- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 14286
- Uitspraakdatum 05 januari 2007
- Publicatiedatum 11 juli 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Appellant is niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingesteld hoger beroep, omdat hij prematuur was daarmee. Hij heeft dus niet op de bij wet (artikel 235 Rv) voorgeschreven wijze hoger beroep aangetekend. De dienstbrief (ingevolge artikel 119 lid 3 Rv) is namelijk op 07 oktober 2005 verstuurd en hij heeft op 27 juni 2005 hoger beroep aangetekend.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
GENERALE ROL NO. 14286.
[Appellant], wonende aan [adres], ten deze domicilie kiezende aan de Prins Hendrikstraat no. 76, voor wie als gemachtigde optreedt, mr. R. Sohansingh, advocaat,
appellant in Kort Geding,
t e g e n
[Geïntimeerde sub 1], handelende onder de naam “[handelsnaam 1]” en [Geïntimeerde sub 2] handelende onder de naam “[handelsnaam 2]”, respectievelijk gevestigd aan [adres 2] en aan [adres 3], beide te [plaats] en ten deze domicilie kiezende ten kantore van mr. M.A. Castelen, kantoorhoudende aan de Watermolenstraat 18 en aan de Keizerstraat no. 40 boven, voor wie als gemachtigden optreden, mr. M.A. Castelen en mr. L.E. Palmburg, advocaten,
geïntimeerden in Kort Geding,
De Waarnemend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding waaronder:
- het in afschrift overgelegd vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton in Kort Geding van 23 juni 2005 tussen partijen gewezen en uitgesproken;
- het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 27 juni 2005, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respectieve advokaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [Geïntimeerde sub 1] en anderen als eisende partijen in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton in Kort Geding hebben gewend daarbij stellende:
- Dat gedaagde sinds vrijdag, 17 december 2004 een reclame advertentie heeft doen plaatsen in de Surinaamse dagbladen, waarin de namen van eisers, als parfum handelszaken, expliciet genoemd zijn alsmede twee parfum merken met onjuiste prijzen (vide prod.A).
- Dat bovengenoemde advertentie naar de aard gekwalificeerd kan worden als een refererende/vergelijkende reclame zijnde een species van het genus aanleunen.
- Dat deze vergelijkende/refererende reclame vol onjuiste, onvolledige en bovenal misleidende informatie zit, waardoor de onderhavige reclame advertentie is een wijze van ongeoorloofde mededinging, namelijk het afbreken van eisers middels onwaarheden ten faveure van zichzelf. Gedaagde heeft compleet in strijd gehandeld met de zorgvuldigheidsnorm zoals geformuleerd in het Lindebaum Cohen arrest van 31 januari 1919, waardoor met recht gesteld kan worden dat hij zich onrechtmatig gedraagt tegenover eisers met als gevolg schade in de vorm van omzetderving hetgeen verder resulteert in enorme financiële schade aan de zijde van eisers.
- De onjuiste, onvolledige en bovenal misleidende informatie in de gewraakte reclame advertentie ten gevolge waarvan eisers schade lijden, zijn de volgende:
- gedaagde doet voorkomen alsof er een Stichting Consumenten Onderzoek i.o. bestaat. Na onderzoek in het Openbaar Stichtingen Register is gebleken dat deze Stichting niet bestaat althans niet is ingeschreven in het betreffende register. Maar zelfs als de stichting zou bestaan zou de handeling van gedaagde in strijd zijn met de goede zeden omdat hij als direct belanghebbende nimmer een dergelijk consumentenonderzoek met zulke gunstige uitkomsten voor zijn eigen parfumzaken zou mogen publiceren.
- Gedaagde is directeur eigenaar van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2]. Uit de publicatie blijkt dat uitgerekend deze twee zaken tegen de laagste prijs de twee parfum merken aanbieden.
- De advertentie doet in tegen stelling tot de werkelijkheid vermoeden dat het door een Stichting ter publicatie is aangeboden, echter is het gedaagde die de advertentie ter publicatie aan de dagbladen heeft aangeboden.
