- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-606
- Uitspraakdatum 01 juni 2007
- Publicatiedatum 21 juni 2023
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Het Hof van Justitie heeft overwogen dat verzoeker niet verplicht was om gebruik te maken van artikel 46 van het Politiehandvest, waarin de mogelijkheid tot administratief beroep en de procedure daarvan, staat voorgeschreven. Desondanks is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn vordering, vermits hij de appeltermijn ruimschoots heeft overschreden.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
A-606
[Verzoeker], wonende te [plaats] aan [adres], ten deze domicilie kiezende te Paramaribo aan de Henck Arronstraat no.63 boven ten kantore van mr. S. Marica, voor wie als gemachtigde optreedt, mr. S. Marica, advocaat,
verzoeker,
t e g e n
DE STAAT SURINAME, rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname zetelende te diens Parkette aan de Henck Arronstraat (voorheen Gravenstraat) no.3 te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt, mr. H.A.M. Essed, advocaat,
verweerder,
De President spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
(Betalend) Het Hof van Justitie van Suriname;
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat [verzoeker] zich bij verzoekschrift tot het Hof heeft gewend, daarbij stellende:
- Verzoeker wenst de hierna volgende vordering in te stellen tegen de STAAT SURINAME, rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal, zetelende te diens Parkette aan de Henck Arronstraat no.3, verweerder;
- Verzoeker is Agent van Politie 1e klasse, in dienst van de verweerder, die blijkens de hierbij overgelegde beschikking d.d. 4 maart 2005, justitie [nummer 1], welke beschikking door hem werd ontvangen op 28 maart 2005, ontslagen uit dienst van verweerder. Verzocht wordt de hierbij overgelegde beschikking als hier letterlijk herhaald en geïnsereerd te willen beschouwen.
- Vorenvermelde beschikking wordt door de verzoeker geacht te zijn een besluit van de verweerder, welk besluit door de verzoeker wordt aangemerkt als te zijn onrechtmatig jegens hem en wel om de hierna volgende redenen:
- Ten onrechte wordt gesteld dat het gedrag van verzoeker onachtzaam en onverantwoordelijk is geweest. Verzoeker heeft nooit tegen enig ambtsinstrukties gehandeld en heeft op die dag de juiste instrukties gegeven aan zijn mindere.
- De wachtpost is wel bemand geworden in opdracht van verzoeker en verzoeker is niet in slaap gevallen, althans heeft hij nooit geslapen.
- De bedoelde beschikking is in strijd met het beginsel van rechtszekerheid, het evenredigheidsbeginsel en dat de Minister bij het geven van de beschikking geen rekening heeft gehouden met de morele, financiële en huiselijke omstandigheden van verzoeker en het tijdsverloop vanaf de gepleegde feiten.
- De Minister van Justitie en Politie langer dan twee jaren heeft gewacht om te komen tot dit besluit zodat er geen sprake is van een redelijk termijn, althans noodzakelijk geacht termijn.
- De hiervoren aangehaalde redenen geven aan dat de opgelegde straf van zeer ingrijpende aard is.
- Verzoeker is van oordeel dat op grond van hetgeen hiervoren in sub 3 aangehaald het besluit van de verweerder geen stand kan houden en mitsdien moet worden opgeheven;
Overwegende, dat verzoeker op deze gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- zal worden opgeheven het ontslag van de verweerder zoals omschreven in sub 2 van het inleidend rekest.
- Verweerder zal worden gelast verzoeker weer toe te laten tot zijn werkkring en hem in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden te verrichten alsmede hem zijn salaris door te betalen.
- Verweerder zal worden gelast de veroordeling te geheugen en te gedogen, Kosten rechtens;
Overwegende, dat van de Staat Suriname binnen de wettelijke gestelde termijn een verweerschrift ter Griffie is binnengekomen, waarin het navolgende als verweer wordt aangevoerd;
- Verweerder ontkent en betwist al hetgeen verzoeker heeft gesteld
in zijn verzoekschrift, voorzover zij deze niet gaaf en onvoorwaardelijk heeft erkend, onder aanbod van bewijs van al haar stellingen door alle middelen rechtens, zonder onverplicht bewijslast op zich te nemen.
- 2. De feiten:
– Verzoeker is sedert 16 november 1992 in dienst geweest van verweerder;
– Verzoeker is bij beschikking d.d. 17 december 2002 buiten functie gesteld (productie no.1);
– Bij beschikking d.d. 15 januari 2003 is de buitenfunctiestelling van verzoeker verlengd en is verzoeker geschorst in zijn ambt (productie no. 2);
– Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om zich te verweren (productie no.3);
– Verzoeker heeft zowel mondeling als schriftelijk verweer gevoerd (productie no. 4);
– Verzoeker is bij beschikking d.d. 4 maart 2005 ontslagen;
– Verzoeker heeft geen administratief beroep ingesteld tegen de
aan hem opgelegde tuchtstraf c.q. het ontslag.
