hier ingelast en woordelijk herhaald te beschouwen.
Overwegende, dat verweerder op deze gronden heeft geconcludeerd:
dat verzoeker niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, althans dat zijn vordering wordt afgewezen als te zijn ongegrond en onbewezen.
Overwegende, dat ingevolge s’ Hovens beschikking van 22 januari 2007 ten dage voor verhoor van partijen bepaald, in Raadkamer zijn verschenen, verzoeker in persoon bijgestaan door zijn gemachtiagde, advokaat Mr.A.R.Baarh, advokaat Mr.S.Bikharie namens advokaat Mr.H.A.M.Essed, gemachtigde van de Staat Suriname en Mr.M.van Lingen, vertegenwoordiger van het Ministerie van Defensie, die hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen – proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat de gemachtigden van partijen een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating hebben genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat het Hof hierna vonnis in de zaak heeft bepaald op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat, naar uit het procesdossier blijkt, verzoeker, Korporaal der Eerste Klasse in vaste dienst van het Ministerie van Defensie, ingedeeld bij de Landmacht met toepassing van artikel 69 lid 2 sub k van de Personeelswet, ontslag uit Staatsdienst (militaire dienst) is verleend, wegens het niet hervatten van de dienst na genoten vakantie-verlof;
Overwegende, dat verzoeker, tegen voormeld ontslag opkomend, op gronden, in het verzoekschrift, ingekomen op 22 juni 2006 ter Griffie van het Hof van Justitie, aangegeven welke gronden als in dit vonnis letterlijk herhaald en geinsereerd worden aangemerkt, het Hof het verzoek heeft gedaan om primair:
te vernietigen althans nietig te verklaren de beschikking van de Minister van Defensie de dato 30 juni 2005 [nummer 1];
Subsidiair: verweerder terzake voorschreven van 28 maart 2004 tot de dag volgende op die waarop de ten rekeste vermelde ontslagbeschikking aan verzoeker is uitgereikt, vermeerderd met de rente ad 6% per jaar vanaf de dag van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening;
Overwegende, dat verweerder als formeel verweer heeft aangevoerd, dat verzoeker niet krachtens artikel 78 van de Personeelswet gebruik gemaakt heeft van het recht binnen een maand schriftelijk beklag te doen bij het hoger gezag dan het orgaan dat het besluit tot stopzetting van zijn bezoldiging en van zijn ontslag genomen heeft; zijn bezoldiging is stopgezet op 28 maart 2004 en hij ontslagen is op 30 juni 2005, te rekenen van 28 maart 2004; dat verzoeker, aldus verweerder, dan ook niet ontvankelijk is in zijn vordering;
Overwegende, dat voormeld verweer het Hof voorkomt als te zijn ondeugdelijk nu verzoeker niet verplicht was van een hem toekomend recht gebruik te maken;
Overwegende, dat verweerders beroep op artikel 82 lid 3 van de Personeelswet hem niet vermag te baten en mitsdien faalt, nu het Hof enkel op daartoe strekkende vordering van de landsdienaar overeenkomstig gemelde wettelijke bepaling zou mogen beslissen;
Overwegende, dat, naar ondubbelzinnig uit het dictum van de beschikking van de Ministerie van Defensie de dato 30 juni 2005 blijkt, verzoeker te rekenen van 28 maart 2004, ontslag uit Staatsdienst (militaire dienst) is verleend;
Overwegende, dat, verzoeker mitsdien met terugwerkende kracht is ontslagen;
Overwegende, dat blijkens de Memorie van Toelichting op de Personeelswet paragraaf 6: schorsing, ontslag en wachtgeld 6. Ontslag met terugwerkende kracht alleen bij samenloop met schorsing – te weten tot de datum van ingang daarvan – mogelijk gemaakt is;
Overwegende, dat nu verzoeker niet geschorst was, zijnde het tegendeel gesteld noch gebleken, hij niet met terugwerkende kracht ontslagen had mogen worden;
Overwegende, dat nu zulks wel plaatsgevonden heeft dient vernietiging van de ontslagbeschikking te volgen, kunnende immers een belastende c.q. bezwarende beschikking niet terug werken;
Overwegende, dat het Hof summa sumarum oordeelt dat verweerder door te handelen als voormeld het rechtsbeginsel der rechtszekerheid heeft veronachtzaamd wat leiden moet tot toewijzing van het primair gevorderde;
RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:
Verklaart nietig de beschikking van de Minister van Defensie de dato 30 juni 2005 [nummer 1];
Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.Von Niesewand, President, Mr.H.E.Struiken, Lid en Mr.A.A.Hermelijn, Lid-Plaatsvervanger en door de President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 18 mei 2007, in tegenwoordigheid van Mr.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.
Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advokaat Mr.A.R.Baarh en verweerder vertegenwoordigd door advokaat Mr.M.Sheomber namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.H.A.M.Essed, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
M.H.