- In de kop van de advertentie geeft gedaagde aan dat uit onderzoek door een Stichting gebleken is dat de consument te veel betaald voor parfums, zonder expliciet aan te geven voor welke parfums er te veel betaald wordt. In de publicatie worden slechts twee merken genoemd, terwijl zowel eisers als gedaagde een tiental merken parfum verkopen. De overige merken zijn buiten het onderzoek en zeker buiten de publicatie gebleven.
- Verder zijn, op basis van willekeur en uit redenen van oneerlijke concurrentie in de advertentie wel expliciet de namen van onder andere eisers genoemd, maar wordt het rijtje afgesloten met winkel X en winkel Y.
- Verder heeft gedaagde verzuimd aan te geven of het in zijn vergelijking gaat om eau de parfum of eau de toilette omdat het parfum kenners en dus zeker een specialist als gedaagde bekend is dat de prijzen ingeval van eau de parfum en eau de toilette een groot verschil aangeven.
- Ook is niet aangegeven op welke periode de onderzoeksresultaten betrekking hebben. De lezer en met name de consument wordt hierdoor in verwarring gebracht, een verwarring die in eisers hun nadeel uitpakt en duidelijk in gedaagdes voordeel.
- Ook de prijs weergave zoals opgenomen in de advertenties is niet juist en wordt door eisers ontkend. Het betreft in elk geval niet de actuele prijs weergave.
- Dat gedaagde de advertentie in zowel de Nederlandse als de Portugese taal heeft doen publiceren en dus bewust een groter publiek misleid.
- Dat de onrechtmatige handeling van gedaagde continue van karakter is en zelfs naar schatting weken zoniet maanden na de laatste publicatie nog schade aan eisers hun reputatie/goodwill zal berokkenen.
- Dat gedaagde duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij niet bereid is zijn ongeoorloofde reclame advertentie in te zullen trekken, redenen waarom eisers hem uiteindelijk op 20 december 2004 hebben aangemaand tot het intrekken, niet meer publiceren van de reclame advertentie en daarnaast een rectificatie te plegen van zijn onzedelijke handeling middels een advertentie (vide prod.B). Dat gedaagde ondanks de aanmaning weigerachtig is gebleven.
- Dat nu uit de houding van gedaagde overtuigend gebleken is dat hij niet bereid is de door eisers gevraagde correcties te plegen, zij recht en belang hebben om in rechte te vorderen dat gedaagde daartoe veroordeeld wordt. Het belang van eisers bij een onverwijlde voorziening bij voorraad is, omdat door de allerminst constructief te noemen houding van gedaagde, eisers thans enorme omzetderving lijden, daar deze periode van het jaar de grootste omzet behaald wordt vanwege de aanschaf van kerst en oud- op nieuwjaars presentjes, in de vorm van parfum. Eisers ervaren de houding van gedaagde daarom als zeer onmaatschappelijk en onrechtvaardig. Reden waarom eisers graag voor 24 december 2004 een uitspraak van de rechter tegemoet zien in onderhavige kwestie.
- Voorts vloeit eisers hun spoedeisend belang bij een onverwijlde voorziening in kort geding voort uit het feit dat zij reflecterend op het afgelopen jaar hun voorraden parfum hebben aangevuld voor de verwachte toename van aankopen, maar vanwege de gewraakte reclame van gedaagde reeds nu merken dat de toename van klanten, buiten de vaste clientèle uitblijft, waardoor de gepleegde investeringen dreigen niet te worden terug verdiend. Hetgeen een directe aanslag is op de voortzetting van de parfumerie afdeling.
- Dat de geschatte omzetderving van eisers per dag bedraagt 30% van de omzet in december hetgeen neerkomt op Euro 1200,– waardoor tot op heden de voorlopige begrootte schade bedraagt Euro 6.000,– alsmede de kosten voor rechtsbijstand van SRD 1.200,–.
Met het verzoek alle hierbij ten bewijze in kopie overgelegde producties, als letterlijk herhaald en geinsereerd te willen beschouwen.
Overwegende, dat de eisende partijen op deze gronden hebben gevorderd:
Dat gedaagde bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad ondanks verzet of hoger beroep zal worden veroordeeld, om met onmiddellijke ingang:
- De gewraakte reclame advertenties in te trekken bij de verschillende dagbladen en overige media.