Geen administratief beroep
- Verzoeker heeft zich gewend tot de Ambtenarenrechter. Krachtens
artikel 46 van het Politiehandvest had verzoeker de mogelijkheid administratief beroep in te stellen tegen de beslissing van de Minister van Justitie en Politie. Dit beroep kon verzoeker binnen 7 dagen nadat hij kennis had genomen van de aan hem opgelegde tuchtstraf instellen bij de President van de Republiek Suriname. Echter heeft verzoeker geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. Verzoeker diende eerst gebruik te maken van de mogelijkheden die de Wet hem biedt.
Alleen om die reden al dient verzoeker niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering althans dient zijn verzoek te worden afgewezen.
De vordering
- Voor zover het Hof verzoeker wel ontvankelijk acht – qoud non – ontkent en betwist verweerder dat het aan verzoeker bij beschikking d.d. 4 maart 2005, Justitie [nummer 1] verleend ontslag onrechtmatig is verleend.
- Verweerder ontkent en betwist het gestelde door verzoeker in het 3de sustenu van zijn verzoekschrift. Verzoeker heeft op 15 december 2002 tijdens zijn nachtdienst op post geslapen als gevolg waarvan inbrekers kans zagen om in te breken in de woning van de Minister van Justitie en Politie en goederen hebben meegenomen. Uit het verweer van verzoeker (productie no.4) blijkt voldoende dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan het verweten plichtsverzuim. Immers verzoeker heeft dit ook erkend. Dit plichtsverzuim van verzoeker staat dan ook in rechte vast.
- Verweerder ontkent en betwist dat het besluit van haar in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
Verzoeker stelt het voorgaande bloot zonder enige motivering of argumentering, zodat verweerder zich daarop niet gericht kan verweren.
Verweerder vermag niet in te zien waarom bedoeld besluit als zodanig in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel of het evenredigheidsbeginsel.
- Verweerder vermag eveneens niet in te zien dat bij de gewraakte beslissing geen rekening is gehouden met morele, financiele en huiselijke omstandigheden. Noch los van het feit dat verweerder als zodanig met die omstandigheden geen rekening hoeft te houden, heeft verweerder dat onverplicht toch gedaan, getuige het feit dat verweerder ten tijde van verzoeker’s schorsing geen inhoudingen heeft gepleegd op zijn inkomsten. Verweerder heeft dit ook uitdrukkelijk gemotiveerd door in het schorsingsbesluit op te nemen dat er geen inhoudingen zullen plaatsvinden “vermits” verzoeker “hoofd is van een wettig gezin”.
- Verweerder ontkent en betwist dat bij het nemen van de beslissing geen redelijke termijn in acht is genomen. Verzoeker is eerst buitenfunctie gesteld, daarna geschorst. Daarna heeft verzoeker zich kunnen verweren en heeft verder een intern onderzoek plaatsgevonden. Ten slotte is een definitieve beslissing genomen. Verzoeker heeft van de duur van de uiteindelijke beslissing geen nadeel ondervonden omdat verzoeker steeds zijn volledig salaris heeft ontvangen.
- In verhouding tot het gepleegde verzuim acht verweerder de opgelegde tuchtstraf niet onevenredig. Het bewaken van de woning van een bewindsman is een zeer verantwoordelijke taak, waarbij de gevolgen van verzuim niet zijn te overzien, zoals in casu het geval is. De ernst van het plichtsverzuim rechtvaardigt dan ook geheel de genomen beslissing. Verweerder acht de beslissing geheel in overeenstemming met de beginselen van het behoorlijk bestuur. Verweerder acht dan ook geen gronden aanwezig zijn om vermeld besluit op te heffen.
- Het Hof wordt verzocht de hierbij overgelegde productie no.’s 1 t/m 4 hier als ingelast en woordelijk herhaald te willen beschouwen;
Overwegende, dat verweerder op deze gronden heeft geconcludeerd:
dat verzoeker niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, althans dat zijn vordering zal worden afgewezen als te zijn ongegrond en onbewezen.
