- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 14172
- Uitspraakdatum 06 juli 2007
- Publicatiedatum 11 oktober 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Uit geen enkel bescheid blijkt dat het litigieus perceelland aan een stichting is toegewezen. Het had op de weg van appellant gelegen aan te geven aan welke stichting zulks geschied was en, zo nodig, deze stelling met een bescheid te staven, hetgeen appellant geheel nagelaten heeft. Overigens wordt deze grief voldoende weerlegd door de verklaring van naam 1, waaruit blijkt dat hij als gevolmachtigde van geïntimeerde ter openbare veiling is opgetreden. Er is geen wettelijke bepaling, welke – dwingend en deswege op straffe van een sanctie – zou moeten bepalen binnen welke termijn het viseren van voormeld proces-verbaal zou moeten plaatsvinden. Geintimeerde heeft gemotiveerd gesteld – nog steeds – belang te hebben, nu een van de voorwaarden waaronder de koop is gesloten is dat het desbetreffende pand ontruimd dient te zijn. Deze stelling is niet gemotiveerd weersproken door appellant. Appellant heeft overigens geen nieuwe schorsingsgrond gesteld.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
GENERALE ROL NO.14172
[Appellant], wonende aan [adres 1], ten deze domicilie kiezende aan de Einaarstraat no.8, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.F.F.P.Truideman, advokaat,
appellant in conventie tevens geintimeerde in reconventie in Kort Geding,
appellant in Kort Geding,
t e g e n
[Geïntimeerde], wonende te [plaats 1], ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Prins Hendrikstraat 43, ten kantore van Mr.C.Ch.Bhagwandin, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr.C.Ch.Bhagwandin, advokaat,
geintimeerde in conventie tevens appellant in reconventie in Kort Geding,
De Fungerend-President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken van het geding waaronder:
- het in afschrift overgelegd vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton in Kort Geding van 16 november 2000 tussen partijen gewezen en uitgesproken;
- het proces-verbaal van de Griffier van het Eerste Kanton van 27 november 2000, waaruit blijkt van het instellen van hoger beroep;
Gehoord partijen bij monde van haar respectieve advokaten;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat uit de stukken van het geding in eerste aanleg blijkt, dat [geïntimeerde] als eisende partij in eerste aanleg zich bij verzoekschrift tot de Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft, gewend daarbij stellende:
- dat hij de navolgende vordering in Kort Geding wenst in te stellen tegen: [Appellant], wonende aan [adres 1], gedaagde;
- dat eiser door koop op de openbare veiling en toewijzing aan hem op 20 februari 1997 alsmede door inschrijving van die akte in de registers van het hypotheekkantoor op 28 augustus 1997 eigenaar is geworden van: “het erf, met de daarop staande gebouwen, gelegen te [plaats 1] aan de [perceelgegevens 1], groot ongeveer één duizend vierhonderd dertig vierkante meters”, blijkende het een en ander uit de hierbij overgelegde bescheiden;
- dat gedaagde als oorspronkelijke eigenaar het op bovenvermeld erf staande hoofdgebouw bewoont en daarop tevens andere economische activiteiten ontplooit;
- dat alhoewel gedaagde vanaf 20 februari 1997 zonder enig recht of titel zich in voormeld gebouw bevindt, heeft eiser uit humanitaire overwegingen gedaagde niet direct besprongen met een ontruimingsvordering om hem zodoende in de gelegenheid te stellen een passende ruimte elders te vinden;
- dat het de eiser echter is gebleken dat gedaagde geen aanstalten in die richting maakt en onlangs zelfs te kennen heeft gegeven het door hem bewoonde pand niet te zullen ontruimen;
- dat eiser door de weigering van gedaagde ernstig wordt benadeeld en gedupeerd, aangezien hij op voormeld perceelland een hypothecaire schuld heeft van ± Nf.150.000,–, welke hij niet of nauwelijks kan aflossen, omdat het litigieuze perceelland hem niets opbrengt en indien de huidige situatie nog enige tijd voortduurt, hij bang is dat het bezwaarde onroerend goed krachtens artikel 1207 Burgerlijk Wetboek in het openbaar zal worden verkocht;
