- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A 609
- Uitspraakdatum 06 juli 2007
- Publicatiedatum 03 oktober 2023
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Het beroep van verzoeker op artikel 22 lid 5 PW is gegrond, nu hij voor onbepaalde tijd door het bevoegde gezag is belast met de waarneming van voormelde funktie en hij dat langer dan 6 jaar heeft gedaan (cnf MvT Personeelswetvaste jurisprudentie J.F.Tjong Tjin Joe ca de Staat en S.J.Kaersenhout ca de Staat, S.J.1990 blz.11 e.v. en blz.36 e.v., vonnis van het H.v.J. d.d. 21 mei 1976, Sanches ca Pensioenfonds Suriname, S.J. A no.157). In het kader van de bevordering van de rechtszekerheid van de landsdienaar en de omstandigheid dat er geen wettelijke vereisten zijn voor een benoeming in de betreffende functie en het feit dat nergens in de Personeelswet is voorgeschreven dat bij het ontbreken van wettelijke vereisten verzoeker aan niet- wettelijk vastgestelde materiële of traditionele vereisten zou moeten voldoen, zal het verweer van de Staat worden verworpen.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
A-609
[Verzoeker], wonende aan [adres], [plaats] in het [district], ten deze domicilie kiezende aan de Henck Arronstraat no.63 boven, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.K.J.Brandon, advokaat,
verzoeker,
t e g e n
DE STAAT SURINAME, rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname, kantoorhoudende op het Parket aan de Henck Arronstraat (voorheen Gravenstraat) no.3 te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.S.Dulam, advokaat,
verweerder,
De Fungerend-President spreekt in deze zaak in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat [verzoeker] zich bij verzoekschrift tot het Hof heeft gewend, daarbij stellende:
- Verzoeker wenst de navolgende vordering in te stellen tegen DE STAAT SURINAME, met name HET MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname, kantoorhoudende op het Parket aan de Henck Arronstraat no.3 te Paramaribo, verweerder.
- Verzoeker is Stafambtenaar B 3e klasse in vaste dienst van verweerder, werkzaam bij het Openlucht Museum Nieuw Amsterdam.
- Verzoeker is vanaf 1 mei 1999 door het bevoegde gezag, namelijk de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, belast met de waarneming van de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam. Bij beschikking van de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling d.d. 20 oktober 1999, no.664, is besloten aan verzoeker ingevolge de Personeelswet een waarnemingstoelage toe te kennen van Sf. 22.000,– althans SRD 22,– per maand. Van genoemde beschikking wordt hierbij een fotokopie overgelegd met het verzoek de inhoud ervan als hier letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen (prod.1).
- Verzoekers bezoldiging bedraagt thans SRD.739,– per maand en zijn waarnemingstoelage bedraagt SRD.89,– per maand. Verzoeker legt hierbij in fotokopie over een salarisslip, met het verzoek de inhoud ervan als hier letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen (prod.2).
- (lees: 5). Verzoeker neemt nu reeds bijkans 6 jaar waar in genoemde definitief opengevallen funktie van Hoofd van het Openlucht Museum te Nieuw Amsterdam nadat het vorig Hoofd van het Museum per 18 augustus 1998 was ontheven uit zijn funktie. De funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam is dus per 19 augustus 1998 opengevallen.
- (lees: 6). Ingevolge artikel 22 lid 5 van de Personeelswet, wordt verzoeker geacht stilzwijgend te zijn benoemd in de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam, per 1 mei 2000, daar hij meer dan een jaar in totaal een definitief opengevallen funktie heeft waargenomen en voorts vaststaat dat er voor de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam geen wettelijke eisen voor benoembaarheid zijn.
- (lees: 7). Verzoeker is verder van mening dat het belasten van hem als ambtenaar met de waarneming van een hogere taak door de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, verwachtingen wekt en impliceert dat de daarvoor vereiste formaliteiten zijn vervuld.
