SRU-HvJ-2007-46

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A 597
  • Uitspraakdatum 19 oktober 2007
  • Publicatiedatum 03 oktober 2023
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Door de bevordering in de rang van Penitentiare Ambtenaar 2e klasse, heeft verzoekster geen belang bij haar vordering.

Uitspraak

 

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

A-597

[Verzoeker], wonende te [plaats] aan [adres], ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Watermolenstraat no.36 beneden, ten kantore van de advokaat Mr.E.C.M.Hooplot, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.E.C.M.Hooplot, advokaat,

verzoekster,

t e g e n

DE STAAT SURINAME, rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudende te diens Parkette te Paramaribo aan de H.A.E.Arronstraat (voorheen Gravenstraat) no.5, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.A.R.Baarh, advokaat,
verweerder,

De President spreekt in deze zaak in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;

Gezien s’ Hovens interlocutoir vonnis van 19 januari 2007 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Verwijzende naar en overnemende hetgeen bereids in s’ Hovens voormeld vonnis is overwogen en beslist en voorts;

Overwegende, dat de door het Hof bevolen en gehouden comparitie van partijen zijn verschenen, verzoekster in persoon, bijgestaan door advokaat Mr.F.Thijm namens haar gemachtigde, advokaat Mr.E.C.M.Hooplot en advokaat Mr.A.R.Baarh, gemachtigde van verweerder, die hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen – proces-verbaal staat gerelateerd;

Overwegende, dat de gemachtigde van verzoekster een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie onder overlegging van produkties heeft genomen, wordende de inhoud alsmede die van de overgelegde produkties hier als ingelast beschouwd;

Overwegende, dat de gemachtigde van verweerder eveneens een hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusie tot uitlating heeft genomen onder overlegging van een produktie, wordende de inhoud alsmede die van de overgelegde produktie hier als ingelast beschouwd;

Overwegende, dat het Hof hierna vonnis in de zaak heeft bepaald op 19 oktober 2007, doch nader op heden.

TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Overwegende, dat, naar uit het procesdossier blijkt, verzoekster, Penitentiaire Ambtenaar der 3e klasse in vaste dienst bij de Hoofd afdeling Delinquentenzorg, van het Minister van Justitie en Politie, werkzaam in de Centrale Penitentiaire Inrichting te Bomapolder gelegen aan de Welgedacht A weg in het distrikt Wanica, ingevolge artikel 32 lid 1 onder h, van het “Penitentiair Besluit, de tuchtstraf van schorsing voor de duur van 2 (twee) dagen met stilstand van de aan haar betrekking verbonden inkomsten gedurende de schorsingsperiode vanwege het in de gelegenheid stellen van een jeugdige gedetineerde om gebruik te maken van haar cellulair toestel en daarmede artikel 14 lid 2 van het Reglement Penitentiare Inrichting heeft overtreden;

Overwegende, dat verzoekster, opkomend tegen voormelde tuchtstraf op grond van feiten, in het verzoekschrift, ingekomen ter Griffie van het Hof de dato 27 januari 2005, vermeld, heeft gevorderd bij vonnis:

  1. nietig te verklaren althans te vernietigen het besluit als vervat in de beschikking van de Minister van Justitie en Politie d.d. 22 september 2004 [nummer 1] tot het opleggen van de tuchtstraf van schorsing aan verzoekster.
  2. gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom van SRD 10.000,– voor iedere dag waarop in gebreke blijft om binnen een maand na de uitspraak van het ten deze te wijzen vonnis danwel binnen een andere door uw Hof in redelijkheid te bepalen termijn een besluit te nemen tot bevordering van verzoekster in de naast hogere rang van Penitentiair Ambtenaar der Tweede klasse en zulks met ingang van de datum waarop in juni 2004 haar collega’s zijn bevorderd, danwel een andere door het Hof in redelijkheid vast te stellen datum.

Overwegende, dat verzoekster, naar aanleiding van wat haar verweten werd, tijdens het verhoor van partijen in raadkamer van 21 april 2006 onder meer heeft verklaard:”Elke ambtenaar heeft een paar jeugdigen onder haar hoede. Een van de jeugdigen vroeg mij op de bewuste dag of hij mocht bellen omdat hij zijn moeder al twee maanden niet gezien had en hij haar wat spullen wilde vragen die hij nodig had; dat ik hem eerst gezegd had om even te wachten maar toen het verzoek werd herhaald heb ik zijn moeder gebeld en haar duidelijk gemaakt waarom naar haar werd gebeld en hem de gelegenheid gegeven even met zijn moeder te praten;

Overwegende, dat verzoekster, bij de op 22 juni 2007 gehouden inlichtingen comparitie in persoon verschenen, onder meer heeft verklaard, dat zij te rekenen van 1 juli 2004 in aanmerking gekomen is voor de bevordering in de rang van Penitentiaire Ambtenaar 2e klasse; dat de beschikking, waarbij zij bevorderd is, alsnog in het onderhavige geding zal worden gebracht;

Overwegende, dat verzoekster bij daartoe strekkende conclusie de dato 20 juli 2007 in het onderhavige geding heeft doen brengen een afschrift van de beschikking de dato 11 april 2005 [nummer 2] met bijlage behorende bij voormelde schikking van de Minister van Justitie en Politie waarbij zij op 1 juli 2004 bevorderd is in de rang Penitentiaire Ambtenaar 2e klasse (schaal 14), onder toekenning aan haar van een bezoldiging van SRD 804,–, welke bezoldiging ingevolge de resolutie van 15 april 2004 [nummer 3] (S.B. 2004 no.54) is herzien en nader vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in kolom 12 achter haar – verzoeksters – naam; zowel van de beschikking als van de bijlage wordt de inhoud in dit vonnis als ingelast beschouwd;

Overwegende, dat, naar uit het vorenoverwogene thans blijkt, verzoekster niet bij het in onderdeel a en ook niet bij het in onderdeel b van het petitum gevorderde, nog enig belang heeft;

Overwegende, dat het Hof verzoekster derhalve alsnog niet ontvankelijk verklaren zal in haar vordering;

RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:

Verklaart verzoeker alsnog niet ontvankelijk in haar vordering;

Aldus gewezen door de heren: Mr.J.R.Von Niesewand, President, Mr.I.H.M.H.Rasoelbaks en Mr.D.D.Sewratan, Leden en door de President uitgesproken ter openbare terechtzitting van Vrijdag, 19 oktober 2007, in tegenwoordigheid van Mr.R.R.Brijobhokun, Fungerend-Griffier.

Partijen, verzoekster vertegenwoordigd door advokaat Mr.H.H.Veldkamp namens haar gemachtigde, advokaat Mr.E.C.M.Hooplot en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advokaat Mr.A.R.Baarh, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.

M.H.