Overwegende, dat ingevolge s’ Hoven beschikking van 30 juni 2006 ten dage voor verhoor van partijen bepaald, in Raadkamer zijn
verschenen, verzoeker in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde,
advocaat mr. S. Marica, advocaten mr. S. Bikharie en mr. M. Sheombar namens advocaat mr. H.A.M. Essed, gemachtigde van de Staat Suriname en Hoofd-inspecteur van Politie, mr. R.E. Levens namens het Korps Politie Suriname, die hebben verklaard gelijk in de daarvan opgemaakte – hier als ingelast te beschouwen – processen-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat de gemachtigde van partijen de zaak bij pleidooi
nader hebben toegelicht en verdedigd, waarna het Hof vonnis in de zaak heeft bepaald op heden.
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat het Hof het in onderdeel (1) van het petitum gevorderde op het daartoe door verzoeker gedaan verzoek bij de ter terechtzitting van 2 februari 2007 genomen Pleitnota te weten, dat dat gevorderde wordt gewijzigd in dier voege, dat gelezen wordt: Nietig te verklaren; althans te vernietigen het ontslag (lees: de beschikking de dato 4 maart 2005 [nummer 1] waarbij hem – verzoeker – de tuchtstraf van ontslag werd opgelegd, instede van: Op te heffen het ontslag van verweerder zoals omschreven in sub 2 van het verzoekschrift, zal inwilligen nu verweerder zich daartegen niet heeft verzet en verzoeker terzake akte verlenen;
Overwegende, dat verweerder zich vooreerst hierop beroepen heeft, dat verzoeker krachtens artikel 46 van het Politiehandvest de mogelijkheid had administratief beroep in te stellen tegen de beslissing van de Minister van Justitie en Politie; dat verzoeker dit beroep binnen 7 dagen nadat hij kennis had genomen van de aan hem opgelegde tuchtstraf had kunnen instellen bij de President van de Republiek Suriname; dat hij – verzoeker – geen gebruik gemaakt heeft van die mogelijkheid; dat hij – verzoeker – eerst gebruik diende te maken van de mogelijkheden die de Wet hem biedt; dat alleen daarom al – aldus verweerder – dient hij – verzoeker – niet ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering althans dient zijn verzoek te worden afgewezen;
Overwegende, dat, wat van voormeld verweer ook moge zijn, het vermag verweerder niet te baten nu verzoeker niet verplicht was gebruik te maken van het bepaalde in artikel 46 van het Politiehandvest;
Overwegende, dat, naar verzoeker gesteld heeft in het 2e “sustenu” van het verzoekschrift, hij – Agent van Politie 1ste klasse, in dienst van verweerder bij beschikking de dato 4 maart 2005, [nummer 1], door hem ontvangen op 28 maart 2005, uit Staatsdienst is ontslagen;
Overwegende, dat verzoeker in Raadkamer van het Hof van Justitie, in Ambtenarenzaken van vrijdag, 17 november 2006, alstoen in persoon verschenen heeft verklaard: “De ontslagbeschikking gedateerd 4 maart 2005, [nummer 1] heb ik op 28 maart 2005 ontvangen”;
Overwegende, dat, naar uit de aantekening van de griffier van het Hof blijkt, het verzoekschrift ter griffie van het Hof van Justitie ingekomen is op 27 mei 2005;
Overwegende, dat verzoeker naar aanleiding van het zojuist overwogene het verzoek om vernietiging van voormelde beschikking heeft ingediend op de zestigste dag na de ontvangst van de ontslagbeschikking, terwijl de wet, met name artikel 80 lid 3 sub b (Pw) 1 (één) maand, d.i. 30 dagen, toestaat;
Overwegende, dat het Hof, bespreking van de overige stellingen van partijen als niet langer relevant geheel in het midden latend, verzoeker dan ook niet ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, hebbende verzoeker immers de appeltermijn verre overschreden;
RECHTDOENDE IN AMBTENARENZAKEN:
Staat het gedaan verzoek om wijziging van onderdeel 1 van het petitum toe in die zin dat daar wordt gelezen: Verklaart nietig de beschikking van de Minister van Justitie en Politie de dato 4 maart 2005 [nummer 1];
En voorts:
Verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn vordering;
Aldus gewezen door de heren: mr. J.R. von Niesewand, President, mr. D.D. Sewratan en mr. H.E. Struiken, Leden en door de President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag, 1 juni 2007, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kisoensingh-Jangbahadoersingh, Fungerend-Griffier.
w.g. G.A. Kisoensingh-Jangbahadoersingh w.g. J.R. von Niesewand
Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advocaat mr. S. Marica en verweerder vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Sheombar namens zijn gemachtigde, advocaat mr. H.A.M. Essed, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
M.R.S.