- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 14308
- Uitspraakdatum 19 januari 2007
- Publicatiedatum 11 juli 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het Hof heeft appellante niet-ontvankelijk verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep, omdat zij de appeltermijn ingevolge artikel 264 lid 3 Rv niet in acht heeft genomen. Zij is namelijk bij dienstbrief (cnf art. 119 lid 3 Rv) op 24 februari 2006 in kennis gesteld van het vonnis, terwijl zij op 07 november 2007 hoger beroep heeft aangetekend tegen het vonnis.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
GENERALE ROL: 14308
[Appellante], wonende te [plaats] aan [adres 1], ten deze domicilie kiezende aan de Prins Hendrikstraat no. 76, voor wie als gemachtigde optreedt, mr. R. Sohansingh, advocaat,
appellante,
t e g e n
[Geïntimeerde], echtgenoot van [Appellante], wonende te [plaats] aan [adres 2], ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Costerstraat no. 77, ten kantore van mr. R.U.F. Truideman, voor wie als gemachtigde optrad, mr. R.U.F. Truideman, die thans vervangen wordt door mr. F.F.P. Truideman, advocaat,
geïntimeerde,
De Waarnemend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding waaronder:
- het in afschrift overgelegd vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton van 2 november 2005 tussen partijen gewezen;
- het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 7 november 2005, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respectieve advokaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [geïntimeerde] als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft gewend, daarbij stellende:
- Blijkens de hierbij in fotokopie overgelegde huwelijksakte is eiser op 10 juni 1992 in het [district], in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [appellante], wonende te [plaats] aan [adres 1], gedaagde;
- Uit gedaagde zijn er twee kinderen geboren, die thans nog in leven zijn, te weten: A. [naam 1] op 22 juli 1982 te Paramaribo en B. [naam 2] op 10 juni 1986 te Paramaribo. Het sub A genoemde kind is inmiddels MEERDERJARIG;
- Eiser heeft het sub A genoemde kind op 18 augustus 1982 erkend, terwijl eiser het sub B genoemd kind op 10 november 1986 heeft erkend. Op 10 juni 1992 werden beide kinderen GEWETTIGD door het opvolgend huwelijk van eiser en gedaagde (de ouders);
- Het boven vermeld huwelijk van partijen is echter reeds ETTELIJKE JAREN DUURZAAM ONTWRICHT. Partijen wonen op afzonderlijke adressen en hebben dus gescheiden huishoudens en ook gescheiden levens. Partijen zijn al helemaal vervreemd van elkander;
- Voorts is het zo, dat er grote karakterverschillen bestaan tussen partijen, waardoor het voortzetten van dit huwelijk alleen maar tot grotere frustraties en problemen zal leiden. Uiteraard zal dit niet alleen zijn invloed hebben op de geestelijke gesteldheid en/of gezondheid van eiser, maar ook op dat van gedaagde. Ook zal dit zijn weerslag hebben op de kinderen;
- Eiser is op grond van het bovenstaande dan ook zonder meer gerechtigd om een vordering tot echtscheiding tegen zijn echtgenote voornoemd aan te vragen, een en ander op basis van het feit dat het huwelijk duurzaam is ontwricht;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:
- dat bij vonnis de echtscheiding zal worden uitgesproken tussen partijen gehuwd op 10 juni 1992 in het [district], met alle wettelijke gevolgen van dien;
- dat gedaagde zal worden veroordeeld om binnen een door de rechter vast te stellen termijn over te gaan tot de scheiding en verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap met benoeming van een notaris en twee onzijdige personen conform de wet en het gebruik;
- dat de dag en het uur zal worden bepaald voor het te houden familieverhoor in verband met de voorziening in de voogdij en de toeziende voogdij over het ten rekeste genoemde minderjarige kind, [naam 2];
Overwegende, dat [appellante] als gedaagde partij in eerste aanleg bij conclusie van antwoord – welke geacht moet worden te dezer plaatse te zijn ingelast – de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd:
dat eiser niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, althans dat zijn vordering wordt afgewezen als te zijn ongegrond en onbewezen.
Overwegende, dat partijen vervolgens bij conclusies van repliek en dupliek hun stellingen nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna de Kantonrechter bij vonnis van 2 november 2005 op de daarin opgenomen gronden:
De echtscheiding tussen [geïntimeerde] en [appellante], gehuwd op 10 juni 1992 te [plaats], heeft uitgesproken.
Heeft bepaald, dat het familieverhoor ter voorziening in de voogdij en de toeziende voogdij, zal worden gehouden op dinsdag, 4 april 2006 in één der zalen van dit Kantongerecht aan de Frederik Derbystraat no.79-81 te Paramaribo om 8.30 uur.
De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarin partijen zijn gehuwd heeft bevolen.