- dat eiser voorts zijn plannen om de op het door hem gekochte terrein staande gebouwen te renoveren door de aanwezigheid van gedaagde in het hoofdgebouw niet kan uitvoeren;
- dat eiser dan ook gerechtigd is ontruiming van het door gedaagde bewoonde c.q. bezet gehouden woonhuis annex winkel in kort geding te vorderen;
- dat eiser gelet op het vorengaande een spoedeisend belang heeft bij een onmiddellijke (lees: onmiddellijk) voorziening bij voorraad;
Overwegende, dat de eisende partij op deze gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis in Kort Geding uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hoger beroep, gedaagde zal worden veroordeeld om onmiddellijk danwel binnen een door de rechter in goede justitie te bepalen termijn het op het litigieuze erf staande woonhuis annex winkel, gelegen aan [adres 1] te [plaats 1] te ontruimen met al wie of wat zich daarin van zijnentwege mocht bevinden, te verlaten en ter vrije beschikking van eiser te stellen, met machtiging op eiser om bij gebreke van dien, de ontruiming zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de Sterke Arm, Kosten rechtens;
Overwegende, dat de gemachtigden van partijen ter terechtzitting van 8 mei 2000, de zaak mondeling hebben bepleit en hebben verklaard gelijk in het daarvan door Ons opgemaakt en hier als ingelast te beschouwen proces-verbaal staat gerelateerd, hebbende de gemachtigde van gedaagde voor eis in reconventie gevorderd: dat het proces-verbaal van openbare verkoop zal worden vernietigd c.q. opgeschort;
Overwegende, dat ter terechtzitting van 8 augustus 2000 is gehoord notaris Mr.R.Ramautar, die heeft verklaard gelijk in het daarvan door Ons opgemaakt en hier als ingelast te beschouwen proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat ten dage voor uitlating zijdens partijen met betrekking tot de verklaring van de notaris bepaald, de gemachtigden van partijen hier als geinsereerd aan te merken schriftelijke conclusies hebben genomen;
Overwegende, dat de Kantonrechter bij vonnis in Kort Geding van 16 november 2000 op de daarin opgenomen gronden:
In conventie:
Gedaagde heeft veroordeeld binnen een maand na deze uitspraak het gebouw annex winkel aan [adres 1] te [plaats 1] te ontruimen en te verlaten en met medeneming van alle van zijnentwege zich daarin bevindende personen en goederen ter vrije en algehele beschikking van de eiser te stellen; met machtiging op de eiser om, indien gedaagde weigeren mocht te ontruimen, daartoe zelf over te gaan, desnoods met behulp van de Sterke Arm;
Dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard;
Gedaagde heeft verwezen in de kosten van dit proces, aan eisers zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Sf.119,98,– (Elfduizend negenhonderd acht en negentig);
Het meer of anders gevorderde heeft geweigerd;
In reconventie:
Het meer of anders gevorderde heeft geweigerd;
De eiser heeft verwezen in de kosten van dit proces, aan gedaagdes zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Sf.Nihil;
Overwegende, dat blijkens hogervermeld proces-verbaal [appellant] in hoger beroep is gekomen van voormeld eindvonnis in Kort Geding van 16 november 2000;
Overwegende, dat bij exploit van deurwaarder L.Tran van Can-Doesburg van 20 mei 2003 aan geïntimeerde aanzegging van het ingestelde hoger beroep is gedaan, terwijl uit de ten processe aanwezige stukken blijkt, dat de rechtsdag voor de behandeling der zaak in hoger beroep voor het Hof van Justitie aan partijen is aangezegd;
Overwegende, dat de advokaten van partijen te dienende dage de zaak bij pleidooi nader hebben toegelicht en verdedigd, hebbende de gemachtigden van partijen bij pleitnota en antwoord pleidooi produkties overgelegd, waarvan de inhoud alsmede die van de overgelegde produkties hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat het Hof aanvankelijk vonnis in de zaak had bepaald op 19 maart 2004, doch na enige malen te hebben aangehouden, nader heeft bepaald op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
In conventie en in reconventie:
[Appellant] heeft tijdig hoger beroep ingesteld, dit betekent dat hij in hoger beroep ontvankelijk is.
In conventie:
[Appellant] heeft in conventie drie (3) grieven tegen het beroepen vonnis ontwikkeld. Deze grieven zullen hieronder afzonderlijk aan een beoordeling onderworpen worden.