- Aan verzoeker is nimmer medegedeeld dat aan zijn taakvervulling een vormfout kleeft, die het intreden van wettelijk geregelde voordelen in de weg staat; het achterwege laten van een dergelijke mededeling aan verzoeker is in strijd met het in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur dat eist dat de andere partij eerlijk wordt behandeld.
- (lees: 9). Bij schrijven van verzoekers procesgemachtigde d.d. 14 maart 2005, welk schrijven aan verweerder betekend is per deurwaardersexploit d.d. 17 maart 2005, no.173, van de deurwaarder bij het Hof van Justitie, Tjanderdewkoemar Jhagroe, is deze kwestie onder de aandacht gebracht van de Minister van Onderwijs en is hem tevens het verzoek gedaan die handelingen te verrichten vereist voor het in overeenstemming brengen van het door verzoeker te genieten salaris behorende bij de voormelde funktie van Hoofd Openlucht Museum te Nieuw Amsterdam en wel te rekenen vanaf 1 mei 2000. Op bedoeld schrijven, aan verweerder betekend op 17 maart 2005, is nimmer een reactie ontvangen van de Minister van Onderwijs. Van genoemd exploot wordt hierbij een fotokopie overgelegd met het verzoek de inhoud ervan als hier letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen (prod.3).
- (lees: 10). Op grond van het hierboven gestelde moet verzoeker geacht worden vanaf 1 mei 2000 stilzwijgend in de funktie van Hoofd Openlucht Museum te Nieuw Amsterdam te zijn benoemd. Zijn rang was toen lager dan die verbonden aan de funktie van Hoofd Openlucht Museum te Nieuw Amsterdam en had hij aanspraak op bevordering in de hogere rang. Verweerder was verplicht verzoeker te bevorderen. Voor deze verplichte handeling is geen bepaalde termijn vastgesteld, zodat daarvoor de termijn van 3 maanden (art.78 lid 2 a) geldt. Toen dus drie maanden later (2 augustus 2000) geen bevordering was gevolgd, werd ingevolge art.78 lid 2a het bevoegde gezag geacht een besluit te hebben genomen en wel om de bevordering niet te effectueren, en is er sprake van een besluit in de zin van art.78 van de Personeelswet.
- (lees: 11). Nu verweerder de termijn van artikel 78 lid 2 sub a Personeelswet heeft overschreden, mag verzoeker redelijkerwijs aannemen dat de verweerder een afwijzend besluit heeft genomen, en is hij, verzoeker, gerechtigd om daartegen bij het Hof op te komen.
Overwegende, dat verzoeker op deze gronden heeft gevorderd;
dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- het besluit van verweerder als bedoeld in artikel 78 lid 2 onder a van de Personeelswet, welk rechtens geacht moet worden te zijn genomen ten aanzien van verzoeker, nietig zal worden verklaard;
- de verweerder zal worden veroordeeld om dat besluit te nemen c.q. die handeling te verrichten vereist voor het in overeenstemming brengen van het door verzoeker te genieten salaris behorende bij de voormelde funktie van Hoofd Openlucht Museum te Nieuw Amsterdam en wel te rekenen vanaf 1 mei 2000, alles onder verbeurte van een dwangsom van SRD.2.000,– (tweeduizend Surinaamse dollar) voor iedere dag dat de verweerder nalatig blijft aan de inhoud van het vonnis te voldoen, Kosten rechtens;
Overwegende, dat van de Staat Suriname binnen de wettelijke gestelde termijn een verweerschrift ter Griffie is binnengekomen, waarin het navolgende als verweer wordt aangevoerd;
- Verweerder ontkent en betwist alhetgeen in het navolgende niet uitdrukkelijk door hem wordt erkend;
- Verweerder kan erkennen dat verzoeker stafambtenaar B 3e klasse in vaste dienst is van de verweerder;
- Het gestelde in de (lees: het) 3e sustenu wordt erkend door de verweerder;