- Opdracht te geven aan alle dagbladen om met ingang van de dag van uitspraak, de gewraakte reclame advertenties niet meer in hun bladen te plaatsen.
- Een even grote advertentie als de gewraakte, in zowel de Nederlandse als de Portugese taal, te plaatsen in alle dagbladen, met als inhoud, dat: hij ter bevordering van zijn eigen omzet vanaf vrijdag 17 december 2004, bewust een reclame advertentie heeft doen plaatsen in de dagbladen, bevattende onjuiste en onvolledige informatie omtrent zijn concurrent parfum zaken “[handelsnaam 1]” en “[handelsnaam 2]”, betreffende twee niet compleet gespecificeerde parfum merken. Ook dat hij zich bediend heeft van een fictieve stichting en fictieve onderzoeksresultaten.
- Verder om aan eisers bij wijze van voorschot te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting SRD 1.200,– zijnde de door de onrechtmatige daad gedreven kosten voor rechtsbijstand, binnen een buiten proces alsmede het voorlopig begrootte bedrag van Euro 6.000,– zijnde omzet derving als gevolg van de onrechtmatige daad zijdens gedaagde.
- Tevens Euro 1.200,– zijnde de dwangsom voor iedere dag waarop gedaagde nalatig blijft uitvoering te geven aan het vonnis.
Overwegende, dat [appellant] als gedaagde partij in eerste aanleg bij conclusie van antwoord – welke geacht moet worden te dezer plaatse te zijn ingelast – de vordering heeft bestreden en daarbij heeft geconcludeerd:
Dat eisers in hun onderhavige vordering niet ontvankelijk worden verklaard c.q. hun de gevraagde voorziening wordt geweigerd als zijnde ongegrond en/of onbewezen.
Overwegende, dat partijen vervolgens bij conclusies van repliek en dupliek hun stellingen nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna de Kantonrechter bij vonnis in Kort Geding van 23 juni 2005 op de daarin opgenomen gronden:
Gedaagde heeft veroordeeld om de gewraakte reclame advertenties in te trekken bij de verschillende dagbladen en de overige media.
Gedaagde heeft veroordeeld om alle dagbladen vanaf dagtekening van het vonnis opdracht te geven, de gewraakte reclame advertenties niet meer in hun bladen te plaatsen.
Gedaagde heeft veroordeeld om een even grote advertentie als de gewraakte, in zowel de Nederlandse als de Portugese taal, te plaatsen in alle dagbladen, met als inhoud, dat: hij ter bevordering van zijn eigen omzet vanaf vrijdag 17 december 2004, bewust een reclame advertentie heeft doen plaatsen in de dagbladen, bevattende onjuiste en onvolledige informatie omtrent zijn concurrent parfum zaken “[handelsnaam 1]” en “[handelsnaam 2]”, betreffende twee niet compleet gespecificeerde parfum merken. Ook dat de gedaagde zich bediend heeft van een fictieve stichting en fictieve onderzoeksresultaten.
Dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.
Gedaagde heeft veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 90,– (Negentig Surinaamse dollar).
Hetgeen meer of anders is gevorderd heeft afgewezen.
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal, [appellant], in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis in Kort Geding van 23 juni 2005;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder DASIMIN TOEKIMIN van 27 maart 2006 aan geïntimeerden aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat de advokaten van partijen te dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, hebbende de gemachtigde van appellant bij repliek pleidooi producties overgelegd, wordende de inhoud -alsmede die van de overgelegde producties – hier als ingelast beschouwd;
Overwegende, dat het Hof hierna aanvankelijk vonnis in de zaak had bepaald op 15 december 2006, doch nader op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat, naar blijkt uit het procesdossier tussen geïntimeerden als eisers en appellant als gedaagden op 23 juni 2005 door de Kantonrechter in Kort Geding vonnis gewezen en uitgesproken is, waarvan het dictum luidt;
- Veroordeelt gedaagde om de gewraakte reclame advertenties in te trekken bij de verschillende dagbladen en de overige media.
- Veroordeelt gedaagde om alle dagbladen vanaf dagtekening van het vonnis opdracht te geven, de gewraakte reclame advertenties niet meer in hun bladen te plaatsen.