Grief 1:
Grief 1 bevat – kort gezegd – de klacht dat het proces-verbaal van de openbare verkoop van 20 februari 1997 vals is. [Appellant] voert aan dat het litigieus perceelland – na het mijnen en bieden – aan een stichting toegewezen is. [Geïntimeerde] betwist zulks.
Deze grief treft geen doel nu uit geen enkel bescheid blijkt dat het litigieus perceelland aan een stichting is toegewezen. Het had op de weg van [appellant] gelegen aan te geven aan welke stichting zulks geschied was en, zo nodig, deze stelling met een bescheid te staven, hetgeen [appellant] geheel nagelaten heeft. Overigens wordt deze grief voldoende weerlegd door de verklaring van [naam 1], waaruit blijkt dat hij als gevolmachtigde van [geïntimeerde] ter openbare veiling is opgetreden.
Grief 2:
De stelling die aan grief 2 ten grondslag ligt is dat het viseren van het proces-verbaal van de openbare verkoping binnen twee (2) weken na de veiling d.d. 20 februari 1997 had moeten geschieden, hetgeen in casu niet is geschied.
Ook deze grief heeft geen kans van slagen, nu immers deze stelling geen steun vindt in enige wettelijke bepaling, welke – dwingend en deswege op straffe van een sanctie – zou moeten bepalen binnen welke termijn het viseren van voormeld proces-verbaal zou moeten plaatsvinden.
Grief 3:
Grief 3 strekt ten betoge dat [geïntimeerde] geen belang meer heeft bij het handhaven van dit beroepen vonnis nu hij het litigieus perceelland op 03 juli 2003 doorverkocht heeft.
[Geintimeerde] heeft gemotiveerd gesteld – nog steeds – belang te hebben, nu een van de voorwaarden waaronder de koop is gesloten is dat het desbetreffende pand ontruimd dient te zijn.
Deze door [geïntimeerde] geponeerde stelling is door [geïntimeerde] niet gemotiveerd weersproken, zodat het ervoor gehouden moet worden dat hij, [geïntimeerde], wel degelijk belang heeft bij de ontruiming.
Derhalve moet deze grief het lot van de andere grieven delen.
In reconventie:
Grief 1 ( in de pleitnota aangeduid met grief 4)
Grief 1 behelst de klacht dat de Kantonrechter ten onrechte de schorsing van het proces-verbaal van de openbare verkoping heeft geweigerd.
Echter heeft [appellant] in reconventie geen enkel nieuwe schorsingsgrond gesteld. Het betreft slechts een herhaling van hetgeen reeds in conventie in de vorm van grieven is gesteld. Derhalve treft deze grief evenmin doel.
In conventie en in reconventie
Nu de aangevoerde grieven geen doel treffen, terwijl het Hof ambtshalve geen bedenkingen heeft tegen het beroepen vonnis, komt dit vonnis a quo voor bevestiging in aanmerking.
[Appellant] moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten gevallen in hoger beroep dragen.
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP IN KORT GEDING:
In conventie en in reconventie:
Bevestigt het vonnis van de Kantonrechter in Kort Geding in het Eerste Kanton d.d. 16 november 2000.
Veroordeelt appellant in de kosten aan de zijde van geïntimeerde gevallen in hoger beroep begroot op SRD 150,–;
Met inbegrip van het door het Hof aan de advocaat van geïntimeerde voor het door hem gehouden pleidooi toegekende salaris van SRD 150,–;
Bepalende het Hof het salaris van de advocaat van appellant eveneens op SRD 150,–;
Aldus gewezen door: Mr.K. PULTOO, Fungerend – President,
Mr.D.D. SEWRATAN en Mr.H.E. STRUIKEN, Leden en door de Fungerend – President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 6 juli 2007 in tegenwoordigheid van Mr.G.A. Kisoensingh-JangbahadoerSingh, Fungerend-Griffier.
w.g.G.A.Kisoensingh-Jangbahadoersingh w.g.K.Pultoo
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advokaat Mr.C.P.Baal namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.F.F.P.Truideman en geïntimeerde vertegenwoordigd door advokaat Mr.B.Lowe namens zijn gemachtigde, advokaat Mr.Ch.Bhagwandien, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
M.H.