- De verweerder wenst ten aanzien van de (lees: het) overige gestelde de juiste toedracht te geven van feiten waarom de verzoeker niet in aanmerking kan komen voor de funktie Hoofd van het Openlucht Museum: Het doel van de funktie als Hoofd van het Openlucht Museum is: het toegankelijk maken en bevorderen van de historische kennis bij het publiek middels attractief maken en houden van het Openlucht Museum;
Een van de vereisten van de funktie Hoofd Openlucht Museum is dat de persoon een geschiedkundige moet zijn. Gebleken is dat verzoeker geen geschiedkundige is. De departementsleiding had zich het recht voorbehouden de verzoeker die niet aan de wettelijke eisen van benoemdbaarheid in de funktie van Hoofd van het Openlucht Museum voldoet, krachtens artikel 22 lid 2 van de Personeelswet de waarneming daarvan te belasten indien er geen andere geschikte persoon beschikbaar is, die wel aan de wettelijke eisen voldoet. De taken die het Hoofd Openlucht Museum dient te verrichten bestaat (lees: bestaan) onder andere uit het (lees: de) navolgende:
- het beschrijven van het monument en alle bouwkundige en landschapkundige structuren van het monument;
- het verzamelen van objecten, species, literatuur en allerhandse documenten ten behoeve van de opbouw van een evenwichtige natuurhistorische Cultuur historische en technologische historische prestatie;
- het onderhouden van contacten met instellingen in het buitenland die vakgericht (lees: vakgerichte) literatuur verstrekken en
- het onderhouden van contacten met cultuur-museologische instellingen in en binnen-buitenland;
Vanwege de gebrekkige basisopleiding die verzoeker heeft is hij niet instaat de voormelde taken naar behoren uit te voeren;
Omdat de verzoeker aan de wettelijke vereisten om de functie van het Hoofd Openlucht Museum te bekleden niet bezit komt hij niet in aanmerking te worden benoemd tot Hoofd van het Openlucht Museum. Op grond van art.78 lid 2 van de Personeelswet wordt verweerder geacht een besluit te hebben genomen welke niet voor vernietiging vatbaar is;
Overwegende, dat verweerder op deze gronden heeft geconcludeerd:
dat verzoeker in zijn vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, althans dat deze hem zal worden ontzegd alszijnde ongegrond en onbewezen;
Overwegende, dat ingevolge s’ Hovens beschikking van 13 oktober 2006, ten dage voor verhoor van partijen bepaald, in Raadkamer zijn verschenen, verzoeker in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, advokaat Mr.K.J.Brandon, advokaat Mr.S.Dulam, gemachtigde van verweerder en Mr.Rabindranath Lala, vertegenwoordiger van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, die hebben verklaard gelijk in het daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen – proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat de gemachtigden van partijen hierna de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna het Hof vonnis in de zaak heeft bepaald op heden;
OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Alszijnde enerzijds gesteld en anderzijds niet (gemotiveerd) weersproken danwel erkend, alsmede op grond van de inhoud van de niet-weersproken overgelegde produkties staat het navolgende tussen partijen rechtens vast:
- Verzoeker is stafambtenaar B 3e klasse in vaste dienst van verweerder, werkzaam bij het Openlucht Museum Nieuw Amsterdam en thans werkzaam in de Palmentuin (overgeplaatst ingaande 3 april 2006).
- Sedert 19 augustus 1998 is de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam definitief opengevallen.
- Verzoeker is vanaf 1 mei 1999 door het bevoegde gezag, namelijk de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, belast met de waarneming van de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam.
- Verzoeker neemt langer dan 6 jaar waar in genoemde definitief opengevallen funktie van Hoofd van het Openlucht Museum te Nieuw Amsterdam.
- Er zijn geen wettelijke vereisten voor de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam.