- Veroordeelt gedaagde om een even grote advertentie als de gewraakte in zowel de Nederlandse als de Portugese taal te plaatsen in alle dagbladen, met als inhoud, dat hij ter bevordering van zijn eigen omzet vanaf vrijdag, 17 december 2004, bewust een reclame advertentie heeft doen plaatsen in de dagbladen, bevattende onjuiste en onvolledige informatie omtrent zijn concurrent parfum zaken “[handelsnaam 1]” en “[handelsnaam 2]”, betreffende twee niet compleet gespecificeerde parfum merken. Ook dat de gedaagde zich bediend heeft van een fictieve stichting en fictieve onderzoeksresultaten.
- Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
- Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 90,– (Negentig Surinaamse dollar).
- Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Overwegende, dat, naar wijders uit het procesdossier blijkt, appellant als gedaagde in eerste aanleg niet persoonlijk bij de uitspraak in prima tegenwoordig is geweest en daarbij evenmin aanwezig was de advokaat, die volgens dat vonnis als zijn gemachtigde optrad;
Overwegende, dat, naar luid van artikel 119 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de partij, die niet persoonlijk of bij gemachtigde bij de uitspraak ter terechtzitting tegenwoordig is, doet de Kantonrechter de inhoud van ieder vonnis bij aangetekende dienstbrief door de Griffier mededelen;
dat de bedoeling van deze wetsbepaling geen andere kan zijn dan dat ook de bij de uitspraak afwezige partijen van de inhoud van het eindvonnis op de hoogte zullen zijn, opdat zij zich over eventueel daartegen aan te wenden rechtsmiddelen kunnen beraden;
Overwegende, dat, naar wijders uit het procesdossier blijkt, de dienstbrief op 7 oktober 2005 aan appellant is verzonden en nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, het Hof ervan uitgaat dat de dienstbrief de geadresseerde, in casu appellant, heeft bereikt;
Overwegende, dat appellant binnen 14 dagen ná 7 oktober 2005, van het vonnis de dato 23 juni 2005 in hoger beroep had moeten komen bij het Hof;
Overwegende, dat uit het procesdossier niet blijkt dat hij van bedoeld rechtsmiddel binnen gemelde periode gebruik heeft gemaakt;
Overwegende, dat uit het procesdossier wel blijkt, dat appellant op 27 juni 2005 hoger beroep aangetekend heeft hetgeen het Hof geheel prematuur acht omdat niets, appellant in de weg stond – het tegendeel is gesteld noch gebleken – van het middel van hoger beroep gebruik te maken in de periode, gelegen tussen 7 oktober 2005 en 21 oktober daaraanvolgend;
Overwegende, dat nu appellant in casu niet op de bij de voorgeschreven wijze hoger beroep tegen het vonnis de dato 23 juni 2005 aangetekend heeft, rest het Hof niets anders dan hem daarin niet te ontvangen en dat hij de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van geintimeerden gevallen zal moeten dragen;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP IN KORT GEDING:
Verklaart appellant niet ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter in Kort Geding op 23 juni 2005 gewezen;
Veroordeelt hem in de kosten aan de zijde van geïntimeerden gevallen tot dusverre begroot op SRD 150,–;
Met inbegrip van het door het Hof aan hun advocaat voor het door hen gehouden pleidooi toegekende salaris van SRD 150,–;
Bepalende het Hof het salaris van de advocaat van de appellant eveneens op SRD 150,–;
Aldus gewezen door: Mr.J.R.Von Niesewand, Waarnemend-President,
Mr.H.E.Struiken, Lid en Mr.A.A.Hermelijn, Lid-Plaatsvervanger en door de Waarnemend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 5 januari 2007, in tegenwoordigheid van
Mr.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.
w.g. G.A. Kisoensingh-Jangbahadoersingh w.g. J.R. von Niesewand
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advokaat Mr.M.Sheombar namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.R.Sohansingh en geïntimeerden vertegenwoordigd door de advokaten Mr.C.B.Lachmon en Mr.E.Naarendorp namens hun gemachtigden, advokaten Mr.M.Castelen en Mr.L.E.Palmburg, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
M.H.