- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-438
- Uitspraakdatum 16 november 2007
- Publicatiedatum 15 juni 2020
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Niet ontvankelijk verklaring van verzoeker. Aangezien besluiten tot ontheffing van een functie niet in de limitatieve opsomming in artikel 79 lid 2 van de Personeelswet (Geldende Tekst 1985) voorkomt; zijn zij niet voor nietigverklaring althans voor vernietiging door het Hof vatbaar.
Uitspraak
Het Hof van Justitie
[verzoeker],
wonende aan [adres] te [district],
ten deze domicilie kiezende aan de Mr.F.H.R.Lim A Postraat no.1 bij het Advokatenkantoor Lim A Po,
voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.F.Kruisland,Advokaat,
Verzoeker
Tegen
DE STAAT SURINAME,
ten deze op de voet van artikel 146 lid 2 van de Grondwet vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
domicilie hebbende te diens Parkette aan de Henck Arronstraat (voorheen Gravenstraat) no.3 te Paramaribo,
voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.A.R.Baarh, advokaat,
verweerder,
De President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het volgende vonnis uit: (Betalend) Het Hof van Justitie van suriname;
Gezien ’s Hoven interlocutoire vonnissen respectievelijk van 19 juli 2002, 5 december 2003, 5 augustus 2005, 5 mei 2006, 20 april 2007 en 20 juli 2007 tussen partijen gewezen en uitgesproken;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in ’s Hoven laatstvermeld vonnis overwogen en beslist en voorts;
Overwegende, dat de door het Hof bevolen en gehouden comparitie van partijene zijn verschenen, verzoeker in persoon, bijgestaan door advokaat Mr.B.A.Halfhide namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.F.Kruisland, advokaat Mr.A.R.Baarh, gemachtigde van verweerder en de heer [naam], vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie en Politie, die hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen – proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat de gemachtigden van partijen een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating hebben overgelegd, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat het Hof hierna vonnis in de zaak heeft bepaald op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT;
Overwegende, dat nu de vele pogingen door partijen ondernomen teneinde in de onderhavige zaak tot een oplossing te geraken, tevergeefs zijn geweest, het Hof, conform het zijdens partijen gedaan verzoek, beslissen zal als na te melden;
Overwegende, dat, naar uit het proceskosten blijkt, verzoeker, Officier van Justitie in vaste dienst op het Parket van de Procureur-Generaal van het Ministerie van Justitie en Politie, bij besluit, genomen bij resolutie van de President van de Republiek Suriname de dato 4 oktober 1999 No.6732/99 met toepassing van artikel 23 lid 5 van de Personeelswet uit voormelde functie van Officier van Justitie werd ontheven en dat hij gelijktijdig ingedeeld werd in de rang van Hoofdambtenaar A Iste klasse (schaal 23), alsmede ter beschikking werd gesteld van de Minister van Justitie en Politie;
Overwegende, dat verzoeker, tegen voormeld besluit opkomend bij verzoekschrift, ingekomen ter Griffie van het Hof van Justitie op 4 november 1999, op grond van feiten, aan zijn vordering ten grondslag gelegd en in dit vonnis als letterlijk herhaald en geinsereerd worden aangemerkt, het Hof het verzoek heeft gedaan de resolutie van de President van de Republiek Suriname de dato 4 oktober 1999 no.0732/99, nietig te verklaren, althans te vernietigen;
Overwegende, dat verweerder, zich tegen toewijzing van het zijdens verzoeker gedaan verzoek op grond van aan dat verweer ten grondslag gelegde weren en stellingen verzettend, geconcludeerd heeft tot niet – ontvankelijk verklaring van verzoeker in diens vordering c.q. hem zulks te ontzeggen als ongegrond en niet bewezen;
Overwegende, dat opgemerkt zij, dat hetgeen van het Hof van Justitie als gerecht in ambtenarenzaken, als het onderhavige, kan worden gevorderd, limitatief omschreven is in artikel 79 van de Personeelswet (Geldende Tekst 1985);
Overwegende, dat aangezien besluiten tot ontheffing van een functie niet in de limitatieve opsomming in artikel 79 lid 2 van de Personeelswet (Geldende Tekst 1985) voorkomt; zijn zij niet voor nietigverklaring althans voor vernietiging door het Hof vatbaar;
Overwegende, dat het Hof slechts dan bevoegd zou zijn van de onderhavige vordering kennis te nemen indien in casu sprake zou zijn van ontheffing van verzoeker tegen zijn wil van een reeds ettelijke jaren door hem beklede functie als gevolg waarvan hij het daaraan verbonden inkomen zou moeten missen hetgeen dan neer zou komen op en gelijk staan aan een ontslag uit de functie, wat in casu niet het geval is (zie Vs.H.v.J. d.d.1.10.71, gep. In S.J.1971 No.16 inz.FH.J. Barend c/a Het Rijksd.Sur);
Overwegende, dat, het Hof verzoeker alsnog niet ontvankelijk verklaren zal in zijn vordering;
RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:
Verklaart verzoeker alsnog niet ontvankelijk in diens vordering;
Aldus gewezen door de heren: Mr.J. R. Von Niesewand, President, Mr.H.E.Struiken, lid en Mr.A.A.Hermelijn, Lid-Plaatsvervanger en door de President uitgesproken ten openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 16 november 2007, in tegenwoordigheid van Mr.R.R.Brijobhokun,Fungerend-Griffier.
Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advokaat Mr.R.C.A.Bleau namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.F.Kruisland en verweerder vertegenwoordigd door advokaat Mr.B.A.H.Pick namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.A.R.Baarh, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
M.H.