Aan zijn vordering legt verzoeker benevens, en gelet op, de hiervoren vermelde vaststaande feiten ten grondslag, dat hij ingevolge artikel 22 lid 5 van de Personeelswet geacht wordt stilzwijgend te zijn benoemd in de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam per 1 mei 2000, daar hij meer dan een jaar in totaal een definitief opengevallen funktie heeft waargenomen;
Het verweer van verweerder komt hierop neer, dat verzoeker niet voldoet aan de gestelde criteria voor de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam, immers moet volgens internationaal gebruik een dergelijke functionaris een geschiedkundige academicus zijn die een proefschrift heeft geschreven.
Vooreerst overweegt het Hof dat zij het beroep door verzoeker gedaan op het bepaalde in artikel 22 lid 5 gegrond acht, nu verzoeker voor onbepaalde tijd door het bevoegde gezag is belast met de waarneming van voormelde funktie en hij dat langer dan 6 jaar heeft gedaan. De jurisprudentie gaat daarvan ook uit (zie T.J.F.Tjong Tjin Joe ca de Staat en S.J.Kaersenhout ca de Staat, S.J.1990 blz.11 e.v. en blz.36 e.v.). Voorts schrijft art.22 lid 5 van de Personeelswet imperatief voor dat betrokkene wordt geacht te zijn benoemd (zie Mvt alsook het vonnis van het H.v.J. d.d. 21 mei 1976, Sanches ca Pensioenfonds Suriname, S.J. A no.157).
Het Hof is verder van oordeel dat, nu er geen wettelijke vereisten voor een benoeming in voormelde funktie bestaan en nergens in de Personeelswet voorgeschreven is dat bij het ontbreken van wettelijke vereisten betrokkene aan niet wettelijk vastgestelde materiële of traditionele vereisten zou moeten voldoen, het verweer van verweerder alszijnde in strijd met de (woorden van de) wet faalt.
Daarenboven is het stellen van niet bij of krachtens de wet gestelde en daardoor voor de landsdienaar niet of moeilijk kenbare vereisten, niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid waarop de landsdienaar aanspraak maakt en derhalve in strijd met de Personeelswet, die beoogt een verhoogde rechtsbescherming aan de ambtenaar te bieden.
Gelet op het feit dat er sprake is van een besluit in de zin van art.78 Personeelswet is het gevorderde onder A van het petitum van het verzoekschrift toewijsbaar. Het gevorderde onder B van het petitum zal, op grond van het hierboven overwogene, als na te melden worden toegewezen. Aan verweerder zal na de uitspraak van het vonnis een periode van twee maanden worden gegund opdat zij uitvoering kan geven aan het vonnis.
RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:
- Verklaart het besluit van verweerder als bedoeld in artikel 78 lid 2 onder a van de Personeelswet die rechtens geacht wordt te zijn genomen ten aanzien van verzoeker nietig;
- Veroordeelt verweerder om, binnen twee maanden na de uitspraak van dit vonnis, dat besluit te nemen c.q. die handeling te verrichten vereist voor het in overeenstemming brengen van het door verzoeker te genieten salaris behorende bij de funktie van Hoofd Openlucht Museum Nieuw Amsterdam en wel te rekenen vanaf 1 mei 2000;
- Veroordeelt verweerder tot betaling van een dwangsom van SRD.2.000,– (TWEEDUIZEND SURINAAMSE DOLLARS) voor iedere dag dat de verweerder nalatig blijft aan dit vonnis te voldoen;
- Wijst af het meer of anders gevorderde;
Aldus gewezen door de heren: Mr.D.D.Sewratan, Fungerend-President, Mr.H.E.Struiken, Lid en Mr.A.Charan, Lid-Plaatsvervanger en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag 6 juli 2007, in tegenwoordigheid van Mr.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.
w.g.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh w.g.J.R.Von Niesewand
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen, advokaat Mr.H.P.Boldewijn namens advokaat Mr.K.J.Brandon, gemachtigde van verzoeker, terwijl verweerder noch bij gemachtigde noch bij vertegenwoordiger is verschenen.
M.H.