Heeft benoemd tot notaris ten overstaan van wie de scheiding en deling zullen plaatsvinden, Mr.D.Alexander, notaris residerende te Paramaribo, of diens waarnemer of opvolger, indien partijen binnen een maand na de inschrijving van dit vonnis omtrent de keuze van een notaris niet zijn overeengekomen;
Heeft benoemd tot onzijdig persoon:
voor de vrouw: Mr.F.Thijm, advokaat
voor de man: Mr.A.Kanhai, advokaat;
voor het geval een partij weigert of nalatig blijft aan de verdeling mee te werken;
De proceskosten heeft gecompenseerd tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal d.d. 7 november 2005, [appellante] in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis van 2 november 2005;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder Dasimin Toekimin van 10 augustus 2006 aan geintimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat de advokaten van partijen te dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna het Hof vonnis in de zaak heeft bepaald op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat, naar blijkt uit het procesdossier, tussen appellante als gedaagde en geintimeerde als eiser, op 2 november 2005 door de Kantonrechter in het Eerste Kanton vonnis is gewezen en uitgesproken, waarvan het dictum luidt;
Spreekt uit de echtscheiding tussen: [geïntimeerde] en [appellante], gehuwd op 10 juni 1992 te [plaats].
Bepaald, dat het familieverhoor ter voorziening in de voogdij en de toeziende voogdij, zal worden gehouden op dinsdag, 4 april 2006 in één der zalen van dit Kantongerecht aan de Frederik Derbystraat no.79-81, te Paramaribo om 8.30 uur.
Beveelt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap waarin partijen zijn gehuwd.
Benoemt, indien partijen binnen een maand na de inschrijving van dit vonnis omtrent de keuze van een notaris niet zijn overeengekomen, tot notaris ten overstaan van wie de scheiding en deling zullen plaatsvinden, Mr.D.Alexander, notaris residerende te Paramaribo, of diens waarnemer of opvolger.
Benoemt, voor het geval een partij weigert of nalatig blijft aan de verdeling mee te werken, tot onzijdig persoon:
voor de vrouw: Mr.F.Thijm, advokaat
voor de man: Mr.A.Kanhai, advokaat;
Compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Overwegende, dat, naar wijders uit het procesdossier blijkt, appellante als gedaagde in eerste aanleg niet persoonlijk bij de uitspraak in prima tegenwoordig is geweest daarbij evenmin aanwezig was de advokaat en die volgens dat vonnis als haar gemachtigde optrad;
Overwegende, dat, naar luid van artikel 119 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, aan de partij, die niet persoonlijk of bij gemachtigde bij de uitspraak ter terechtzitting tegenwoordig is, de Kantonrechter de inhoud van ieder vonnis bij aangetekende dienstbrief door de Griffier doet mededelen;
Overwegende, dat, naar uit het procesdossier blijkt, de dienstbrief als bedoeld in voormeld artikellid op 24 februari 2006 aan appellante is medegedeeld;
Overwegende, dat appellante, naar eveneens uit het procesdossier blijkt, op 7 november 2005 hoger beroep heeft aangetekend tegen het vonnis de dato 2 november 2005;
Overwegende, dat blijkens artikel 264 lid 3 van eerder gemeld Wetboek de termijn voor hoger beroep dertig dagen is, gerekend van de dag der uitspraak, of indien de eiser in beroep bij die uitspraak niet tegenwoordig is geweest, van de dag waarop het eindvonnis hem volgens het Wetboek is medegedeeld;
Overwegende, dat volgens het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voormelde mededeling aan appellante is gedaan op 24 februari 2006, op welke datum de appeltermijn ingevolge artikel 264 lid 3, een aanvang nam;
Overwegende, dat, nu appellante niet conform het bepaalde in artikel 264 lid 3 in verband met artikel 119 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering appel aangetekend heeft tegen het op 2 november 2005 gewezen en uitgesproken vonnis, rest het Hof niets anders dan haar, bespreking van de tegen het beroepen vonnis ontwikkelde grieven als niet langer relevant geheel in het midden latend, niet ontvankelijk te verklaren in haar tegen dat vonnis ingesteld beroep en de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van geintimeerde gevallen zal moeten dragen;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP:
Verklaart appellante niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton op 2 november 2005 gewezen;
Veroordeelt haar in de kosten aan de zijde van geintimeerde op de procedure in hoger beroep gevallen tot dusver begroot op SRD 150,–;
Met inbegrip van het door het Hof aan zijn advokaat voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van SRD 150,–;
Bepalende het Hof het salaris van de advokaat van appellante eveneens op SRD 150,–;
Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.Von Niesewand, Waarnemend-President, Mr.H.E.Struiken, Lid en Mr.A.Charan, Lid-Plaatsvervanger en door de Waarnemend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 19 januari 2007, in tegenwoordigheid van Mr.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.
Partijen, appellante vertegenwoordigd door advokaat Mr.S.Bikharie namens haar gemachtigde, advokaat Mr.R.Sohansingh en geintimeerde vertegenwoordigd door advokaat Mr.H.P.Boldewijn namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.F.F.P.Truideman, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
M.H.